In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd te benoemen. De ouders, [moeder] en [vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] op zich te nemen. De ouders hebben ieder hun eigen problematiek, waaronder psychische problemen bij de moeder en een gebrek aan inzicht en stabiliteit bij beide ouders. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de thuissituatie bij de ouders te onveilig is. De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het gezag van de ouders moet worden beëindigd, omdat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd over [voornaam minderjarige] en de ouders veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de voogd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.