ECLI:NL:RBROT:2024:11565

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/10/685422 / KG RK 24-1002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot inroepen huurbeding en beoordeling van de opbrengst van de huurovereenkomst

In deze zaak heeft de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A. een verzoek ingediend tot het inroepen van een huurbeding op een onroerende zaak in Barendrecht. De voorzieningenrechter heeft op 8 oktober 2024 een tussenbeschikking gegeven. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 4 september 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 oktober 2024. De huurders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. H.J. Molkenboer, hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de Rabobank. Zij stellen dat de woning in verhuurde staat voldoende opbrengst zal genereren om de hypotheekhouder te voldoen, gebaseerd op de WOZ-waarde en de door hen betaalde huursom. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de executiewaarde van de woning in verhuurde staat € 700.000 bedraagt, terwijl de vordering van de Rabobank op dat moment € 731.000 bedraagt. Dit wijst erop dat de opbrengst in verhuurde staat niet voldoende zal zijn om de vordering te dekken. De huurders hebben onbetwist gesteld dat de WOZ-waarde € 781.000 bedraagt, wat de voorzieningenrechter in overweging heeft genomen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de waarde van de woning in geval van gedwongen executieverkoop niet zonder meer gelijkgesteld kan worden aan de WOZ-waarde. De Rabobank krijgt de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over de taxatie, en de huurders moeten meewerken aan een taxatie van de woning. De beslissing over de schadevergoeding voor de huurders wordt aangehouden, en verdere beslissingen worden uitgesteld tot na de aktewisseling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/685422 / KG RK 24-1002
Beschikking van de voorzieningenrechter van 8 oktober 2024
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. W.L. Stolk te Rotterdam,
tegen
[verweerder] ,wonende te Gouda,
verweerder,
alsmede

1.[belanghebbende 1] ,

2.
[belanghebbende 2] ,advocaat mr. H.J. Molkenboer te Amsterdam,
3.
DE ONBEKENDE HUURDERS,
allen wonende aan de [adres] te ( [postcode] ) Barendrecht,
belanghebbenden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift d.d. 4 september 2024;
  • een brief met producties per mail ontvangen op 30 september 2024 van mr. Molkenboer;
  • de mondelinge behandeling d.d. 1 oktober 2024.
1.2.
Ter zitting zijn verschenen:
- mr. S.B.A. de Beer, namens verzoekster:
- de heer [belanghebbende 1] en mevrouw [belanghebbende 2] met hun advocaat mr. H.J. Molkenboer.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft de executie aangezegd van de aan haar bij notariële akte verstrekte hypotheek op de onroerende zaak [adres] te ( [postcode] ) Barendrecht. In de hypotheekakte is een huur- en ontruimingsbeding opgenomen. Ten tijde van het verlijden van de hypotheekakte was de onroerende zaak niet verhuurd, maar op dit moment moet aangenomen worden dat deze in elk geval is verhuurd aan [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] (hierna: de huurders). Het verzoekschrift strekt tot het inroepen van het huurbeding tegen deze en mogelijk nog andere huurders, omdat de executiewaarde van de onroerende zaak in onverhuurde staat hoger ligt dan in verhuurde staat.

3.Her verweer

3.1.
De huurders verzoeken primair tot afwijzing van het verzoek van verzoekster, omdat de woning in verhuurde staat kennelijk voldoende zal opbrengen om verzoekster te voldoen. Dit volgt uit de WOZ-waarde van de woning, met inachtneming van de door de huurders verschuldigde huursom en de door de belastingdienst gehanteerde leegwaarderatio (van in dit geval 100%).
3.2.
Subsidiair geldt dat aan de huurders in geval van vernietiging van de huurovereenkomst op grond van artikel 3:264 lid 7 BW een vergoeding toekomt ten bedrage van de schade die zij als gevolg van die vernietiging lijden. Bovendien geldt in dat geval dat de huurders een langere termijn behoren te krijgen om tot ontruiming over te gaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit geval staat vast dat in de hypotheekakte een huurbeding als bedoeld in artikel 3:264 lid 1 BW is opgenomen. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor het inroepen van het huurbeding is voldaan.
4.2.
Op grond van artikel 3:264 lid 6 BW verleent de voorzieningenrechter verlof voor het inroepen van het huurbeding, tenzij ook met instandhouding van de huurovereenkomst kennelijk een voldoende opbrengst zal worden verkregen om de hypotheekhouder te voldoen.
4.3.
Bij de stukken bevindt zich een taxatierapport van een makelaar. Uit dit rapport volgt dat de executiewaarde van de woning in verhuurde staat € 700.000,00 is. Vast staat dat de vordering van verzoekster op dit moment ruim € 731.000,00 (exclusief kosten) beloopt. Dit wijst erop dat in geval van executieverkoop in verhuurde staat de opbrengst niet voldoende zal zijn om de vordering van verzoekster te voldoen.
4.4.
De huurders hebben zich beroepen op de WOZ-waarde van de woning. Zij hebben onbetwist gesteld dat deze op € 781.000,00 ligt. Gelet op de huursom die de huurders jaarlijks betalen (€ 42.000,00) gaat de belastingdienst volgens de huurders uit van een leegwaarderatio van 100%, zodat de waarde van de woning in verhuurde staat daadwerkelijk op genoemd bedrag van € 781.000,00 ligt.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de waarde waarvan de belastingdienst uitgaat voor het bepalen van de door de eigenaar te betalen belasting (de WOZ-waarde met een correctie door middel van de leegwaarderatio) niet zonder meer en ook niet in beginsel kan worden gelijk gesteld aan de waarde van de woning in geval van een gedwongen executieverkoop. Een taxatierapport zoals door verzoekster overgelegd is daarentegen juist met het oog op een dergelijke verkoop opgesteld en daaraan komt om die reden in beginsel meer gewicht toe. In dit geval ligt dit toch in relevante mate anders. In de eerste plaats is van belang dat het verschil tussen de vordering van verzoekster en de WOZ-waarde zeer aanzienlijk is, namelijk € 50.000,00. Zelfs als in het kader van een executieverkoop niet kan worden verwacht dat de WOZ-waarde volledig zal worden gehaald, dan nog resteert een forse marge met de vordering van verzoekster. De huurders hebben bovendien onbetwist aangevoerd dat zij op jaarbasis een huur van € 42.000,00 betalen. De orde van grootte van dit bedrag kan in positieve zin bijdragen aan de prijs die potentiële kopers in geval van executieverkoop bereid zijn te bieden. Ten slotte is van belang dat het rapport van de makelaar slechts is gebaseerd op een geveltaxatie en in zoverre niet het resultaat is van een volledige waardering.
4.6.
De voorzieningenrechter zal verzoekster gelegenheid stellen zich hierover bij akte uit te laten. Desgewenst kan zij daarbij een nieuw taxatierapport overleggen. Van de huurders mag worden verwacht aan een taxatie mee te werken, dat wil zeggen dat zij een taxateur gelegenheid moeten geven om de woning ook aan de binnenzijde op te nemen. Op de akte van verzoekster mogen de huurders bij antwoordakte reageren.
4.7.
De huurders hebben subsidiair een beroep gedaan op vergoeding van hun schade die van vernietiging van de huurovereenkomst het gevolg is. Die kwestie staat echter los van het verzoek tot het inroepen van het huurbeding, zodat de voorzieningenrechter daarover geen beslissing zal nemen.
4.8.
In afwachting van de aktewisseling wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter,
5.1.
stelt verzoekster in de gelegenheid zich
binnen één week na hedenbij akte uit te laten als bedoeld in 4.6, waarna de huurders binnen één week nadien een antwoordakte kunnen nemen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. Veling, voorzieningenrechter en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.
1426/1980