ECLI:NL:RBROT:2024:11535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
10/275096-22 en 10/304842-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en wederrechtelijk verblijven op een haventerrein

Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en wederrechtelijk verblijven op een haventerrein. De verdachte, geboren op [geboortedatum 1], werd beschuldigd van het plaatsen van een explosief bij een woning in Rotterdam op 30 juni 2022, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen handelde, wat resulteerde in een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een leerstraf van 25 uren opgelegd. De rechtbank behandelde ook vorderingen van benadeelde partijen, waarbij schadevergoeding werd toegewezen voor immateriële schade. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, evenals de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/275096-22 en 10/304842-23 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de zaak met parketnummer 10/275096-22 primair en het in de zaak met parketnummer 10/304842-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 183 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf (Tools4U Regulier Plus) voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering in de zaak met parketnummer 10/275096-22
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair ten laste gelegde medeplegen, omdat geen sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het plegen van het feit. Verdachte heeft slechts een geringe bijdrage geleverd.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van medeplegen wanneer vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen heeft gepleegd en daarbij bovendien een significante bijdrage aan dat feit heeft geleverd. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het teweegbrengen van de ontploffing het volgende af.
Op 30 juni 2022 heeft er rond 14:50 uur een ontploffing plaatsgevonden bij de voordeur van een woning aan [adres 2]. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aan de verdachte gevraagd om een explosief bij een woning te plaatsen. De verdachte heeft laten weten dit niet zelf te willen doen, maar hiervoor iemand anders te zullen benaderen. De verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 2] gevraagd om het explosief tot ontploffing te brengen. De drie verdachten hebben vervolgens bij het Mathenesserplein met elkaar afgesproken. Daar heeft [medeverdachte 1] het explosief, bestaande uit Cobra’s 6, aan [medeverdachte 2] overhandigd en het huisnummer doorgegeven. De verdachte verklaart dat hij daar alleen een bivakmuts aan [medeverdachte 2] heeft overhandigd. De rechtbank gaat er, gezien de verklaring van [medeverdachte 2], echter vanuit dat verdachte daar ook een telefoon aan [medeverdachte 2] heeft gegeven om de explosie mee te filmen. De verdachte is meegelopen met [medeverdachte 2], is op een afstand in de buurt van de plaats delict gebleven en heeft een foto gemaakt toen [medeverdachte 2] na de explosie wegrende.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten gericht op het teweegbrengen van een ontploffing bij een woning. De bijdrage die de verdachte hieraan geleverd heeft, was essentieel en dermate sturend dat de verdachte als medepleger wordt aangemerkt. De verdachte heeft de uitvoerder en de opdrachtgever met elkaar in contact gebracht en heeft de uitvoerder samen met de opdrachtgever van de nodige informatie en benodigdheden voor het teweegbrengen van de explosie voorzien. De verdachte is meegelopen met de uitvoerder en is in de buurt gebleven totdat de explosie had plaatsgevonden, kennelijk om er zeker van te zijn dat de klus werd uitgevoerd. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bewezen. Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/275096-22 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/275096-22 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/304842-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/275096-22
hij op 30 juni 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk Cobra 6 tegen de voordeur van een woning, gelegen aan [adres 2], te plaatsen en tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en nabijgelegen woningen in het portiek en de in die woning aanwezige goederen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning(en) aanwezige personen, te duchten was;
Parketnummer 10/304842-23
1
hij op 16 november 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM II Terminal in de Rotterdamse haven;
2
hij op 16 november 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM II Terminal in de Rotterdamse haven, door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/275096-22
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Parketnummer 10/304842-23
De voortgezette handeling van
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl hij zich de toegang heeft verschaft tot die besloten plaats door middel van inklimming en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De toen zeventienjarige verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom door deze te bevestigen aan een voordeur van een woning in een appartementencomplex. De explosie heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag toen de bewoners niet thuis waren. Als gevolg van de ontploffing is er schade ontstaan aan de voordeur, in de hal van de woning, in het trappenhuis en aan de toegangsdeur naar de galerij op de vierde verdieping. Daarnaast was er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten. Dergelijke explosies zijn bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de desbetreffende woningen en de omwonenden. Ook leiden dit soort explosies, mede gezien de grote hoeveelheid aanslagen die de afgelopen tijd in Nederland hebben plaatsgevonden, tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Voorts bevond de verdachte zich op 16 november 2023 op een voor hem verboden containerterminal in de haven van Rotterdam. Verdachte is in de nacht van 16 november 2023 over het hekwerk van APM II Terminal geklommen en is op 17 november 2023 door het team bijzondere bijstand douane in een container aangetroffen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
De Raadschrijft in de rapportage over de verdachte van 21 december 2023 dat het zorgelijk is dat de verdachte onderdeel lijkt uit te maken van een groep personen die zich bezighouden met ernstige strafbare feiten. Ook bestaan er zorgen over het schoolverzuim, vaardigheidstekorten, beïnvloedbaarheid en het gedrag van de verdachte op sociale media, waar hij in contact komt met antisociale jongeren. In het recente rapport van 3 oktober 2024 schrijft de Raad over de verdachte dat er zowel beschermende- als risicofactoren worden gezien. Als risicofactor wordt op dit moment gezien dat de verdachte gestopt is met zijn opleiding en recreatie. De Raad vindt het nog steeds noodzakelijk dat er vanuit een duidelijk kader zicht wordt gehouden op de ontwikkeling van de verdachte door begeleiding van de jeugdreclassering.
De Raad adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijk jeugddetentie en een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten Tools4U Regulier Plus, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte een meldplicht heeft, over een dag- en vrijetijdsbesteding beschikt, meewerkt aan begeleiding/behandeling als de jeugdreclassering dit nodig vindt en zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank constateert dat in de zaak met parketnummer 10/275096-22 sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Omdat de overschrijding van de redelijke termijn niet aan de verdachte toe te rekenen is, zal dit gecompenseerd worden door vermindering van de op te leggen straf.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij op zitting grotendeels openheid van zaken heeft gegeven en sinds het strafbare feit van 16 november 2023 geen politie- en justitiecontacten meer heeft gehad. Het baart de rechtbank echter zorgen dat de verdachte zich bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft laten leiden door financieel gewin. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, acht de rechtbank een strak kader met forse stok achter de deur noodzakelijk. Gelet hierop en gezien de ernst van de feiten ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om de verdachte, zoals door de verdediging is verzocht, schuldig te verklaren zonder strafoplegging. De rechtbank zal de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur opleggen. Daarnaast acht de rechtbank het in het belang van de verdachte én de samenleving dat de verdachte met zichzelf aan de slag gaat en zijn leven verder vorm gaat geven, bijvoorbeeld door het volgen van een opleiding. De rechtbank zal, gelet op het advies van de Raad, waaruit blijkt dat hij begeleiding van de jeugdreclassering en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie zal gelijk zijn aan de duur van het voorarrest. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding in het rapport van de Raad om de verdachte een taakstraf in de vorm van de leerstraf Tools4U Regulier Plus op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/275096-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.000,-- aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op de uitspraak van de rechtbank in de zaak van een van de medeverdachten, de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade vordert de officier van justitie om toewijzing van een bedrag ter hoogte van € 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsvergoedings-maatregel. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade wordt verzocht deze te matigen tot een bedrag van € 250,-- en om het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, en het overige deel van vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [benadeelde partij 1] betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/275096-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 500,-- aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op de uitspraak van de rechtbank in de zaak van een van de medeverdachten, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.6.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.7.
Beoordeling
Materiële schade
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, en het overige deel van vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [benadeelde partij 2] betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke renteDe benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] en schadevergoeding betalen van
€ 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/275096-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.9.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op de uitspraak van de rechtbank in de zaak van een van de medeverdachten, om toewijzing van een bedrag ter hoogte van € 500,-- vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsvergoedings-maatregel. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.10.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de immateriële schade te matigen tot een bedrag € 250,-- en om het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.11.
Beoordeling
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, en het overige deel van vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [benadeelde partij 3] betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] en schadevergoeding betalen van
€ 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 56, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de in zaak met parketnummer 10/275096-22 primair en in de zaak met parketnummer 10/304842-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 183 (honderd-drieëntachtig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal inspannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of stage en/of werk en zich zal houden aan de daar geldende afspraken;
- zich zal inspannen voor het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of een bijbaan;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten: [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum 2] en [medeverdachte 2], geboren op
[geboortedatum 3], en met de slachtoffers: [benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum 4], [benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum 5] en [benadeelde partij 3], geboren op [geboortedatum 6] 2014;
Van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde
bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder
begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject Tools4U Regulier Plus van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro ), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1], niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 1.000,--(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro ), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 1.000,--(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro ), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen
€ 1.000,--(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/275096-22
hij op of omstreeks 30 juni 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk (Cobra 6) tegen/bij de voordeur van een woning, gelegen aan [adres 2], te plaatsen en tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of nabijgelegen woningen in het portiek en/of de in die woning(en) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning(en) en/of portiek aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 30 juni 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk (Cobra 6) tegen/bij de voordeur van een woning, gelegen aan [adres 2], te plaatsen en tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of nabijgelegen woningen in het portiek en/of de in die woning(en) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning(en) en/of portiek aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 juni 2022 te Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voornoemde [medeverdachte 2] te regelen en/of voornoemd stuk vuurwerk te regelen en/of te overhandigen aan die voornoemde [medeverdachte 2] en/of (na het incident) een foto van voornoemde [medeverdachte 2] te maken.
Parketnummer 10/304842-23
1
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM II Terminal in de Rotterdamse haven;
2
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM II Terminal in de Rotterdamse haven, door middel van inklimming.