Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 februari 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde huurder. De eiseres, Stichting Hef Wonen, heeft gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de woning. De gedaagde huurt sinds 30 augustus 2022 een woning, maar heeft deze niet als hoofdverblijf gebruikt, wat in strijd is met de huurovereenkomst. Daarnaast heeft de gedaagde een huurachterstand opgebouwd die op het moment van de dagvaarding € 2.315,05 bedroeg, en op het moment van de mondelinge behandeling was dit bedrag opgelopen tot € 2.687,05.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst door de woning niet als hoofdverblijf te gebruiken en de huur niet tijdig te betalen. De eiseres heeft voldoende bewijs geleverd dat de gedaagde niet in de woning verbleef, waaronder meldingen van de gemeente en huisbezoeken waar de gedaagde niet aanwezig was. De gedaagde heeft slechts een verbruiksoverzicht van gas en elektra overgelegd, wat onvoldoende bewijs opleverde voor haar claim dat zij in de woning woonde.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de tekortkomingen van de gedaagde. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.