In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die met elkaar gehuwd zijn in Damascus, Syrië. De vrouw heeft op 3 maart 2023 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, waarbij zij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft zich bij het oordeel van de rechtbank gerefereerd en verzocht om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank heeft eerst de rechtsgeldigheid van het huwelijk beoordeeld, aangezien de vrouw ten tijde van de huwelijksvoltrekking minderjarig was. De rechtbank concludeert dat het huwelijk, dat is bekrachtigd door een islamitische familierechtbank in Syrië, in Nederland als rechtsgeldig wordt erkend, omdat de vrouw inmiddels meerderjarig is bij de indiening van het verzoek tot echtscheiding.
Daarnaast heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind vastgesteld bij de vrouw, aangezien de man zich niet langer tegen dit verzoek verzet. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de week een weekend bij de man verblijft. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding zelf. De uitspraak kan binnen drie maanden na de datum van de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.