ECLI:NL:RBROT:2024:11543

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
TUL: 10.216233.22 en 09.260838.18/ 10.147807.24 en 10.072870.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en diefstal met geweld tegen een prostituee in een hotel met eendaadse samenloop

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983, die beschuldigd werd van zware mishandeling en diefstal met geweld tegen een prostituee in een hotel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 26 april 2024 in Rotterdam de telefoons van het slachtoffer heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd ook veroordeeld voor een eerdere diefstal. De rechtbank verwierp het alternatieve scenario van de verdediging, dat een derde partij het letsel had veroorzaakt, en concludeerde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de bewezen feiten. De rechtbank achtte de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar vanwege een antisociale persoonlijkheidsstoornis en het gebruik van middelen. De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.147807.24 en 10.072870.24
Parketnummers vorderingen TUL: 10.216233.22 en 09.260838.18
Datum uitspraak: 13 november 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. W. de Deugd, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.L. van Montfoort heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de op de dagvaarding met parketnummer 10.147807.24 onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring van het op de dagvaarding met parketnummer 10.072870.24 ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr);
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met parketnummers 10.216233.22 en 09.260838.18.

4.Waardering van het bewijs

4.1. 10.072870.24:
10.072870.24: Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder parketnummer 10.072870.24 ten laste gelegde diefstal is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Parketnummer 10.147807.24 (feiten ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] )
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer) beter aansluit bij de camerabeelden van het hotel en de andere bewijsmiddelen dan de verklaring van de verdachte en dat hij mede daarom uitgaat van die verklaring.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld. Uit de aangifte het slachtoffer blijkt dat de verdachte is gaan graaien in haar tas, dat zij weg wilde rennen en dat de verdachte haar toen heeft beetgepakt en geweld is gaan gebruiken. Daarmee is het geweld doelbewust ingezet om te kunnen vluchten en om zich het bezit van de weggenomen goederen te verzekeren. Daarnaast volgt uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte dat de verdachte een van de weggenomen telefoons wilde verkopen. Tevens is sprake van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Op foto’s van ongeveer drie maanden na het incident, is nog steeds zichtbaar letsel te zien in de vorm van ontsierende littekens in het aangezicht.
Ook de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag dient bewezen te worden verklaard. Het geweld heeft minutenlang geduurd en de verdachte heeft de keel van het slachtoffer dichtgeknepen, geprobeerd haar in de keel te steken en heeft haar geraakt op haar neus en oor. In de hals lopen vitale bloedvaten waarbij de kans aanwezig is dat deze worden geraakt als je met een scherp voorwerp in die richting gaat en het is een feit van algemene bekendheid dat een slagaderlijke bloeding een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. De verdachte heeft die kans ook bewust aanvaard. Hij heeft lange tijd fors geweld gebruikt en blijkens het letsel van het slachtoffer heeft hij in ieder geval twee keer uitgehaald in de richting van haar hals, aldus de officier van justitie.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft allereerst aangevoerd dat het dossier dat in eerste instantie was opgemaakt ruimte openliet voor een alternatief scenario, te weten dat de partner van het slachtoffer, de heer [persoon A] , het letsel bij haar heeft toegebracht. Om die reden is verzocht [persoon A] als getuige te horen. Dit verzoek is eerder door de rechtbank afgewezen op grond van verkeerde informatie met betrekking tot de tijdstippen van de melding bij de politie en de bijbehorende camerabeelden. Pas nadat de verdediging hier vraagtekens bij had gezet, zijn er begin oktober 2024 processen-verbaal aan het dossier toegevoegd waarin staat dat er een tijdsverschil van 5 minuten en 22 seconden is in de tijden van de camerabeelden ten opzichte van de werkelijke tijd. De verdediging kan zich gelet op deze gang van zaken niet aan de indruk onttrekken dat het scenario van het Openbaar Ministerie, dat de verdachte de dader is, kloppend gemaakt lijkt te zijn. Er wordt daarom verzocht de processen-verbaal van 11 oktober 2024 van het bewijs uit te sluiten. Temeer nu de notitie waarop deze processen-verbaal zouden zijn gebaseerd – ook na verzoek van de verdediging daartoe – niet in het dossier is opgenomen. Uitgaande van de niet gecorrigeerde tijden, was de verdachte op het moment van de melding niet meer in het hotel aanwezig en kon hij dan ook niet de veroorzaker van het alsdan te horen geweld zijn. Maar ook als wel wordt uitgegaan van de correctie in tijd, blijft er ruimte over voor het alternatieve scenario en bestaan hiervoor aanwijzingen in het dossier.
Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt van het handelen door de verdachte, wordt betoogd dat er geen sprake is van een poging tot doodslag. Uit het dossier wordt niet voldoende duidelijk dat de verdachte gepoogd heeft het slachtoffer in (de richting van) haar keel te steken. Verder is ook niet duidelijk met welk voorwerp de scherpe wondranden zijn veroorzaakt. In de hotelkamer is een schaar gevonden met het DNA van de verdachte daarop, maar dat DNA is daarop gekomen omdat de verdachte de spullen van het slachtoffer doorzocht heeft. Daarnaast vertoont de schaar op een foto in het dossier geen bloedsporen en heeft deze een stomp uiteinde. Er is dan ook niet voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de poging doodslag. Dat geldt ook voor de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. Voor wat betreft de oorzaak van de snijverwondingen geldt hetzelfde als aangevoerd bij het primair ten laste gelegde. Daarnaast ontbreekt informatie dat van zwaar lichamelijk letsel sprake is gelet op de FARR verklaring. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde wordt verwezen naar hetgeen ten aanzien van het primaire en subsidiaire feit is aangevoerd en voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld van de parfumflessen wordt verzocht de verdachte partieel vrij te spreken. Verder geldt dat de verdachte geweld heeft gebruikt, maar dat dit niet met het oogmerk was om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad zijn vlucht mogelijk te maken. Hij heeft enkel een klap gegeven in het gezicht en ook hier geldt dat geen sprake is van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.2.3.
Bewijswaardering
Verweer bewijsuitsluiting
Verwarring is ontstaan over de genoemde tijdstippen in het procesdossier. Naar het oordeel van de rechtbank is die verwarring voldoende hersteld in de aanvullende processen-verbaal van oktober 2024. Uit deze processen-verbaal blijkt dat er op de pleegdatum reeds een notitie in het systeem is gemaakt van het aanwezige tijdsverschil van 5 minuten en 22 seconden op de camerabeelden. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat deze op ambtseed opgemaakte processen-verbaal onjuiste informatie bevatten. Het enkele feit dat deze pas later en mogelijk na vragen van de verdediging zijn opgemaakt, is daartoe onvoldoende. Ook het ontbreken van de onderliggende notitie in het dossier leidt niet tot een ander oordeel, nu deze notitie wel in het systeem is geregistreerd. De rechtbank zal deze processen-verbaal dan ook niet uitsluiten van het bewijs. Het vergaande verweer van de verdediging dat naar haar indruk gepoogd is het scenario van het Openbaar Ministerie ‘kloppend te maken’ slaagt dan ook niet.
Beoordeling alternatief scenario en verklaring verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de vroege ochtend van 26 april 2024 naar een hotel is gegaan waar het slachtoffer aanwezig was voor een (betaalde) seksafspraak. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte haar het ten laste gelegde letsel heeft toegebracht. De verdachte heeft daartegenover verklaard dat hij het slachtoffer enkel een klap heeft gegeven waarna haar neus bloedde en op enig moment weer is vertrokken. De verdediging stelt als alternatief scenario dat in de periode tussen het vertrek van de verdachte uit het hotel en de aankomst van de verbalisanten een derde, bijvoorbeeld [persoon A] , het letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht.
Met betrekking tot dit alternatief scenario overweegt de rechtbank als volgt.
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte het hotel om ongeveer 05:59:47 uur [1] verlaat. Eerder, omstreeks 05:58:47 wordt melding gemaakt door een vrouw die in de kamer naast het slachtoffer aanwezig was (hierna: meldster) dat er al ongeveer vijf à tien minuten gegil te horen is in de kamer ernaast. Op de achtergrond hoort de verbalisant tijdens dit telefoongesprek om ongeveer 05:59:36 uur ook gegil van een vrouw. Hieruit volgt dat de verdachte, op het moment dat de melding wordt gemaakt, er volgens de melding gegil te horen was en de verbalisant gegil hoort, nog in het hotel aanwezig was. De verdachte heeft ook verklaard dat het slachtoffer gilde nadat hij haar een klap had gegeven.
Voorts volgt uit de camerabeelden dat het slachtoffer heel kort (nog geen twee minuten later) nadat de verdachte uit het hotel vertrekt, namelijk om 06:01:02 uur, met een bebloed gezicht naar de voordeur loopt. In de tijd tussen het moment dat de verdachte vertrekt en het moment dat het slachtoffer naar de deur loopt, wordt geen ander persoon gezien op de beelden. Daarnaast blijkt uit de derde melding om 06:07:46 uur dat meldster het slachtoffer inmiddels heeft gesproken en zijn de verbalisanten om 06:10 uur ter plaatse. Tussen het moment dat het slachtoffer naar de voordeur loopt en de verbalisanten ter plaatse zijn, zitten ongeveer negen minuten, in welke periode de meldster het slachtoffer heeft gesproken. Deze meldster heeft in haar verklaringen bovendien niets gezegd over de mishandeling door een andere man of gegil op een later moment. Hieruit volgt dat op basis van de tijden van de camerabeelden en de meldingen geen ruimte is voor het alternatieve scenario dat [persoon A] dan wel een ander degene is geweest die het letsel bij het slachtoffer heeft toegebracht. Op grond van het voorgaande wordt het alternatief scenario dan ook terzijde geschoven.
De rechtbank overweegt voorts dat zij de verklaring van de verdachte dat het slachtoffer
€ 850,= van hem had gestolen, dat daardoor een handgemeen is ontstaan en hij de kamer overhoop heeft gehaald, maar hij vervolgens wel zonder dit geld kennelijk in haast is vertrokken, niet aannemelijk acht. Dit geldt temeer nu de verdachte ook op een later moment geen aangifte heeft gedaan van deze diefstal, terwijl de verklaring van de aangeefster dat twee telefoons van haar zijn gestolen juist steun vindt in de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer – mede gelet op hetgeen hiervoor over de tijdsvolgorde van de gebeurtenissen op de camerabeelden in combinatie met de meldingen is overwogen met betrekking tot het alternatief scenario – wel geloofwaardig en gaat uit van die verklaring.
Toegebracht letsel
De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft geslagen tegen haar gezicht. Dit wordt ondersteund door de waargenomen bult op het hoofd van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank het slachtoffer met een schaar bij haar neus, op haar oorschelp en dieper in de gehoorgang geraakt, nu op die plekken sprake is van letsel met scherpe wondranden. Echter, gelet op de foto’s in het dossier en de verklaring van de FARR arts, gaat de rechtbank er vanuit dat het missende stuk van de oorlel van het slachtoffer niet door het handelen van de verdachte is ontstaan, maar dat dit al bij het slachtoffer aanwezig was vóór het feit. Zo spreekt de FARR arts over huiddefecten bij de oorschelp en de gehoorgang, maar niet over de oor
lelen is op de foto’s in het dossier geen bloeding van de oorlel zelf te zien. Daarnaast heeft de FARR arts geen duidelijke afwijkingen in de halsregio kunnen vaststellen. Om die reden is er ook onvoldoende bewijs aanwezig om het vastpakken van en knijpen in de keel te kunnen aannemen.
De rechtbank dient te beoordelen hoe de handelingen van de verdachte juridisch gekwalificeerd kunnen worden.
Feit 2 primair: poging tot doodslag
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende naar voren gekomen dat de verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om het slachtoffer van het leven te beroven. Hoewel op basis van de bewijsmiddelen bewezen kan worden dat de verdachte het slachtoffer meermalen in haar gezicht heeft geraakt met een nagelschaar en haar letsel aan het hoofd heeft toegebracht, bevat het dossier gezien de aard en de plaats van het letsel, onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat door dat handelen naar algemene ervaringsregels de kans op de dood van het slachtoffer bestond en dat het handelen van de verdachte daarop gericht was. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegd poging tot doodslag.
Feit 2 subsidiair: zware mishandeling
Bij de beoordeling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel dient te worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert.
Het slachtoffer is onder meer in haar gezicht gestoken wat door middel van huidlijn/een hechtpleister werd behandeld en waardoor bij haar in het gelaat, te weten naast de neus, een litteken is ontstaan. Dit litteken is ook zichtbaar op toegestuurde foto’s van enkele maanden na het feit en er is kans op een blijvend litteken. De rechtbank is van oordeel dat voornoemd (mogelijk blijvend en ontsierend) litteken in het gezicht dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal dan ook worden veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling.
Feit 1: diefstal met geweld
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de telefoons van het slachtoffer heeft gestolen en daartoe de hiervoor bewezen geweldhandelingen onder het kopje ‘toegebracht letsel’ heeft verricht waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan bij het slachtoffer. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de diefstal van de parfumflessen nu het dossier daar onvoldoende steun voor biedt.
4.2.4. 10.147807.24:
10.147807.24: Conclusie
De onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake van eendaadse samenloop.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10.147807.24 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10.072870.24 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10.147807.24
1
hij op 26 april 2024 te Rotterdam, telefoons die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld met geweld tegen die [slachtoffer]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door een of meerdere keren
- met een schaar
bij/naasthaar neus en in haar oor te steken en
- tegen haar hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- knietjes tegen haar hoofd te geven
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten snijverwondingen resulterend in een ontsierend litteken op de neus ten gevolge heeft;
2
subsidiair
hij op 26 april 2024 te Rotterdam
aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten snijverwondingen resulterend in een ontsierend litteken op de neus, heeft toegebracht door meerdere keren met een scherp of puntig voorwerp
bij/naasthaar neus en in haar oor te steken;
10.072870.24
hij op 10 december 2023 te Rotterdam,
een telefoon en een briefje van twintig euro die aan Golden Port Hotel B.V., toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10.147807.24
de eendaadse samenloop van:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;

2.zware mishandeling;

10.072870.24
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en zware mishandeling, beide gepleegd tegen [slachtoffer] . Hierdoor is voor het slachtoffer een beangstigende situatie ontstaan in haar hotelkamer. Als gevolg van het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel in de vorm van een ontsierend litteken naast haar neus opgelopen. Door zich op deze manier te gedragen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van dit kwetsbare slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte de telefoons van het slachtoffer weggenomen waardoor zij niet om hulp kon bellen. Verder heeft de verdachte enkele maanden eerder ook een diefstal gepleegd van een telefoon en een briefje van 20 euro uit een hotel, alleen omdat hij gefrustreerd was. Hieruit volgt dat de verdachte geen respect heeft voor de eigendommen van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [persoon B] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
22 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer in:
De ten laste gelegde feiten kunnen worden beschouwd als deels voortgekomen uit beperkingen veroorzaakt door een antisociale persoonlijkheidsstoornis en voor een aanzienlijk deel aan versterking en verscherping van die beperkingen door ontremming en opwinding veroorzaakt door het gebruik van cocaïne en alcohol. Er wordt geadviseerd hem de ten laste gelegde feiten in een licht verminderde mate toe te rekenen. Het risico op recidive kan als hoog worden ingeschat. Enige bescherming kan uitgaan van de gemiddelde intelligentie, de hechte familiebanden en de motivatie voor werk. Daarbij geldt echter dat de verdachte dakloos is en buiten zijn naaste familie weinig andere sociale contacten heeft dan met gebruikers. Gezien deze factoren en condities is behandeling van de stoornissen in het gebruik van middelen in een forensisch kader aangewezen, met ambulante nazorg en controle op abstinentie van die middelen onder toezicht van de reclassering in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Overwogen kan worden om een langdurig toezicht op abstinentie van middelen te verruimen door een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel.
Psycholoog [persoon C] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
24 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer in:
Bij de verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis waardoor hij een neiging heeft tot impulsiviteit, sprake is van een tekortschietende frustratietolerantie en hij sneller geneigd is tot het opzoeken van risicovolle situaties en het vertonen van regel overtredend gedrag. Deze problemen worden versterkt door aanwezige stoornissen in het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne. Bovendien was hij ten tijde van de ten laste gelegde feiten onder invloed van alcohol en cocaïne. De verdachte is zich over het algemeen bewust van de effecten van die middelen op zijn gedrag. Er is echter sprake van verslavingsproblematiek en het gebruik van middelen is al langere tijd onderdeel van zijn copingstijl. Bij het toenemen van problemen, neemt ook het middelengebruik toe. Gelet op het voorgaande zijn er voldoende aanwijzingen dat de stoornissen invloed hadden op de keuzes die de verdachte maakte voorafgaand en ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Ook beïnvloedden de stoornissen de mate waarin de verdachte in staat was eigen gedrag voldoende te plannen, reguleren en stoppen en de gevolgen van zijn gedrag te kunnen overzien. Er wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Het is van belang dat de verdachte binnen een gestructureerde en stabiele omgeving kan werken aan het behoud van abstinentie van middelen en terugvalpreventie. Daarnaast is behandeling gericht op de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek geïndiceerd. De behandeling kan worden ondersteund door het uitvoeren van urinecontroles en het voorschrijven van medicatie indien geïndiceerd. De behandeling wordt idealiter klinisch opgestart in een forensische verslavingskliniek, waarna doorstroom zou kunnen plaatsvinden naar een forensisch psychiatrische afdeling of ambulante forensische zorg in combinatie met een geschikte woonvorm. Daarnaast is het van belang dat de behandelvoortgang en de aanwezige risicogebieden aanvullend worden gemonitord door de reclassering. De verwachting is dat een dergelijk behandeltraject zeker twee jaar in beslag zal nemen en dat ook daarna langer laagdrempelige externe begeleiding en monitoring noodzakelijk zullen blijven om te voorkomen dat het risico op recidive opnieuw toeneemt. Geadviseerd wordt de behandeling te laten vormgeven in het kader van bijzondere voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
7 augustus 2024. Dit rapport houdt onder meer in:
Ten tijde van het delict was sprake van dakloosheid en verslavingsproblematiek. Met name dat laatste lijkt een rol te hebben gespeeld bij het delictgedrag en bij eerdere delicten. De reclassering acht de steun vanuit de familie positief. Daarnaast lijkt de verdachte oprecht intrinsiek gemotiveerd tot gedragsverandering. Hij geeft aan een klinische opname nodig te hebben om zijn (verslavings)problematiek aan te pakken. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname in een zorgopstelling en het meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken kan de rechtbank zich vinden in die conclusies dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte zich bewust is van het gebruik van middelen, wordt de verdachte in slechts licht verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De op te leggen straf is substantieel lager dan door de officier van justitie geëist nu de rechtbank de poging tot doodslag niet bewezen acht. De verdediging heeft bepleit om geen langere gevangenisstraf dan het voorarrest, dat al ruim een half jaar duurt, op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat dat onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
Nu de psychiater, psycholoog en de reclassering begeleiding en behandeling noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De verdachte zelf heeft aangegeven dat hij graag behandeld wil worden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte een maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. In plaats daarvan zal aan de bijzondere voorwaarden een proeftijd voor de duur van drie jaren worden verbonden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 23 december 2022 van de politierechter van deze rechtbank (parketnummer 10.216233.22) is de verdachte ter zake van belediging van een ambtenaar veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op de dag van het vonnis.
Bij vonnis van 14 september 2021 van de politierechter van de rechtbank Den Haag (parketnummer 09.260838.18) is de verdachte ter zake van mishandeling en verduistering veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 september 2021. Deze proeftijd is op 23 december 2022 verlengd met twee jaren.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan die vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van beide opgelegde voorwaardelijke straffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 302, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10.147807.24 onder feit 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10.147807.24 ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 subsidiair, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10.072870.24 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht: de veroordeelde meldt zich op afspraak bij reclassering Fivoor op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2.
Opname in een zorginstelling: de veroordeelde laat zich opnemen in een forensische verslavingskliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De veroordeelde is op 7 augustus 2024 door de reclassering aangemeld bij het loket Forensische Zorg (IFZO). De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan deze indicatiestelling en plaatsing;
3.
Meewerken aan middelencontrole: de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/cannabis en cocaïne om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 23 december 2022 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week (parketnummer 10.216233.22);
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 14 september 2021 van de politierechter van de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week (parketnummer 09.260838.18).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
10.147807.24
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Rotterdam, een of meerdere telefoons en/of een of meerdere flessen parfum, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een of meerdere keren
- met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van haar keel en/of hals te steken en/of
- met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp in haar neus en/of in haar oor te steken en/of
- haar bij haar keel te pakken en/of haar keel dicht te knijpen en/of op haar keel te drukken en/of
- tegen haar borst en/of hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- knietjes tegen haar hoofd te geven en/of
- haar hoofd te verdraaien,
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer diepe snijverwondingen (mogelijk) resulterend in een of meer ontsierend(e) litteken(s) op de neus en/of het oor, althans in het aangezicht, ten gevolge heeft;
2
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven, een of meerdere keren
- met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van haar keel en/of hals heeft gestoken en/of
- met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp in haar neus en/of in haar oor heeft gestoken en/of
- haar bij haar keel heeft gepakt en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of op haar keel heeft gedrukt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans,indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Rotterdam
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer diepe snwijverwondingen (mogelijk) resulterend in een of meer of meer ontsierend(e) litteken(s) op de neus en/of het oor, althans in het aangezicht, heeft toegebracht door een of meerdere keren met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp in haar neus en/of in haar oor te steken;
meer subsidiair althans,indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere keren
- met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van haar keel en/of hals heeft gestoken en/of
- met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp in haar neus en/of in haar oor heeft gestoken en/of
- haar bij haar keel heeft gepakt en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of op haar keel heeft gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10.072870.24
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 december 2023 te Rotterdam,
een telefoon en/of een (nep)briefje van twintig euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Golden Port Hotel B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.De rechtbank gaat in de overwegingen uit van de gecorrigeerde tijd, dus de tijd in het proces-verbaal onderzoek camerabeelden plus 5 minuten en 22 seconden.