ECLI:NL:RBROT:2024:11577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
10953075 CV EXPL 24-5573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor levering van stroom en gas in een horecaonderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecaonderneming en een leverancier van stroom en gas. De eiseres, gevestigd in Amsterdam, heeft de gedaagde, die zelf procedeert vanuit Rotterdam, aangeklaagd voor het niet betalen van openstaande facturen. De eiseres vorderde een totaalbedrag van € 18.190,12, inclusief rente en kosten, voor de levering van energie over een bepaalde periode. De gedaagde betwistte de hoogte van de facturen en stelde dat er te veel was gefactureerd in vergelijking met het werkelijke verbruik.

Tijdens de zitting op 16 augustus 2024 heeft de gedaagde zijn verweer gepresenteerd, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn betwisting van de vordering. De eiseres had haar vordering goed onderbouwd met facturen en specificaties, en de gedaagde had slechts enkele meterstanden overgelegd zonder verdere uitleg. Hierdoor oordeelde de kantonrechter dat de gedaagde de vordering onvoldoende gemotiveerd had betwist en dat hij de jaar- en eindafrekening alsnog moest betalen.

Daarnaast werden de incassokosten van € 956,- toegewezen, evenals de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn begroot op € 2.743,54. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis direct kan laten uitvoeren, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10953075 CV EXPL 24-5573
datum uitspraak: 22 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
vestigingsplaats: Amsterdam
eiseres,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen:
[gedaagde] ,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 februari 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte en eisvermindering van [eiseres] , met bijlagen;
  • de mail van [gedaagde] van 4 september 2024, met bijlagen;
1.2.
Op 16 augustus 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [persoon B] namens de gemachtigde van [eiseres] en [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft voor zijn horecaonderneming een overeenkomst gesloten met [eiseres] voor de levering van stroom en gas. [eiseres] heeft voor het verbruik bij [gedaagde] op 25 oktober 2022 als jaarrekening over de periode van 28 mei 2021 tot 28 mei 2022 € 12.413, 94 in rekening gebracht en op 17 januari 2023 als eindafrekening van 28 mei 2022 tot 23 september 2022 € 5.785,43. [gedaagde] heeft deze bedragen niet betaald, omdat hij vindt dat [eiseres] veel meer heeft gefactureerd dan is verbruikt. [eiseres] vordert nu een veroordeling tot betaling van € 18.190,12, met rente en kosten. [gedaagde] is het hiermee niet eens. De vordering wordt echter toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Verbruik
2.2.
[eiseres] heeft haar vordering onderbouwd met de facturen en de uitgebreide specificaties die daarbij horen. In een nadere akte heeft zij nog meer tekst en uitleg gegeven over de wijze waarop het verbruik van [gedaagde] is berekend. Ook [gedaagde] is naar aanleiding van het gesprek op de zitting in de gelegenheid gesteld duidelijk te maken, bij voorkeur met stukken, waarom hij vindt dat dat het in rekening gebrachte verbruik niet kan kloppen. Dat heeft hij echter onvoldoende gedaan. Door hem zijn twee meterstanden over juli en augustus 2022 zonder verdere uitleg overgelegd. De conclusie is daarom dat [gedaagde] de vordering van [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Dit had gelet op de toelichting en onderbouwing van die vordering wel van hem mogen worden verwacht. Dit betekent dat hij de jaar- en eindafrekening alsnog moet betalen.
Incassokosten en rente
2.3.
De incassokosten van € 956,- worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
De rente wordt ook toegewezen omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.4.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres] op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 1.409,- aan griffierecht, € 1.086,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 543,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 2.743,54. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 20.248,23 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 18.190,12 vanaf 14 februari 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden vastgesteld op € 2.743,54;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
62914