In deze zaak heeft Stichting Woonbron, eiseres, verzet ingesteld tegen een verstekvonnis van 30 mei 2023, waarin de huurovereenkomst met gedaagden werd ontbonden vanwege huurachterstand. De gedaagden, die een woning huren van Stichting Woonbron, hebben de huurachterstand niet betwist, maar zijn het niet eens met de ontbinding en ontruiming. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2024 was de gemachtigde van Stichting Woonbron, mr. F. Akkermans, aanwezig, evenals gedaagde 1 met zijn gemachtigde mr. J. Pearson.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het op tijd betalen van de huur een essentiële verplichting is voor de huurder. De gedaagden hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de ontbinding van de huurovereenkomst zouden kunnen rechtvaardigen, ondanks de opgelopen huurachterstand. Hierdoor heeft de kantonrechter het verzet van de gedaagden afgewezen en het verstekvonnis bekrachtigd.
De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagden, die in het ongelijk zijn gesteld. De kantonrechter heeft de kosten begroot op € 339,- aan salaris voor de gemachtigde van Stichting Woonbron. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.