Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 juli 2024, met bijlagen;
- het mondelinge antwoord, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Custodian Vesteda Fund I B.V. en een gedaagde huurder. De eiseres, Vesteda, heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 14.201,99. De gedaagde huurder, die sinds 1 november 2019 een woning huurt van Vesteda, heeft de huur sinds september 2023 niet betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de gedaagde geen bewijs heeft geleverd van een aanvraag voor gemeentelijke bijstand.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de huurachterstand te betalen en de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens is de gedaagde verplicht om een gebruiksvergoeding van € 1.014,- per maand te betalen tot de ontruiming. De kantonrechter heeft echter de vordering tot incassokosten en rente afgewezen, omdat deze gebaseerd was op een oneerlijk boetebeding in de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bepalingen in de overeenkomst niet in overeenstemming zijn met de wet, waardoor de eiseres geen aanspraak kan maken op deze kosten.
Daarnaast zijn de proceskosten voor rekening van de gedaagde gesteld, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De totale proceskosten zijn begroot op € 2.493,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen.