Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , eisers
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
De ingebrekestelling van 31 mei 2024 is ingediend ná het bestreden besluit van 28 mei 2024. Hoewel het besluit van 28 mei 2024 niet volledig is omdat hierin nog geen beslissing is genomen over de proceskosten in bezwaar, is hiermee de bezwaarfase wel ten einde gekomen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 24 mei 2024 (ECLI:NL:HR:2024:748). Uit deze uitspraak volgt dat het verzoek om een vergoeding van de proceskosten in bezwaar niet kan worden aangemerkt als een afzonderlijke aanvraag tot het nemen van een besluit omdat dit verzoek zodanig verweven is met de behandeling van en de beslissing op bezwaar.Van het niet tijdig nemen van een besluit is dan ook geen sprake. Uit voornoemd arrest van de Hoge Raad volgt ook dat in een situatie als onderhavige, waarbij in de beslissing op bezwaar niet over een vergoeding van de proceskosten is besloten, geen dwangsom wordt verbeurd. Het beroep van eisers wegens het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover dit ziet op het niet tijdig nemen een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gericht tegen de besluiten van 28 mei en 27 juni 2024 ongegrond.