ECLI:NL:RBROT:2024:11574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
11143487 CV EXPL 24-14451
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en toetsing van huurprijswijzigingsbedingen in een huurcontract

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiser] en de gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiser, vertegenwoordigd door Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso, vorderde betaling van een huurachterstand van € 1.029,88, die was ontstaan na beëindiging van de huurovereenkomst op 19 mei 2023. De gedaagden, die sinds februari 2022 een woning huurden, zijn niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurprijswijzigingsbepaling en een boetebeding in de huurovereenkomst getoetst aan de normen van oneerlijke bedingen zoals vastgelegd in Richtlijn 93/13. De rechter oordeelde dat de huurprijswijzigingsbepaling onredelijk bezwarend was, omdat deze de verhuurder het recht gaf om de huur met meer te verhogen dan redelijkerwijs te verwachten was op basis van de consumentenprijsindex. Hierdoor werd de bepaling vernietigd, wat betekende dat de huurprijswijzigingsbepaling geacht werd nooit te hebben bestaan. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen, maar de vorderingen tot betaling van incassokosten en rente afgewezen, omdat ook deze bepalingen als oneerlijk werden aangemerkt. De gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 760,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11143487 CV EXPL 24-14451
datum uitspraak: 11 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: Rotterdam,
eiser,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

Woonplaats: Rotterdam
2. [gedaagde 2] ,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagden,
die niet in de procedure zijn verschenen.
Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 mei 2024, met bijlagen;
  • de akte van [eiser] van 18 juli 2024.
1.2.
Tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is verstek verleend.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huurden sinds februari 2022 een woning van [eiser] . De huur bedroeg € 1.349,00 per maand inclusief servicekosten. De overeenkomst is op 19 mei 2023 beëindigd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben niet alles betaald. De achterstand bedraagt € 1.029,88, na aftrek van de borgsom. [eiser] eist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de achterstand met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten moeten betalen. De vorderingen worden toegewezen, behalve zoals hieronder toegelicht.
De kantonrechter moet ambtshalve toetsen
2.2.
[eiser] stelt dat er in deze zaak niet ambtshalve getoetst mag worden, omdat het artikel waarin de huurverhoging wordt geregeld een kernbeding is. Een bepaling die het mogelijk maakt om jaarlijks de huur te verhogen is echter geen kernbeding zoals bedoeld in Richtlijn 93/13. Aanpassing van de huurprijs heeft namelijk geen betrekking op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en slechts indirect op de toereikendheid van de prijs die de consument moet betalen. Bepalingen die het mogelijk maken om de prijs te wijzigen worden bovendien genoemd op de zogenaamde ‘blauwe’ lijst van bepalingen die onder omstandigheden worden vermoed oneerlijk te zijn. [1] Hieruit volgt dat niet bedoeld is om prijswijzigingsbepalingen van de richtlijn uit te zonderen. Hierdoor is de kantonrechter bevoegd om ambtshalve te toetsen.
De huurprijswijzigingsbepaling is onredelijk bezwarend
2.3.
Een huurprijswijzigingsbepaling is naar het oordeel van de kantonrechter oneerlijk als die bepaling de verhuurder het recht geeft om de huur met meer te laten stijgen dan op grond van een redelijke inschatting van de markt op dat moment was te verwachten. [2] De kantonrechter stelt vast dat de huurprijswijzigingsbepaling die partijen hebben afgesproken verder gaat dan dat. In het algemeen mag namelijk worden aangenomen dat een stijging gebaseerd op de consumentenprijsindex plus drie procentpunten gerechtvaardigd is, maar een verdere stijging niet. De door [eiser] in haar akte genoemde redenen rechtvaardigen naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de huur in dit geval met een hoger percentage mocht stijgen. De bepaling is daarom oneerlijk en onredelijk bezwarend.
Niet van belang is of uitvoering aan de bepaling is gegeven
2.4.
In beginsel is het niet van belang of de huur in de jaren na het aangaan van de overeenkomst daadwerkelijk is verhoogd overeenkomstig het maximaal afgesproken percentage. Als een huurprijswijzigingsbepaling oneerlijk is, dan heeft dat tot gevolg dat de rechter deze bepaling moet vernietigen. Vernietiging heeft weer tot gevolg dat de huurprijswijzigingsbepaling geacht wordt er nooit te zijn geweest. Omdat er in dit geval geen sprake is geweest van een huurverhoging, heeft dat geen invloed op het te betalen bedrag.
De huurachterstand bedraagt € 1.029,88
2.5.
Uit de stukken van [eiser] blijkt dat de achterstand € 1.029,88 bedraagt. Omdat hier niets tegen is ingebracht, worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeeld om dit bedrag aan [eiser] te betalen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.6.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In de overeenkomst van [eiser] staat hierover namelijk ook een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag [eiser] daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [3] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat gedaagde een boete moet betalen als gedaagde niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou gedaagde als hij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Eiseres wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet de proceskosten betalen
2.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser] op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 218,- aan griffierecht, € 270,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 760,39. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daar niet op hebben gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen € 1.029,88;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 760,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans en in het openbaar uitgesproken.
62914

Voetnoten

1.De bijlage bij Richtlijn 93/13 EG
2.Rechtbank Rotterdam 9 februari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:801
3.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)