4.2.1.Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer) beter aansluit bij de camerabeelden van het hotel en de andere bewijsmiddelen dan de verklaring van de verdachte en dat hij mede daarom uitgaat van die verklaring.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld. Uit de aangifte het slachtoffer blijkt dat de verdachte is gaan graaien in haar tas, dat zij weg wilde rennen en dat de verdachte haar toen heeft beetgepakt en geweld is gaan gebruiken. Daarmee is het geweld doelbewust ingezet om te kunnen vluchten en om zich het bezit van de weggenomen goederen te verzekeren. Daarnaast volgt uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte dat de verdachte een van de weggenomen telefoons wilde verkopen. Tevens is sprake van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Op foto’s van ongeveer drie maanden na het incident, is nog steeds zichtbaar letsel te zien in de vorm van ontsierende littekens in het aangezicht.
Ook de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag dient bewezen te worden verklaard. Het geweld heeft minutenlang geduurd en de verdachte heeft de keel van het slachtoffer dichtgeknepen, geprobeerd haar in de keel te steken en heeft haar geraakt op haar neus en oor. In de hals lopen vitale bloedvaten waarbij de kans aanwezig is dat deze worden geraakt als je met een scherp voorwerp in die richting gaat en het is een feit van algemene bekendheid dat een slagaderlijke bloeding een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. De verdachte heeft die kans ook bewust aanvaard. Hij heeft lange tijd fors geweld gebruikt en blijkens het letsel van het slachtoffer heeft hij in ieder geval twee keer uitgehaald in de richting van haar hals, aldus de officier van justitie.
4.2.2.Standpunt verdediging
De verdediging heeft allereerst aangevoerd dat het dossier dat in eerste instantie was opgemaakt ruimte openliet voor een alternatief scenario, te weten dat de partner van het slachtoffer, de heer [persoon A] , het letsel bij haar heeft toegebracht. Om die reden is verzocht [persoon A] als getuige te horen. Dit verzoek is eerder door de rechtbank afgewezen op grond van verkeerde informatie met betrekking tot de tijdstippen van de melding bij de politie en de bijbehorende camerabeelden. Pas nadat de verdediging hier vraagtekens bij had gezet, zijn er begin oktober 2024 processen-verbaal aan het dossier toegevoegd waarin staat dat er een tijdsverschil van 5 minuten en 22 seconden is in de tijden van de camerabeelden ten opzichte van de werkelijke tijd. De verdediging kan zich gelet op deze gang van zaken niet aan de indruk onttrekken dat het scenario van het Openbaar Ministerie, dat de verdachte de dader is, kloppend gemaakt lijkt te zijn. Er wordt daarom verzocht de processen-verbaal van 11 oktober 2024 van het bewijs uit te sluiten. Temeer nu de notitie waarop deze processen-verbaal zouden zijn gebaseerd – ook na verzoek van de verdediging daartoe – niet in het dossier is opgenomen. Uitgaande van de niet gecorrigeerde tijden, was de verdachte op het moment van de melding niet meer in het hotel aanwezig en kon hij dan ook niet de veroorzaker van het alsdan te horen geweld zijn. Maar ook als wel wordt uitgegaan van de correctie in tijd, blijft er ruimte over voor het alternatieve scenario en bestaan hiervoor aanwijzingen in het dossier.
Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt van het handelen door de verdachte, wordt betoogd dat er geen sprake is van een poging tot doodslag. Uit het dossier wordt niet voldoende duidelijk dat de verdachte gepoogd heeft het slachtoffer in (de richting van) haar keel te steken. Verder is ook niet duidelijk met welk voorwerp de scherpe wondranden zijn veroorzaakt. In de hotelkamer is een schaar gevonden met het DNA van de verdachte daarop, maar dat DNA is daarop gekomen omdat de verdachte de spullen van het slachtoffer doorzocht heeft. Daarnaast vertoont de schaar op een foto in het dossier geen bloedsporen en heeft deze een stomp uiteinde. Er is dan ook niet voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de poging doodslag. Dat geldt ook voor de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. Voor wat betreft de oorzaak van de snijverwondingen geldt hetzelfde als aangevoerd bij het primair ten laste gelegde. Daarnaast ontbreekt informatie dat van zwaar lichamelijk letsel sprake is gelet op de FARR verklaring. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde wordt verwezen naar hetgeen ten aanzien van het primaire en subsidiaire feit is aangevoerd en voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld van de parfumflessen wordt verzocht de verdachte partieel vrij te spreken. Verder geldt dat de verdachte geweld heeft gebruikt, maar dat dit niet met het oogmerk was om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad zijn vlucht mogelijk te maken. Hij heeft enkel een klap gegeven in het gezicht en ook hier geldt dat geen sprake is van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.2.3.Bewijswaardering
Verweer bewijsuitsluiting
Verwarring is ontstaan over de genoemde tijdstippen in het procesdossier. Naar het oordeel van de rechtbank is die verwarring voldoende hersteld in de aanvullende processen-verbaal van oktober 2024. Uit deze processen-verbaal blijkt dat er op de pleegdatum reeds een notitie in het systeem is gemaakt van het aanwezige tijdsverschil van 5 minuten en 22 seconden op de camerabeelden. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat deze op ambtseed opgemaakte processen-verbaal onjuiste informatie bevatten. Het enkele feit dat deze pas later en mogelijk na vragen van de verdediging zijn opgemaakt, is daartoe onvoldoende. Ook het ontbreken van de onderliggende notitie in het dossier leidt niet tot een ander oordeel, nu deze notitie wel in het systeem is geregistreerd. De rechtbank zal deze processen-verbaal dan ook niet uitsluiten van het bewijs. Het vergaande verweer van de verdediging dat naar haar indruk gepoogd is het scenario van het Openbaar Ministerie ‘kloppend te maken’ slaagt dan ook niet.
Beoordeling alternatief scenario en verklaring verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de vroege ochtend van 26 april 2024 naar een hotel is gegaan waar het slachtoffer aanwezig was voor een (betaalde) seksafspraak. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte haar het ten laste gelegde letsel heeft toegebracht. De verdachte heeft daartegenover verklaard dat hij het slachtoffer enkel een klap heeft gegeven waarna haar neus bloedde en op enig moment weer is vertrokken. De verdediging stelt als alternatief scenario dat in de periode tussen het vertrek van de verdachte uit het hotel en de aankomst van de verbalisanten een derde, bijvoorbeeld [persoon A] , het letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht.
Met betrekking tot dit alternatief scenario overweegt de rechtbank als volgt.
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte het hotel om ongeveer 05:59:47 uurverlaat. Eerder, omstreeks 05:58:47 wordt melding gemaakt door een vrouw die in de kamer naast het slachtoffer aanwezig was (hierna: meldster) dat er al ongeveer vijf à tien minuten gegil te horen is in de kamer ernaast. Op de achtergrond hoort de verbalisant tijdens dit telefoongesprek om ongeveer 05:59:36 uur ook gegil van een vrouw. Hieruit volgt dat de verdachte, op het moment dat de melding wordt gemaakt, er volgens de melding gegil te horen was en de verbalisant gegil hoort, nog in het hotel aanwezig was. De verdachte heeft ook verklaard dat het slachtoffer gilde nadat hij haar een klap had gegeven.
Voorts volgt uit de camerabeelden dat het slachtoffer heel kort (nog geen twee minuten later) nadat de verdachte uit het hotel vertrekt, namelijk om 06:01:02 uur, met een bebloed gezicht naar de voordeur loopt. In de tijd tussen het moment dat de verdachte vertrekt en het moment dat het slachtoffer naar de deur loopt, wordt geen ander persoon gezien op de beelden. Daarnaast blijkt uit de derde melding om 06:07:46 uur dat meldster het slachtoffer inmiddels heeft gesproken en zijn de verbalisanten om 06:10 uur ter plaatse. Tussen het moment dat het slachtoffer naar de voordeur loopt en de verbalisanten ter plaatse zijn, zitten ongeveer negen minuten, in welke periode de meldster het slachtoffer heeft gesproken. Deze meldster heeft in haar verklaringen bovendien niets gezegd over de mishandeling door een andere man of gegil op een later moment. Hieruit volgt dat op basis van de tijden van de camerabeelden en de meldingen geen ruimte is voor het alternatieve scenario dat [persoon A] dan wel een ander degene is geweest die het letsel bij het slachtoffer heeft toegebracht. Op grond van het voorgaande wordt het alternatief scenario dan ook terzijde geschoven.
De rechtbank overweegt voorts dat zij de verklaring van de verdachte dat het slachtoffer
€ 850,= van hem had gestolen, dat daardoor een handgemeen is ontstaan en hij de kamer overhoop heeft gehaald, maar hij vervolgens wel zonder dit geld kennelijk in haast is vertrokken, niet aannemelijk acht. Dit geldt temeer nu de verdachte ook op een later moment geen aangifte heeft gedaan van deze diefstal, terwijl de verklaring van de aangeefster dat twee telefoons van haar zijn gestolen juist steun vindt in de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer – mede gelet op hetgeen hiervoor over de tijdsvolgorde van de gebeurtenissen op de camerabeelden in combinatie met de meldingen is overwogen met betrekking tot het alternatief scenario – wel geloofwaardig en gaat uit van die verklaring.
Toegebracht letsel
De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft geslagen tegen haar gezicht. Dit wordt ondersteund door de waargenomen bult op het hoofd van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank het slachtoffer met een schaar bij haar neus, op haar oorschelp en dieper in de gehoorgang geraakt, nu op die plekken sprake is van letsel met scherpe wondranden. Echter, gelet op de foto’s in het dossier en de verklaring van de FARR arts, gaat de rechtbank er vanuit dat het missende stuk van de oorlel van het slachtoffer niet door het handelen van de verdachte is ontstaan, maar dat dit al bij het slachtoffer aanwezig was vóór het feit. Zo spreekt de FARR arts over huiddefecten bij de oorschelp en de gehoorgang, maar niet over de oor
lelen is op de foto’s in het dossier geen bloeding van de oorlel zelf te zien. Daarnaast heeft de FARR arts geen duidelijke afwijkingen in de halsregio kunnen vaststellen. Om die reden is er ook onvoldoende bewijs aanwezig om het vastpakken van en knijpen in de keel te kunnen aannemen.
De rechtbank dient te beoordelen hoe de handelingen van de verdachte juridisch gekwalificeerd kunnen worden.
Feit 2 primair: poging tot doodslag
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende naar voren gekomen dat de verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om het slachtoffer van het leven te beroven. Hoewel op basis van de bewijsmiddelen bewezen kan worden dat de verdachte het slachtoffer meermalen in haar gezicht heeft geraakt met een nagelschaar en haar letsel aan het hoofd heeft toegebracht, bevat het dossier gezien de aard en de plaats van het letsel, onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat door dat handelen naar algemene ervaringsregels de kans op de dood van het slachtoffer bestond en dat het handelen van de verdachte daarop gericht was. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegd poging tot doodslag.
Feit 2 subsidiair: zware mishandeling
Bij de beoordeling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel dient te worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert.
Het slachtoffer is onder meer in haar gezicht gestoken wat door middel van huidlijn/een hechtpleister werd behandeld en waardoor bij haar in het gelaat, te weten naast de neus, een litteken is ontstaan. Dit litteken is ook zichtbaar op toegestuurde foto’s van enkele maanden na het feit en er is kans op een blijvend litteken. De rechtbank is van oordeel dat voornoemd (mogelijk blijvend en ontsierend) litteken in het gezicht dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal dan ook worden veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling.
Feit 1: diefstal met geweld
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de telefoons van het slachtoffer heeft gestolen en daartoe de hiervoor bewezen geweldhandelingen onder het kopje ‘toegebracht letsel’ heeft verricht waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan bij het slachtoffer. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de diefstal van de parfumflessen nu het dossier daar onvoldoende steun voor biedt.