ECLI:NL:RBROT:2024:11567

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/10/685422 / KG RK 24-1002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot inroepen huurbeding en beoordeling van taxatiewaarde in het kader van hypotheekrecht

In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 november 2024, wordt het verzoek van de COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. behandeld om het huurbeding in te roepen op basis van artikel 3:264 BW. De zaak betreft een geschil over de waarde van een woning in verhuurde staat versus de WOZ-waarde, en de vraag of de instandhouding van de huurovereenkomst voldoende opbrengst zal genereren voor de hypotheekhouder. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Rabobank op de hypotheekgever, de verweerder, ruim € 731.000,00 bedraagt. De taxateur heeft gerapporteerd dat de waarde van de woning in verhuurde staat € 700.000,00 is, terwijl deze in onverhuurde staat € 750.000,00 bedraagt. Dit leidt tot de conclusie dat de woning bij instandhouding van de huurovereenkomst niet voldoende zal opbrengen om Rabobank te voldoen. De voorzieningenrechter heeft de nieuwe taxatie, die is gebaseerd op een volledige opname van de woning, zwaarder laten wegen dan de eerdere taxatie en de WOZ-waarde. De voorzieningenrechter verleent Rabobank toestemming om het huurbeding in te roepen en stelt een ontruimingstermijn van twee maanden na betekening van de beschikking vast, zodat de huurders tijd hebben om tijdelijke woonruimte te vinden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/685422 / KG RK 24-1002
Beschikking van de voorzieningenrechter van 15 november 2024
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. W.L. Stolk te Rotterdam,
tegen
[verweerder] ,wonende te Gouda,
verweerder,
alsmede

1.[belanghebbende 1] ,

2.
[belanghebbende 2] ,advocaat mr. H.J. Molkenboer te Amsterdam,
3.
DE ONBEKENDE HUURDERS,
allen wonende aan de [adres] te ( [postcode] ) Barendrecht,
belanghebbenden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 8 oktober 2024
  • de akte van Rabobank, met bijlage;
  • de antwoordakte van de huurders.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In de tussenbeschikking heeft de voorzieningenrechter Rabobank gelegenheid gegeven zich bij akte uit te laten over de betekenis die in dit geval moet worden gehecht aan het beroep dat de huurders hebben gedaan op de WOZ-waarde van de woning. Rabobank heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en daarbij een nieuw taxatierapport overgelegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van dat taxatierapport aan Rabobank verlof moet worden verleend om het huurbeding in te roepen. De voorzieningenrechter licht dit oordeel als volgt toe.
2.2.
Op grond van artikel 3:264 lid 6 BW verleent de voorzieningenrechter verlof voor het inroepen van het huurbeding, tenzij ook met instandhouding van de huurovereenkomst kennelijk een voldoende opbrengst zal worden verkregen om de hypotheekhouder te voldoen.
2.3.
Niet ter discussie staat dat de vordering van Rabobank op de hypotheekgever ( [verweerder] ) ruim € 731.000,00 beloopt. De taxateur heeft gerapporteerd dat de waarde van de woning in geval van executieverkoop in verhuurde staat € 700.000,00 bedraagt, terwijl de waarde bij executieverkoop in onverhuurde staat € 750.000,00 is. Hieruit volgt dus in beginsel dat de woning met instandhouding van de huurovereenkomst niet voldoende zal opbrengen om Rabobank als hypotheekhouder te voldoen.
2.4.
Anders dan de in eerste instantie door Rabobank overgelegde taxatie, is het bij akte overgelegde taxatierapport gebaseerd op een volledige opname van de woning. In zoverre komt aan deze nieuwe taxatie meer gewicht toe dan aan die vorige taxatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat om deze reden aan deze taxatie ook meer gewicht toekomt dan aan de WOZ-waarde van de woning. De (nieuwe) taxatie is immers, anders dan de vaststelling van de WOZ-waarde, specifiek voor deze woning vastgesteld op basis van een opname ter plaatse. De taxatie is bovendien juist gemaakt met het oog op het bepalen van de waarde in geval van verkoop van de woning, waarbij onderscheid is gemaakt tussen verschillende modaliteiten van die verkoop. Ook dat is een relevant verschil ten opzichte van de WOZ-waarde. De door de huurders verschuldigde huur legt in dit verband geen gewicht in de schaal, al was het maar omdat potentiële kopers geen zekerheid hebben dat de huurovereenkomst blijft bestaan.
2.5.
Het voorgaande betekent dat niet kan worden aangenomen dat de woning bij verkoop in verhuurde staat voldoende zal opbrengen om Rabobank te voldoen. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat het op grond van artikel 3:264 lid 6 BW (“kennelijk”) voldoende duidelijk moet zijn dat de woning bij behoud van de huurovereenkomst voldoende zal opbrengen. Zelfs als de WOZ-waarde van de woning in combinatie van de door de huurders verschuldigde huur een aanwijzing zou zijn dat de door de taxateur vastgestelde waarde aan de zuinige kant zou zijn, dan nog is dat onvoldoende om te kunnen aannemen dat de woning in verhuurde staat kennelijk voldoende zal opbrengen.
2.6.
Het verlof wordt dus verleend.
2.7.
De termijn als bedoeld in artikel 3:264 lid 6 BW wordt gesteld op twee maanden na betekening van deze beschikking. Deze termijn geeft de huurders een redelijke tijd om te voorzien in tijdelijke andere woonruimte. Tegelijk is deze termijn voldoende kort om redelijkerwijs te kunnen aannemen dat de opbrengst van de woning niet negatief zal worden beïnvloed.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter,
3.1.
verleent toestemming aan Rabobank om het in het verzoekschrift bedoelde, in de hypotheekakte opgenomen huurbeding in te roepen tegen [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] en de onbekende huurders, wonende aan de [adres] te ( [postcode] ) Barendrecht;
3.2.
veroordeelt [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] en de onbekende huurders om de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) Barendrecht met al het hunne en de hunnen te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van verzoekster te stellen;
3.3.
stelt de termijn waarbinnen geen ontruiming mag plaatsvinden op 2 (twee) maanden na betekening van deze beschikking;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. Veling, voorzieningenrechter en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
1426/1980