In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 november 2024, wordt het verzoek van de COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. behandeld om het huurbeding in te roepen op basis van artikel 3:264 BW. De zaak betreft een geschil over de waarde van een woning in verhuurde staat versus de WOZ-waarde, en de vraag of de instandhouding van de huurovereenkomst voldoende opbrengst zal genereren voor de hypotheekhouder. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Rabobank op de hypotheekgever, de verweerder, ruim € 731.000,00 bedraagt. De taxateur heeft gerapporteerd dat de waarde van de woning in verhuurde staat € 700.000,00 is, terwijl deze in onverhuurde staat € 750.000,00 bedraagt. Dit leidt tot de conclusie dat de woning bij instandhouding van de huurovereenkomst niet voldoende zal opbrengen om Rabobank te voldoen. De voorzieningenrechter heeft de nieuwe taxatie, die is gebaseerd op een volledige opname van de woning, zwaarder laten wegen dan de eerdere taxatie en de WOZ-waarde. De voorzieningenrechter verleent Rabobank toestemming om het huurbeding in te roepen en stelt een ontruimingstermijn van twee maanden na betekening van de beschikking vast, zodat de huurders tijd hebben om tijdelijke woonruimte te vinden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.