ECLI:NL:RBROT:2024:11542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
10.234176.24, 10.139114.22 en 10.316470.24 (ttz gev.) / TUL: 03.126979.23 en 10.000319.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en diefstal door middel van bankhelpdeskfraude

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 28 mei 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan negen keer medeplegen van oplichting door middel van bankhelpdeskfraude, twee pogingen daartoe en diefstal met de weggenomen bankpassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De zaak betreft meerdere slachtoffers, waaronder ouderen, die door de verdachte en zijn medeplichtigen zijn opgelicht. De modus operandi bestond uit het bellen van slachtoffers onder het mom van een bankmedewerker, waarbij hen werd verteld dat er verdachte transacties waren en dat zij hun bankgegevens moesten afgeven. Vervolgens werd er een koerier gestuurd om de bankpassen en andere waardevolle spullen op te halen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verschillende periodes, in totaal negen slachtoffers, heeft opgelicht en dat hij daarbij in vereniging met anderen heeft gehandeld. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten bewezen verklaard, mede op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken, waaronder telefoongegevens. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de impact van de feiten op hun leven. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel. De rechtbank heeft de strafeisen van de officier van justitie grotendeels overgenomen, maar heeft een deel van de straf voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en de noodzaak van begeleiding en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.234176.24, 10.139114.22 en 10.316470.24 (ttz gev.)
Parketnummers vorderingen TUL: 03.126979.23 en 10.000319.23
Datum uitspraak: 13 november 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 28 mei 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. M. Timmermans-Roelands, advocaat te Bergen op Zoom.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
10.234176.24
-
Feit 1: in de periode van 24 april 2024 tot en met 10 juni 2024 [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft opgelicht in vereniging door middel van bankhelpdeskfraude;
-
Feit 2: in de periode van 24 april 2024 tot en met 10 juni 2024 in vereniging meerdere geldbedragen heeft gestolen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met door bankhelpdeskfraude verkregen bankpassen;
-
Feit 3: op 8 mei 2024 een geldbedrag van [slachtoffer 4] in vereniging heeft gestolen uit een woning.
10.139114.22
-
Feit 1: in de periode van 8 maart 2022 tot en met 14 april 2022 [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft opgelicht in vereniging door middel van bankhelpdeskfraude;
-
Feit 2: in de periode van 4 april 2022 tot en met 19 april 2022 heeft geprobeerd [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] op te lichten door middel van bankhelpdeskfraude;
-
Feit 3: in de periode van 8 maart 2022 tot en met 14 april 2022 [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft opgelicht in vereniging door middel van bankhelpdeskfraude.
10.316470.24
-
Feit 1: in de periode van 1 mei 2024 tot en met 15 juli 2024 [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] heeft opgelicht in vereniging door middel van bankhelpdeskfraude;
-
Feit 2: op 1 mei 2024 diefstal in vereniging uit een woning van [slachtoffer 14] ;
-
Feit 3: in de periode van 1 mei 2024 tot en met 15 juli 2024 in vereniging meerdere geldbedragen heeft gestolen van [slachtoffer 12] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 13] met door bankhelpdeskfraude verkregen bankpassen.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het op de dagvaarding met parketnummer 10.139114.22 onder 3 ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de op de dagvaarding met parketnummer 10.234176.24 ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring van de op de dagvaarding met parketnummer 10.139114.22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring van de op de dagvaarding met parketnummer 10.316470.24 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met parketnummers 03.126979.23 en 10.000319.23.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat onder feit 1 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 10.139114.22 hetzelfde feit ten laste is gelegd. Er is sprake geweest van een vergissing en daarom wordt verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van feit 3.
4.2.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 10.139114.22. Voor het overige is de officier van justitie ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier alle tenlastegelegde feiten (die nog aan de orde zijn) wettig en overtuigend bewezen. In drie periodes, te weten zes weken in het voorjaar van 2024, zes weken in het voorjaar van 2022 en tien weken in het voorjaar/de zomer van 2024, is bij negen personen bankhelpdeskfraude gepleegd. Daarnaast is daar bij drie slachtoffers een poging toe gedaan, is er geld uit de kluis van mevrouw [slachtoffer 4] gestolen en is de verdachte bij mevrouw [slachtoffer 14] in de woning geweest. In alle gevallen is sprake van medeplegen met ten minste één andere persoon.
5.2.
Standpunt verdediging
De wijze van ten laste leggen duidt erop dat de verdachte een dusdanig grote rol in het geheel toebedeeld heeft gekregen dat hij ervan wordt verdacht de slachtoffers én te hebben opgebeld én aan de deur te zijn geweest om de pasjes op te halen én gepind heeft met de bankpassen van de slachtoffers. Dat is niet gebeurd en is fysiek onmogelijk. Het is te kort door de bocht om te stellen dat de verdachte medepleger is van het grotere geheel en schuldig is aan alle ten laste gelegde feiten. Meer waarschijnlijk is dat hij als koerier en pinner heeft gefungeerd.
In de zaak met parketnummer 10.234176.24 refereert de verdediging zich voor feit 1 aan het oordeel van de rechtbank voor zover het de oplichtingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] betreft, waarbij wel wordt opgemerkt dat niet bewezen kan worden dat de verdachte heeft gebeld met [slachtoffer 1] . Voor de oplichting van [slachtoffer 2] geldt dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is van enige betrokkenheid van de verdachte. Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich. De raadsvrouw verzoekt de verdachte vrij te spreken voor het onder 3 ten laste gelegde feit. De verdachte is niet in de woning van [slachtoffer 4] geweest. Het door haar gegeven signalement komt op geen enkel essentieel punt overeen met de verdachte en daarnaast is er geen enkel bewijs dat daadwerkelijk een bedrag van € 8.265,= is gestolen.
In de zaak met parketnummer 10.139114.22 refereert de verdediging zich ten aanzien van feit 1 aan het oordeel van de rechtbank, maar wordt om partiële vrijspraak verzocht ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer 7] . In het dossier bevindt zich geen enkel ondersteunend bewijs dat de verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [slachtoffer 7] . Aangeefster geeft een signalement van degene die aan de deur kwam dat geheel niet overeenkomt met de verdachte. Voorts wordt opgemerkt dat de verdachte in alle gevallen niet de beller kan zijn geweest omdat door aangevers over een vrouw aan de telefoon wordt gesproken. Ten aanzien van feit 2 wordt opgemerkt dat het feit voor [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] hetzelfde feit betreft. Verder wordt verzocht om partiële vrijspraak van de poging tot oplichting van [slachtoffer 11] . Hij is in het geheel niet opgelicht omdat hem direct duidelijk was wat er speelde.
In de zaak met parketnummer 10.316470.24 wordt ten aanzien van feit 1 verzocht om vrijspraak. Dat de verdachte later op de dag heeft gepind met de passen van aangeefsters, betekent niet dat hij ook verantwoordelijk en betrokken is bij de oplichting die daaraan vooraf ging. Hij is slechts degene die op pad wordt gestuurd om te pinnen, wat niet ten laste is gelegd onder dit feit. Ook voor feit 2 wordt verzocht om vrijspraak. Er is geen bewijs dat de verdachte de woning van [slachtoffer 14] heeft betreden. De verdachte past niet in de gegeven signalementen en het pinnen zelf is niet ten laste gelegd. Verder is er geen enkel bewijs dat het bedrag van 500 euro is ontvreemd, maar zijn er enkel betaalpassen meegenomen uit de woning. Ten aanzien van feit 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, waarbij wel wordt opgemerkt dat de verdachte alleen betrokken was bij het pinnen met de pas van [slachtoffer 12] en niet bij het overmaken van het bedrag van € 3.900,99 naar Revolut.
5.3.
Beoordeling door de rechtbank
Modus operandi (werkwijze) in de zaken [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13]
In het voorjaar van 2022 en in het voorjaar en de zomer van 2024 werd bij de politie elf keer aangifte gedaan van vergelijkbare (pogingen tot) oplichtingen en diefstal middels bankhelpdeskfraude. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen geconcludeerd kan worden dat de modus operandi in deze zaken – op essentiële punten – sterke overeenkomsten vertoont en dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers bankpassen en de bijbehorende pincodes afhandig te maken. De aangevers, veelal oudere dames, werden gebeld door iemand die zich voordeed als medewerker van een bank – en in één geval door een persoon die zich voordeed als een arts – die een verhaal vertelde over een verdachte transactie of een ander probleem met de bankrekening en/of gegevensdragers van de aangevers. De aangevers werden verzocht om hun bankgegevens door te geven, hun bankpas(sen), en in sommige gevallen ook hun telefoon, tablet of laptop, af te geven aan een koerier die bij hen thuis langs zou komen. Op die manier konden de problemen voor hen worden opgelost, zo werd gezegd. Vervolgens verscheen in alle gevallen een man bij de woning van de aangevers. Om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen, werd door de zogenaamde bankmedewerker aan de telefoon in veel gevallen een code genoemd waarmee de koerier zich aan de deur zou identificeren en waarna de spullen door hem werden meegenomen. Met de op die manier afhandig gemaakte bankpassen werden vervolgens vrij snel daarna aankopen gedaan of geldopnames in de omgeving verricht.
Dit pinnen van geld met de gestolen bankpassen en de ontfutselde pincodes vond steeds binnen een zo kort tijdsbestek na de ‘babbeltruc’ en de diefstal in de woningen plaats dat kan worden aangenomen dat de ‘babbeltruc’, de diefstal in de woning en het ontfutselen van de pincode en de pintransactie door dezelfde daders of dadergroep is gedaan.
Betrokkenheid van de verdachte en medeplegen
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij in de zaken [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] met de afgenomen geldpassen geld heeft gepind. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte bij een groot aantal zaken, op het moment dat de bankpassen volgens de verklaringen van de aangevers werden opgehaald, in de buurt van de woning van de aangevers is geweest. Zo heeft de verdachte verklaard dat hij de persoon was die in de woning van [slachtoffer 8] is geweest en dat hij te zien is op de beelden bij de woning van [slachtoffer 1] . De verdachte wordt bovendien herkend als de persoon die in de woning bij [slachtoffer 9] was en is op heterdaad aangehouden bij de woning van [slachtoffer 11] .
Voorts blijkt uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte dat deze uitstraalt in de omgeving van de woning van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] rond het tijdstip van het ophalen van onder andere de bankpassen. In de zaak [slachtoffer 7] wordt in de telefoon van de verdachte daarnaast nog een foto van de bankpassen van [slachtoffer 7] aangetroffen en een chat waarin het adres van [slachtoffer 7] naar de verdachte wordt gestuurd rond het moment dat [slachtoffer 7] heeft verklaard dat zij werd gebeld. De telefoon van de aangever [slachtoffer 6] wordt bovendien bij spullen van de verdachte gevonden. Gelet hierop, op de hiervoor genoemde modus operandi en het feit dat de verdachte in al deze zaken kort na het verkrijgen van de bankpassen degene is die heeft gepind, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in deze zaken ook degene was die de pinpassen heeft opgehaald.
Medeplegen (poging tot) oplichting en diefstal
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van het medeplegen sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Voor de bewezenverklaring van medeplegen is niet vereist dat het gewicht van de bijdrage van de verdachte gelijkwaardig is aan dat van zijn mededader(s).
De modus operandi bij deze oplichtingen en diefstallen was telkens nagenoeg dezelfde. Deze werkwijze vergt een planmatige aanpak waarbij sprake is van een intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen, waarbij in een kort tijdsbestek wordt gehandeld. De verdachte heeft ter zitting hierover verklaard dat hij heeft samengewerkt met anderen en dat hij een adres doorkreeg en een code moest dorgeven aan de deur. De dossiers wijzen er ook op dat de verdachte in nauw contact stond met zijn mededader(s), doordat hij aan de deuren kwam als de aangever nog in gesprek was met de zogenaamde bankmedewerker en op de hoogte was van de code die hij moest doorgeven ter identificatie en/of zeer snel na het verkrijgen van de bankpassen ook van de beller gegevens kreeg om te kunnen pinnen. De handelingen van de verdachte waren cruciaal voor het voltooien van de oplichtingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van de oplichtingen van deze elf zaken. Ten aanzien van de aangifte van [slachtoffer 11] overweegt de rechtbank in aanvulling daarop nog dat het niet slagen van een oplichting er niet aan in de weg staat een poging daartoe bewezen te verklaren.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tevens het medeplegen bewezen bij de diefstallen zoals ten laste gelegd onder 10.234176.24 feit 2 en 10.316470.24 feit 3.
Bedrag diefstal [slachtoffer 12] (parketnummer 10.136470.24, feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat het weggenomen bedrag van [slachtoffer 12] zoals tenlastegelegd bewezen kan worden verklaard. Het bedrag is daadwerkelijk afgeschreven vanaf de rekening van aangeefster naar een nieuw aangemaakte rekening van Revolut. Aangeefster stelt deze rekening niet geopend te hebben en in de telefoon van de verdachte zijn rond het tijdstip van de oplichting zoektermen naar Revolut gevonden. Daarmee is aannemelijk dat de verdachte deze rekening heeft geopend en het geld daarnaartoe heeft overgeschreven.
Parketnummer 10.139114.22
Feit 2: Poging tot oplichting [slachtoffer 10]
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de poging oplichting van [slachtoffer 10] . De oplichtingshandelingen in deze zaak waren aan [slachtoffer 9] gericht en niet kan worden bewezen dat gepoogd is [slachtoffer 10] te bewegen tot afgifte van enig goed.
Parketnummer 10.234176.24
Feit 3: diefstal uit de woning van [slachtoffer 4]
De verdachte heeft ontkend in de woning van aangeefster te zijn geweest. De rechtbank volgt die verklaring niet. Op een briefje in de kluis van aangeefster is een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn vingerafdruk op die plek. Daar komt bij dat de modus operandi bij deze diefstallen nagenoeg geheel overeenkomt met de hiervoor beschreven modus operandi ten aanzien van de oplichting. Op grond van het aantreffen van de vingerafdruk en de aangifte in combinatie met de modus operandi, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de woning van aangeefster in de kluis is geweest.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het geldbedrag zoals door aangeefster is opgegeven daadwerkelijk op het moment van de diefstal in de kluis lag en door de verdachte is weggenomen. Er zijn geen facturen of andere stukken (zoals bankafschriften) die dat bedrag kunnen bevestigen op dat specifieke moment. Uit de twee aangetroffen briefjes, een briefje waarop stond “26-4-2024, 650 euro” en een briefje waarop stond “geldautomaat
26-4-2024, 700 euro” maakt de rechtbank wel op dat er kort voor de inbraak in ieder geval een bedrag van in totaal € 1.350,= in de kluis lag. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat de verdachte dit bedrag heeft weggenomen en zal de verdachte van de diefstal van het meerdere bedrag vrijspreken.
Parketnummer 10.316470.24
Feit 2: Diefstal uit woning [slachtoffer 14]
Uit de aangifte volgt dat op 1 mei 2024 rond 11:00/11:15 uur de bankpas van [slachtoffer 14] uit haar woning werd gestolen. Rond 11:46 uur straalde de telefoon van de verdachte uit in de buurt van de woning van [slachtoffer 14] . De verdachte heeft daarnaast bekend dat hij degene was die kort na de diefstal rond 13:30 uur met de bankpas van [slachtoffer 14] heeft gepind. Gelet op het voorgaande wordt ook dit feit wettig en overtuigend bewezen geacht. Nu niet is gebleken dat de portemonnee – met daarin tevens een geldbedrag – van [slachtoffer 14] is weggenomen, zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken.
5.4.
Eindconclusie
Op grond van al het hiervoor overwogene acht de rechtbank de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5.5 weergegeven.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
10.234176.24
1
hij in de periode van 24 april 2024 tot en met 10 juni 2024 te Rotterdam en/of Krimpen aan den IJssel
tezamen en in vereniging met
een ander,
meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] (geboren 1956) en
- [slachtoffer 2] (geboren 1961) en
- [slachtoffer 3] (geboren 1947)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en het ter beschikking stellen van gegevens,
te weten afgifte van haar pinpas en bijhorende pincode en/of Ipad en/of mobiele telefoon, door
- die voornoemde slachtoffers te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te doen als een bankmedewerker en/of (vervolgens) mede te delen dat er sprake zou zijn van (een poging tot) diefstal van de (online) bankrekening en/of malware/virussen op de computer/telefoon/Ipad zat en/of (vervolgens) te zeggen dat er een persoon langs komt om die voornoemde slachtoffers te helpen en
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffers te begeven en/of bij die woning aan te bellen en- zich voor te doen als een bankmedewerker aan die voornoemde slachtoffers en- zakelijk weergegeven - tegen die voornoemde slachtoffers te zeggen dat ze op hun online bankrekening moeten inloggen en/of vanuit hun online bankrekening een geldbedrag moeten overboeken en/of ze hun Ipad/betaalpas(sen)/telefoon(s)/identifyer en/of de bijbehorende pincodes en/of inlogcodes moeten afgeven;
2
hij in de periode van 24 april 2024 tot en met 10 juni 2024 te Rotterdam en/of Krimpen aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander,
1. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 1552,40,-) en
2. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 6000,-) en
3. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 3565,-)
die aan
1. [slachtoffer 1] (geboren 1956) en
2. [slachtoffer 2] (geboren 1961) en3. [slachtoffer 3] (geboren 1947)
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
door meermalen, geld op te nemen met een bankpas en bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ,
tot welke gebruik verdachte niet gerechtigd was;
3
hij, op 8 mei 2024 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met
een ander,
uit een woning gelegen aan de [adres 2]
een geldbedrag dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] (geboren 1933),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geld onder
zijnbereik heeft gebracht door middel van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels door:
- die [slachtoffer 4] te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te doen als een bankmedewerker en (vervolgens) mede te delen dat er sprake zou zijn van (een poging tot) diefstal van de (online) bankrekening en (vervolgens) te zeggen dat er een persoon langs komt om die voornoemde slachtoffer te helpen en
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffer te begeven en bij die woning aan te bellen en
- zich voor te doen als een bankmedewerker aan die voornoemde slachtoffer en
- zakelijk weergegeven - tegen die voornoemde slachtoffer te zeggen dat ze haar bankpas met bijhorende pincodes moet overhandigen en de inhoud van de kluis (in de woning van die [slachtoffer 4] ) moet overhandigen en de kluis (in de woning van die [slachtoffer 4] ) te openen in verband met de verzekering;
10.139114.22
1
hij in de periode van 8 maart 2022 tot en met 14 april 2022
te Rotterdam en Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee en Vlaardingen en Zwartsluis,
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een of meerdere pinpassen en pincodes en/of een telefoon, door (telkens):
- te bellen naar het (mobiele) telefoonnummer van die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] en zich voor te doen als medewerker van de ING-bank en/of de Rabobank en
- die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] (telefonisch) mede te delen dat het noodzakelijk is om de bankpassen en/of pincodes af te geven aan de bank (in verband met gepleegde fraude en/of een storing en/of verdachte transacties) en- die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] te vragen naar zijn/haar pincode(s) en- naar de woning van die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] te gaan en/of aldaar aan te bellen en
- de telefoon en/of de laptop en/of een of meerdere pinpassen en/of creditcards van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] in ontvangst te nemen;
2
hij in de periode van 4 april 2022 tot en met 19 april 2022 te Vlaardingen en/of Hellevoetsluis
tezamen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 9] en [slachtoffer 11]
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten de afgifte van een of meerdere bankpassen en/of het ter beschikking stellen van bankgegevens, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders (telkens):
- gebeld met het (mobiele) telefoonnummer van die [slachtoffer 9] en die [slachtoffer 11] en zich voorgedaan als medewerker van de ING-bank en/of de Rabobank
- ( telefonisch) medegedeeld dat het noodzakelijk is om de bankpassen en/of pincodes af te geven aan de bank (in verband met gepleegde fraude en/of een storing en/of verdachte transacties) en
- aangebeld bij de woning van die [slachtoffer 9] en [slachtoffer 11] en- in de woning van die [slachtoffer 9] meegekeken met het internetbankieren/de bankgegevens van die [slachtoffer 9] en/of een app (te weten Anydesk) geïnstalleerd op de telefoon van die [slachtoffer 9] en- getracht een of meer bankpassen van die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 11] in ontvangst te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10.136470.24
1
hij in de periode van 1 mei 2024 tot en met 15 juli 2024 te Alblasserdam en/of Oud-Beijerland tezamen en in vereniging met
een ander,
meermalen met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, - [slachtoffer 12] (geboren op [geboortedatum 1] 1940) en- [slachtoffer 13] (geboren op [geboortedatum 2] 1935)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en het ter beschikking stellen van gegevens,
te weten afgifte van haar pinpas en/of creditcard en/of bijhorende pincode en/of mobiele telefoon, door
- die voornoemde slachtoffers te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te doen als een bankmedewerker en/of internist/dokter en/of (vervolgens) mede te delen dat er sprake zou zijn van (een poging tot) diefstal/fraude van de (online) bankrekening en/of malware/virussen op de telefoon zat en/of (vervolgens) te zeggen dat er een persoon langs komt om die voornoemde slachtoffers te helpen en- zich naar de woning van voornoemde slachtoffers te begeven en bij die woning aan te bellen en- zich voor te doen als een bankmedewerker aan die voornoemde slachtoffers en
- zakelijk weergegeven - tegen die voornoemde slachtoffers te zeggen - dat ze hun betaalpassen/telefoon en de bijbehorende pincodes moeten afgeven;
2
hij, op 1 mei 2024 te Alblasserdam, tezamen en in vereniging met
een ander,
uit een woning gelegen aan [adres 3] ,één betaalpas,
dietoebehoorde aan [slachtoffer 14] (geboren op [geboortedatum 3] 1935),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder
zijnbereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels door:
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffer te begeven en bij die woning aan te bellen en
- zich voor te doen als medewerkers van Woonkracht10 of (een) perso(o)nen die de ramen kwamen controleren aan die voornoemde slachtoffer en (vervolgens) de woonruimte/kamer te betreden;
3
hij in
deperiode van 1 mei 2024 tot en met 15 juli 2024 te Oud-Beijerland en/of Alblasserdam tezamen en in vereniging met een ander
1. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 4004,27) en
2. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 900,-) en
3. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 950,-)
die aan
1. [slachtoffer 12] (geboren op [geboortedatum 4] 1940) en
2. [slachtoffer 14] (geboren op [geboortedatum 5] 1935) en3. [slachtoffer 13] (geboren op [geboortedatum 6] 1935)
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
door meer malen geld op te nemen met een bankpas en bijbehorende pincode op naam van voornoemde slachtoffers, tot welke gebruik verdachte niet gerechtigd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10.234176.24

1.medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door samenweefsel van verdichtsels.
10.139114.22

1.medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

2.poging tot medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

10.316470.24

1.medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse naam of het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door samenweefsel van verdichtsels;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich allereerst negen keer schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting. Door middel van georganiseerde helpdeskfraude zijn van deze slachtoffers op geraffineerde wijze de bankpassen, pincodes, telefoons en tablets bemachtigd. Verdachte is – nadat de slachtoffers telefonisch door een persoon die zich voordeed als bankmedewerker waren benaderd – naar het adres van deze slachtoffers gegaan en heeft zich voorgedaan als koerier die hun bankpassen en andere spullen kwam ophalen. In sommige gevallen is hij ook de woning van de slachtoffers binnen geweest. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee pogingen tot oplichting. In die gevallen was de verdachte ook als koerier naar de adressen van de slachtoffers gegaan om de bankpassen op te halen. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt, komt doordat de slachtoffers zo verstandig waren om de politie in te schakelen. Daarnaast heeft de verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan diefstal met valse sleutels door met de afhandig gemaakte bankpassen en bijbehorende pincodes van de slachtoffers geldbedragen van hun rekening te pinnen of over te schrijven en heeft hij bij één slachtoffer een geldbedrag uit haar kluis weggenomen.
De verdachte heeft meegewerkt aan diefstal en oplichting van (hoog)bejaarde slachtoffers. Deze slachtoffers behoren tot een zeer kwetsbare groep mensen die in toenemende mate afhankelijk is van hun medemensen. De verdachte heeft daar op laffe wijze misbruik van gemaakt. Met zijn handelen heeft de verdachte hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Een aantal slachtoffers ondervindt daarvan nog langdurig en indringend de gevolgen onder andere door een – onterecht – gevoel van zelfverwijt waarvoor de verdachte onder meer verantwoordelijk is. Dit is ook duidelijk naar voren gekomen uit de verklaringen die door een aantal van de slachtoffers ter zitting zijn afgelegd. Daarnaast leiden dergelijke feiten tot maatschappelijke onrust. Niet alleen onder ouderen in het algemeen, maar bij de betrokken slachtoffers en hun naasten in het bijzonder. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers, maar enkel oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk meerdere malen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 oktober 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdenkingen passen binnen een delictpatroon van vermogensdelicten dat op het strafblad van de verdachte is te zien. In het verleden werd meermaals ingezet op verplichte hulpverlening en begeleiding. Echter bleek de verdachte geen motivatie te hebben zich hiervoor in te zetten waardoor hij afspraken niet nakwam. Ook op dit moment geeft hij aan geen zin te hebben in reclasseringstoezicht, maar stelt zich, indien opgelegd, wel te zullen houden aan de afspraken. In het toezicht dat in 2019 liep, is de verdachte aangemeld bij Fivoor voor een persoonlijkheidsonderzoek. Hij heeft daar toen aan meegewerkt, maar de uitslag is onbekend omdat hij niet meer bij Fivoor geweest is om deze te bespreken. Omdat er geen duidelijkheid is over de uitkomst van dat onderzoek, acht de reclassering het van belang om de uitslagen alsnog te bespreken en indien nodig behandeling gericht op deze diagnose te volgen. Als de diagnose verouderd is, wordt een nieuw onderzoek geïndiceerd geacht. Bij een veroordeling wordt dan ook geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij een meldplicht en het volgen van ambulante behandeling.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst, de aard en de hoeveelheid bewezenverklaarde feiten over een langere periode, in combinatie met het strafblad van de verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en ambulante behandeling noodzakelijk acht, zal de rechtbank – anders dan door de officier van justitie is gevorderd – een deel van de voorgenomen straf in voorwaardelijke vorm opleggen, waarbij de rechtbank met name oog heeft voor de jonge leeftijd van de verdachte. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht een proeftijd van drie jaren passend, gelet op de persoon van de verdachte.
Een deel van de feiten vond plaats in maart en april 2022. Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in de zaak met parketnummer 10.139114.22 gestart op 19 april 2022, toen de verdachte op heterdaad werd aangehouden. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim 2,5 jaar verstreken. De vertraging is niet aan de verdachte te wijten en de redelijke termijn is dan ook geschonden. De rechtbank acht die overschrijding voldoende gecompenseerd door het voorwaardelijke strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Parketnummer 10.234176.24
9.1.1.
Vorderingen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten: [slachtoffer 3] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 464,= aan materiële schade en een vergoeding van € 585,= aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit: [slachtoffer 4] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.057,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 585,= aan immateriële schade.
9.1.2.
Standpunt officier van justitie
Binnen de vordering van [slachtoffer 4] acht de officier van justitie de gevorderde schade voor de deurbel en de sleutelkast een te ver verwijderd verband van het strafbare feit. De gevorderde immateriële schade acht de officier van justitie in beide gevallen toewijsbaar tot een bedrag van € 500,=, gelet op soortgelijke zaken. Voor het overige is de gevorderde schade, in beide gevallen, toewijsbaar.
9.1.3.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] acht de raadsvrouw de gevorderde materiële schade voor de iPad onvoldoende onderbouwd en wordt verzocht dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade wordt verzocht deze te matigen tot € 500,=.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] wordt voor het materiële gedeelte verzocht alle gevorderde kosten af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van het geldbedrag dat zou zijn weggenomen geldt dat het oncontroleerbaar is hoeveel geld er is weggenomen. Voor de videobel en het sleutelkastje geldt dat dit geen rechtstreekse schade is afkomstig uit het feit. Tot slot is het gevorderde eigen risico onvoldoende onderbouwd door bijvoorbeeld het ontbreken van een factuur. Ten aanzien van de immateriële schade wordt verzocht deze te matigen tot € 500,=.
9.1.4.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden dat de verdachte de feiten tegen beide benadeelde partijen heeft gepleegd. Dit betekent ook dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat hij verplicht is de schade te vergoeden.
De door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank geheel toewijsbaar. In de gevorderde materiële schadevergoeding voor de iPad is reeds rekening gehouden met de afschrijvingskosten. Daarnaast wordt de gevorderde immateriële schade passend geacht gelet op de aard, de ernst en de impact van de feiten.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft allereerst een geldbedrag van € 8.265,= gevorderd, gelijk aan het bedrag dat door de verdachte zou zijn weggenomen uit de kluis. Nu enkel bewezen is verklaard dat de verdachte een bedrag van € 1.350,= heeft gestolen uit de kluis, kan slechts dit deel van de vordering worden toegewezen. Omdat de diefstal van het overige bedrag niet bewezen is verklaard, is de benadeelde partij voor dat deel van de schadepost niet-ontvankelijk. De overige gevorderde materiële schade, in verband met de deurbel, het eigen risico en het sleutelkastje, zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde immateriële schade.
9.1.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van
€ 1.049,= (€ 464,= + € 585,=) en de benadeelde partij [slachtoffer 4] een schadevergoeding van € 2.727,60 (€ 2.142,60 + € 585,=). De schadevergoedingen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht gelet op de aard, ernst en impact van het feit.
9.2.
Parketnummer 10.139114.22
9.2.1.
Vorderingen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit:
- [slachtoffer 6] : de benadeelde partij vordert een vergoeding van € 448,90 aan materiële schade;
- [slachtoffer 7] : de benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,= aan materiële schade;
- [slachtoffer 8] : de benadeelde partij vordert een vergoeding van € 350,= aan materiële schade.
- [slachtoffer 5] : de benadeelde partij vordert een vergoeding van € 489,= aan materiële schade.
9.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht alle gevorderde kosten voor toewijzing vatbaar.
9.2.3.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de gevorderde schade door [slachtoffer 6] wordt primair verzocht deze af te wijzen. De telefoon is teruggevonden door de politie en behoort dus te zijn teruggegeven. Daarnaast kloppen de namen op de facturen niet en kan dan ook niet geverifieerd worden of het om dezelfde telefoon gaat. Subsidiair is aangevoerd dat er rekening moet worden gehouden met een afschrijving van 25 procent.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7] .
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 8] is verzocht het gevorderde bedrag af te wijzen. De vordering is geheel niet onderbouwd en bovendien is vermeld dat de telefoon en laptop al meerdere jaren oud zijn waardoor deze reeds zijn afgeschreven.
Tot slot heeft de verdediging ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] gesteld dat de telefoon verzekerd was en dat zij de kosten had kunnen terugkrijgen van de verzekering. Daarnaast geldt dat er sprake is van een afschrijving aan de telefoon. Primair wordt verzocht om afwijzing, subsidiair om niet-ontvankelijkheid en meer subsidiair om de vordering te beperken, rekening houdend met de afschrijving.
9.2.4.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden dat de verdachte de feiten tegen de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] heeft gepleegd. Dit betekent ook dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover deze benadeelde partijen en dat hij verplicht is de schade te vergoeden.
Voor de gevorderde materiële schade van deze benadeelde partijen geldt dat deze toegewezen zal worden. De schade staat in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De rechtbank heeft echter rekening gehouden met de afschrijvingskosten en de aangeleverde facturen waardoor de toegewezen bedragen voor [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] lager uitkomen dan gevorderd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] zal niet-ontvankelijk worden verklaard. De gevorderde bedragen zijn in hun geheel niet onderbouwd en daarbij valt aan de nemen dat de laptop en de telefoon al volledig afgeschreven waren.
9.2.5.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] een schadevergoeding betalen van
€ 433,45, moet aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] een bedrag van € 1.000,= betalen en moet aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] een schadevergoeding van € 244,50 betalen. De schadevergoedingen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.3.
Parketnummer 10.316470.24
9.3.1.
Vorderingen [slachtoffer 12] en [slachtoffer 14]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten: [slachtoffer 12] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 84,66 aan materiële schade, € 750,= aan immateriële schade en € 14,44 aan reiskosten.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten: [slachtoffer 14] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 900,54 aan materiële schade.
9.3.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht alle gevorderde kosten, in beide vorderingen, toewijsbaar met dien te verstande dat de gevorderde immateriële schade door [slachtoffer 12] moet worden gematigd tot € 500,=.
9.3.3.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 12] is gesteld dat de gevorderde schade van de telefoon en de verplaatste schade afgewezen moeten worden. Voor de telefoon geldt dat de verdachte deze niet heeft meegenomen. Er wordt verzocht de immateriële schade te matigen tot € 500,=. Voor de reiskosten refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Dit geldt ook voor de vordering van [slachtoffer 14] .
9.3.4.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden dat de verdachte de feiten tegen beide benadeelde partijen heeft gepleegd. Dit betekent ook dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat hij verplicht is de schade te vergoeden.
De door de benadeelde partij [slachtoffer 12] gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar voor zover het de reiskosten en de verplaatste schade betreft. Voor de telefoon geldt dat deze reeds geheel was afgeschreven. Dit gedeelte van de vordering zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. De hoogte van de gevorderde immateriële schade wordt ook in dit geval passend geacht gelet op de aard, de ernst en de impact van de feiten.
De door de benadeelde partij [slachtoffer 14] gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Duidelijk is dat de verdachte het gevorderde bedrag met haar pinpas heeft opgenomen waardoor rechtstreeks materiële schade is ontstaan.
9.3.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 12] een schadevergoeding betalen van
€ 799,10 (€ 49,10 + € 750,=) en moet de benadeelde partij [slachtoffer 14] een schadevergoeding van € 900,54 betalen. De schadevergoedingen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Vorderingen tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 27 november 2023 van de politierechter van de rechtbank Limburg (parketnummer 03.126979.23) is de verdachte ter zake van diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan een gedeelte groot 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 december 2023.
Bij vonnis van 11 april 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank (parketnummer 10.000319.23) is de verdachte voor een feit in verband met de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan een gedeelte groot één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 mei 2023.
10.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijke straffen ten uitvoer te leggen.
De raadvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering onder parketnummer 03.126979.23 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar ten aanzien van de vordering onder parketnummer 10.000319.23 verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen omdat dit geen soortgelijk feit betreft.
10.3.
Beoordeling
Een deel van de hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan die vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van beide opgelegde voorwaardelijke straffen. Dat het niet in beide gevallen om soortgelijke feiten gaat, leidt niet tot een ander oordeel.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin de vervolging voor zover dit het onder 3 ten laste gelegde feit van de dagvaarding met parketnummer 10.139114.22 betreft;
verklaart de officier van justitie voor het overige
ontvankelijkin de vervolging;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10.234176.24 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10.139114.22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10.316470.24 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht: de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te melden bij zo lang en zo frequent als deze dit nodig acht. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak. Hij dient zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De veroordeelde is er verantwoordelijk voor om telefonisch en per post bereikbaar te zijn. De reclassering controleert de behandelvoortgang en woont evaluaties bij;
2.
Ambulante behandeling: de veroordeelde neemt deel aan diagnostiek en een intake en laat zich indien nodig behandelen door GGZ Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd op zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
benadeelde partij [slachtoffer 3]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 1.049,= (zegge: duizendnegenenveertig euro), bestaande uit € 464,= aan materiële schade en € 585,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen
€ 1.049,= (zegge: duizendnegenenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
benadeelde partij [slachtoffer 4]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van
€ 2.727,60 (zegge: tweeduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en zestig eurocent), bestaande uit € 2.142,60 aan materiële schade en € 585,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 2.727,60(
zegge: tweeduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
benadeelde partij [slachtoffer 6]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] , te betalen een bedrag van
€ 433,45 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro en vijvenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 6] te betalen
€ 433,45 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro en vijvenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
benadeelde partij [slachtoffer 7]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,= (zegge: duizend euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 7] te betalen
€ 1.000 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
benadeelde partij [slachtoffer 8]
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 8]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
benadeelde partij [slachtoffer 5]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van
€ 244,50 (zegge: tweehonderdvierenveertig euro en vijftig eurocent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 5] te betalen
€ 244,50 (zegge: tweehonderdvierenveertig euro en vijftig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 (vier) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
benadeelde partij [slachtoffer 12]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] , te betalen een bedrag van
€ 799,10 (zegge: zevenhonderdnegenennegentig euro en tien eurocent),bestaande uit € 49,10 aan materiële schade en € 750,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 12] te betalen
€ 799,10 (zegge: zevenhonderdnegenennegentig euro en tien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
benadeelde partij [slachtoffer 14]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 14] , te betalen een bedrag
van € 900,54 (zegge: negenhonderd euro en vierenvijftig eurocent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 14] te betalen
€ 900,54 (zegge: negenhonderd euro en vierenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
18 (achttien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de t
enuitvoerleggingvan de bij vonnis van 27 november 2023 van de politierechter van de rechtbank Limburg aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 20 (twintig) dagen (parketnummer: 03.126979.23);
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 11 april 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 1 (één) maand (parketnummer: 10.000319.23).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
10.234176.24
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2024 tot en met 10 juni 2024 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
(meermalen) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer personen, te weten:
- [slachtoffer 1] (geboren 1956) en/of
- [slachtoffer 2] (geboren 1961) en/of
- [slachtoffer 3] (geboren 1947)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en het ter beschikking stellen van gegevens,
te weten afgifte van zijn/haar pinpas en/of bijhorende pincode en/of Ipad en/of mobiele telefoon, door
- die voornoemde slachtoffers te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te doen als een bankmedewerker en/of (vervolgens) mede te delen dat er sprake zou zijn van (een poging tot) diefstal van de (online) bankrekening en/of malware/virussen op de computer/telefoon/Ipad zat en/of (vervolgens) te zeggen dat er een persoon langs komt om die voornoemde slachtoffers te helpen en/of
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffers te begeven en/of bij die woning aan te bellen en/of
- zich voor te doen als een bankmedewerker aan die voornoemde slachtoffers en/of
- zakelijk weergegeven - tegen die voornoemde slachtoffers te zeggen dat ze op hun online bankrekening moeten inloggen en/of vanuit hun online bankrekening een geldbedrag moeten overboeken en/of ze hun Ipad/betaalpas(sen)/telefoon(s)/identifyer en/of de bijbehorende pincodes en/of inlogcodes moeten afgeven;
2
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2024 tot en met 10 juni 2024 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
1. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 1552,40,-) en/of
2. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 6000,-) en/of
3. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 3565,-)
, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan
1. [slachtoffer 1] (geboren 1956) en/of
2. [slachtoffer 2] (geboren 1961) en/of
3. [slachtoffer 3] (geboren 1947)
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door meer malen, althans eenmaal, (telkens) geld op te nemen met een bankpas en/of bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , tot welke gebruik verdachte niet gerechtigd was;
3
hij, op of omstreeks 8 mei 2024 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
in/uit een woning gelegen op/aan de [adres 2]
een geldbedrag (ter hoogte van € 8265,-),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde te weten
aan
[slachtoffer 4] (geboren 1933),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen geld/goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door
middel van een valse order of het aannemen van een valse naam of van een valse
hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van
verdichtsels door:
- die [slachtoffer 4] te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te doen als een
bankmedewerker en/of (vervolgens) mede te delen dat er sprake zou zijn van (een
poging tot) diefstal van de (online) bankrekening en/of (vervolgens) te zeggen dat er
een persoon langs komt om die voornoemde slachtoffer te helpen en/of
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffer te begeven en/of bij die woning
aan te bellen en/of
- zich voor te doen als een bankmedewerker aan die voornoemde slachtoffer en/of
- zakelijk weergegeven - tegen die voornoemde slachtoffer te zeggen dat ze haar
bankpas met bijhorende pincodes moet overhandigen en/of de inhoud van de kluis
(in de woning van die [slachtoffer 4] ) moet overhandigen en/of de kluis (in de woning
van die [slachtoffer 4] ) te openen in verband met de verzekering.
10.139114.22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 maart 2022 tot en met 14 april 2022
te Rotterdam en/of Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee en/of Vlaardingen en/of Zwartsluis, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een of meerdere pinpassen en/of pincodes en/of een telefoon, door (telkens):
- te bellen naar het (mobiele) telefoonnummer van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of zich voor te doen als medewerker van de ING-bank en/of de Rabobank en/of
- die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] (telefonisch) mede te delen dat het noodzakelijk is om de bankpassen en/of pincodes af te geven aan de bank (in verband met gepleegde fraude en/of een storing en/of verdachte transacties) en/of
- die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] te vragen naar zijn/haar pincode(s) en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] te gaan en/of aldaar aan te bellen en/of
- de telefoon en/of de laptop en/of een of meerdere pinpassen en/of creditcards van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] in ontvangst te nemen;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 april 2022 tot en met 19 april 2022 te Vlaardingen en/of Hellevoetsluis, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten de afgifte van een of meerdere bankpassen en/of het ter beschikking stellen van bankgegevens, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders (telkens):
- gebeld met het (mobiele) telefoonnummer van die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 11] en/of zich voorgedaan als medewerker van de ING-bank en/of de Rabobank
- ( telefonisch) medegedeeld dat het noodzakelijk is om de bankpassen en/of pincodes af te geven aan de bank (in verband met gepleegde fraude en/of een storing en/of verdachte transacties) en/of
- aangebeld bij de woning van die [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of
- in de woning van die [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] meegekeken met het internetbankieren/de bankgegevens van die [slachtoffer 9] en/of een app (te weten Anydesk) geïnstalleerd op de telefoon van die [slachtoffer 9] en/of
- getracht een of meer bankpassen van die [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11] in ontvangst te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 maart 2022 tot en met 14 april 2022
te Rotterdam en/of Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee en/of Vlaardingen en/of Zwartsluis, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een of meerdere pinpassen en/of pincodes en/of een telefoon, door (telkens):
- te bellen naar het (mobiele) telefoonnummer van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of zich voor te doen als medewerker van de ING-bank en/of de Rabobank en/of
- die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] (telefonisch) mede te delen dat het noodzakelijk is om de bankpassen en/of pincodes af te geven aan de bank (in verband met gepleegde fraude en/of een storing en/of verdachte transacties) en/of
- die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] te vragen naar zijn/haar pincode(s) en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] te gaan en/of aldaar aan te bellen en/of
- de telefoon en/of de laptop en/of een of meerdere pinpassen en/of creditcards van die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] in ontvangst te nemen.
10.316470.24
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2024 tot en met 15 juli 2024 te Alblasserdam en/of Oud-Beijerland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
(meermalen) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer personen, te weten:
- [slachtoffer 12] (geboren op [geboortedatum 1] 1940) en/of
- [slachtoffer 13] (geboren op [geboortedatum 2] 1935)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en het ter beschikking stellen van gegevens,
te weten afgifte van zijn/haar pinpas en/of creditcard en/of bijhorende pincode en/of mobiele telefoon, door
- die voornoemde slachtoffers te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te doen als een bankmedewerker en/of internist/dokter en/of (vervolgens) mede te delen dat er sprake zou zijn van (een poging tot) diefstal/fraude van de (online) bankrekening en/of malware/virussen op de telefoon zat en/of (vervolgens) te zeggen dat er een persoon langs komt om die voornoemde slachtoffers te helpen en/of
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffers te begeven en/of bij die woning aan te bellen en/of
- zich voor te doen als een bankmedewerker aan die voornoemde slachtoffers en/of
- zakelijk weergegeven - tegen die voornoemde slachtoffers te zeggen - dat ze hun betaalpas(sen)/telefoon(s)en/of de bijbehorende pincodes moeten afgeven;
2
hij, op of omstreeks 1 mei 2024 te Alblasserdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
in/uit een woning gelegen op/aan [adres 3]
een portemonnee met daarin een geldbedrag (ter hoogte van € 500,-) en/of één of meerdere betaalpassen,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde te weten aan
[slachtoffer 14] (geboren op [geboortedatum 3] 1935),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geld/goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse order of het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels door:
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffer te begeven en/of bij die woning aan te bellen en/of
- zich voor te doen als medewerkers van Woonkaracht10 en/of (een) perso(o)nen die de ramen kwamen controleren aan die voornoemde slachtoffer en/of (vervolgens) de woonruimte/kamer te betreden;
3
hij in of omstreeks te periode van 1 mei 2024 tot en met 15 juli 2024 te Oud-Beijerland en/of Alblasserdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
1. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 4004,27) en/of
2. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 900,-) en/of
3. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 950,-)
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan
1. [slachtoffer 12] (geboren op [geboortedatum 1] 1940) en/of
2. [slachtoffer 14] (geboren op [geboortedatum 3] 1935) en/of
3. [slachtoffer 13] (geboren op [geboortedatum 2] 1935)
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door meer malen, althans eenmaal, (telkens) geld op te nemen met een bankpas en/of bijbehorende pincode op naam van voornoemde slachtoffers, tot welke gebruik verdachte niet gerechtigd was.