ECLI:NL:RBROT:2024:11538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
C/10/681957 / JE RK 24-1396
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter in Rotterdam

Op 2 oktober 2024 heeft de kinderrechter in Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht. De Raad verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling en verzorging van de kinderen. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, en de vader, die feitelijk bij de moeder verblijft, waren aanwezig tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van de kinderen af te wenden, ondanks hun bereidheid om hulp te accepteren. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 2 oktober 2024 tot 2 oktober 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/681957 / JE RK 24-1396
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2019 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2021 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[vader],
hierna te noemen de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats, maar feitelijk verblijvend bij de moeder.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 12 juni 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 augustus 2024.
1.2.
Op 2 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader
  • een vertegenwoordiger van de Raad, te weten mw. [persoon A] ;
  • twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna GI), te weten mw. [persoon B] en [persoon C] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij hun ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de spanningen tussen de ouders door hun financiële situatie en de onzekerheid die de ondertoezichtstelling met zich meebrengt. De moeder voelt zich onvoldoende gesteund door de vader. Verder wordt er niet altijd voorzien in de basisbehoeften van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Verder zijn er zorgen over de hygiëne en de opvoedvaardigheden van de ouders. De afspraak bij het Ikazia ziekenhuis voor [voornaam minderjarige 1] is niet doorgegaan, omdat zij nog altijd niet over een ID-kaart beschikt. Op 12 september 2024 heeft Intensieve Hulp (hierna: IH) aangegeven dat de hulpverlening van Pameijer is gestagneerd, omdat de moeder zich af- of ziekmeldt en bij een onverwacht huisbezoek boos is geworden. Op 7 oktober 2024 zal [voornaam minderjarige 1] starten bij De Kleine Plantage, maar IH vraagt zich af of [voornaam minderjarige 1] hier structureel naartoe zal gaan.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld. De GI begrijpt de zorgen van de Raad. De GI kan de ouders ondersteunen bij de schoolgang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , de intake voor de hulpverlening van Pameijer en de ziekenhuisbezoeken. De komende periode wil de GI in gesprek met de ouders, zodat zij elkaars zienswijze kunnen delen.
4.2.
De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van de Raad. De moeder herkent dat de door de Raad beschreven zorgen. [voornaam minderjarige 1] heeft soms extra ondersteuning nodig en de moeder maakt zich zorgen over haar ontwikkeling. [voornaam minderjarige 2] ontwikkelt zich tot nu toe naar behoren. De moeder is overbelast en heeft het idee dat zij alleen voor het gezin zorgt. Zo betaalt zij de huur, het gas en de verzekeringen en betaalt zij ook de schulden af. Daarnaast vindt de moeder het moeilijk om praktische zaken te regelen, omdat zij dyslexie heeft. De vader probeert de moeder nu, anders dan eerder het geval was, te helpen en te ondersteunen. Dat vindt zij fijn. De hulpverlening van Pameijer is niet van de grond gekomen, omdat de medewerker tijdens een onverwacht huisbezoek dreigend op de moeder is overgekomen. Daarnaast zegt de moeder inderdaad wel eens afspraken af. Volgende week zal [voornaam minderjarige 1] starten bij De Kleine Plantage. Via de gemeente is er vervoer geregeld. De moeder wil [voornaam minderjarige 2] aanmelden voor een peuterspeelzaal. Vanwege haar ervaringen daarmee in het verleden vindt de moeder het moeilijk om open te staan voor hulpverlening.
4.3.
De vader heeft ter zitting het volgende meegedeeld. Hij begrijpt de zorgen en wil graag dat het goed gaat. De vader geeft toe dat hij in het verleden de moeder onvoldoende heeft geholpen. De vader is veel aan het werk, maar hij wil graag een grotere rol spelen. De komende periode wil de vader het gezamenlijk gezag aanvragen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er zijn zorgen over de basale verzorging van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Zo is de hygiëne niet op orde en zijn er zorgen over de voeding die de kinderen krijgen. Verder zijn er zorgen over [voornaam minderjarige 1] ’s fysieke, sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. Zij heeft een specifieke opvoedingsbehoefte en misschien extra hulp nodig. Hoewel [voornaam minderjarige 2] momenteel weinig kindsignalen laat zien, zijn er ook zorgen over haar. Zij maakt deel uit van het gezinssysteem. Daarnaast zijn er zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders en de hechting tussen hen en de kinderen. De Raad vraagt zich af of zij voldoende kunnen aansluiten bij de behoeften van de kinderen. De moeder is overbelast en draagt voornamelijk alleen de zorg voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Zij is hierdoor niet altijd voldoende beschikbaar voor de kinderen.
5.3.
Hoewel er wordt gezien dat de ouders deels bereid zijn om de hulpverlening te accepteren, zijn zij naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende in staat om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] af te wenden. De afgelopen periode is er geprobeerd om de hulpverlening in het vrijwillig kader van de grond te krijgen. Zo is er geprobeerd om hulpverlening van Pameijer in te zetten en een intake voor het ziekenhuis voor [voornaam minderjarige 1] in te plannen, maar dit is niet gelukt, aldus de Raad. Hulpverlening in het gedwongen kader is daarom noodzakelijk. De komende periode is het van belang dat de ouders opnieuw worden aangemeld bij Pameijer. Verder is het belangrijk dat [voornaam minderjarige 1] start bij De Kleine Plantage en alsnog een ziekenhuisafspraak voor haar wordt ingepland bij het Ikazia ziekenhuis. De regie van de GI is hierbij van belang, zodat zij de ouders kunnen worden begeleid, ondersteund en ontlast.
5.4.
De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 2 oktober 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 2 oktober 2024 tot 2 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 18 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.