ECLI:NL:RBROT:2024:11576

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
11141128 CV EXPL 24-14325
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betaling vordering gemeente Lansingerland

In deze zaak heeft de gemeente Lansingerland een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens huurachterstand. [gedaagde] huurde van 1 juli 2012 tot en met 31 augustus 2023 kantoorruimte van de gemeente, maar heeft de overeenkomst opgezegd. De gemeente vordert betaling van een huurachterstand van € 93.000,27, inclusief rente en kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een huurachterstand en dat [gedaagde] geen recht heeft op vergoeding op basis van artikel 7:308 BW, aangezien de huurovereenkomst door [gedaagde] is opgezegd. De kantonrechter heeft de vordering van de gemeente toegewezen, inclusief de incassokosten van € 1.986,46 en de wettelijke handelsrente van € 2.642,85. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 3.312,82. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gemeente het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11141128 CV EXPL 24-14325
datum uitspraak: 15 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Gemeente Lansingerland,
vestigingsplaats: Bergschenhoek
eiseres,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen:
[gedaagde] ,
vestigingsplaats: Berkel en Rodenrijs,
gedaagde,
gemachtigde: [persoon B] .

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 27 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens gemeente Lansingerland aanwezig [persoon C] en [persoon D] met gemachtigde. Namens [gedaagde] was [persoon E] aanwezig met gemachtigde.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] huurde van 1 juli 2012 tot en met 31 augustus 2023 kantoorruimte van de gemeente Lansingerland. [gedaagde] exploiteerde hier een deelkantoor, waar ondernemers een kantoorruimte of werkplek konden huren. [gedaagde] heeft de overeenkomst opgezegd en momenteel staat er nog een huurachterstand open. De gemeente eist betaling van deze achterstand inclusief rente en kosten. Het gevorderde wordt toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de huurachterstand van € 93.000,27 betalen
2.2.
Het staat vast dat er sprake is van een huurachterstand. [gedaagde] wil die verrekenen met vergoedingen voor de vroegtijdige beëindiging van de huur, voor de overname van de onderhuurders of de inboedel. Zoals door de gemeente aangevoerd, biedt artikel 7:308 BW geen grondslag voor een vergoeding. De huurovereenkomst is namelijk opgezegd door de huurder en niet door de verhuurder. Een andere grondslag voor een vergoeding is er evenmin. In 2017 is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten op grond waarvan de roerende zaken met bouwkundige waarde al zijn overgenomen door de gemeente. Dat die overeenkomst een hele andere achtergrond had en er feitelijk niet is betaald voor de inboedel, maar om een geschil over iets anders af te kopen, zoals [gedaagde] stelt, blijkt nergens uit. Er is geen andere overeenkomst of wettelijke basis waardoor de gemeente nu moet betalen voor de inboedel of de onderhuurders die zijn gebleven. Hierdoor wordt de vordering toegewezen.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.3.
De incassokosten van € 1.986,46 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet wettelijke handelsrente betalen
2.4.
De wettelijke handelsrente wordt toegewezen, omdat de gemeente genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan de gemeente moet betalen de rente van € 2.642,85 die de gemeente heeft berekend tot en met 13 juni 2023.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.5.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van de gemeente op € 138,82 aan dagvaardingskosten, € 1409,- aan griffierecht, € 1630,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 815,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 3.312,82. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de gemeente dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de gemeente te betalen € 97.629,58, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 69.388,55 vanaf 13 juni 2023 en over een bedrag van € 23.611,72 vanaf 1 juli 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van de gemeente worden vastgesteld op € 3.312,82;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans en in het openbaar uitgesproken.
62914