ECLI:NL:RBROT:2024:11534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
10/103331-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen. De verdachte, een toen zestienjarige, heeft samen met anderen een vuurwerkbom geplaatst bij de voordeur van een woning in een appartementencomplex in Rotterdam. De explosie vond plaats op klaarlichte dag, terwijl de bewoners niet thuis waren. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De verdachte werd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan benadeelde partijen, waarbij de vorderingen voor materiële schade niet-ontvankelijk werden verklaard, maar immateriële schade werd toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, gezien de recente onrust rondom explosies in Nederland.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/103331-23
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. E. Kafa, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden, met een proeftijd van twee jaar met de algemene voorwaarde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel “levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel”, omdat er ten tijde van de ontploffing geen mensen in de woning aanwezig waren. Ook bevonden zich geen mensen in de portiek.
4.1.2.
Beoordeling
Gezien het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen, zoals uitgewerkt in bijlage II, blijkt zonder meer dat er door de explosie gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan. Om aan te kunnen nemen dat ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Weliswaar waren er in de woning waar de ontploffing teweeg is gebracht geen personen aanwezig, maar deze woning is een onderdeel van een groter appartementencomplex. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat er ten tijde van de ontploffing personen in nabijgelegen woningen aanwezig zijn geweest. Dit blijkt ook uit de verklaring van de aangeefster dat de buurman van nummer [nummer] twee minuten nadat de explosie had plaatsgevonden haar zoon heeft gebeld om hen hierover te informeren. De verbalisanten die kort na de explosie ter plaatse kwamen, beschrijven dat sprake was van rookontwikkeling. Rookontwikkeling draagt een gevaar voor de gezondheid in zich. Volgens forensisch onderzoek blijkt ook dat als gevolg van de ontploffing sprake was van gevaar voor personen. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van deze feiten en omstandigheden vast dat het handelen van de verdachte en medeverdachten een situatie oplevert waarin voorzienbaar gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Niet kan worden vastgesteld dat ook levensgevaar voor anderen te duchten was, waardoor de rechtbank de verdachte ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging partieel zal vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/275096-22
hij op 30 juni 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk Cobra 6 tegen de voordeur van een woning, gelegen aan [adres 2], te plaatsen en tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en nabijgelegen woningen in het portiek en de in die woning aanwezige goederen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning(en) aanwezige personen, te duchten was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De toen zestienjarige verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom door deze te bevestigen aan een voordeur van een woning in een appartementencomplex. De explosie heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag toen de bewoners niet thuis waren. Als gevolg van de ontploffing is er schade ontstaan aan de voordeur, in de hal van de woning, in het trappenhuis en aan de toegangsdeur naar de galerij op de vierde verdieping. Daarnaast was er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten. Dergelijke explosies zijn bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de desbetreffende woningen en de omwonenden. Ook leiden dit soort explosies, mede gezien de grote hoeveelheid aanslagen die de afgelopen tijd in Nederland hebben plaatsgevonden, tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) schrijft in het, inmiddels verouderde, rapport van 10 augustus 2023 over de verdachte dat als hij een aandeel heeft bij ten laste gelegde het delictgedrag verklaard lijkt te kunnen worden door een gebrek aan inzicht in oorzaak-gevolg relaties van zijn eigen handelen en door impulsiviteit. Ook lijkt het delictgedrag verklaard te kunnen worden doordat de verdachte onvoldoende in staat lijkt te zijn om een probleemsituatie tijdig te herkennen en in een probleemsituatie de meest geschikte sociale vaardigheid in te zetten. Als er sprake is van betrokkenheid van de verdachte bij het laste gelegde, dan bestaan er zorgen over de beïnvloedbaarheid en sociale contacten van de verdachte. De kans op herhaling wordt ingeschat als laag.
De Raad adviseert om een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten So-Cool, op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij volledige openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij heeft gedaan. Daar komt bij dat hij bewust afstand heeft genomen van zijn antisociale vrienden. Sinds het rapport van de Raad hebben er in het leven van de verdachte positieve ontwikkelingen plaatsgevonden. Zo heeft hij inmiddels een vaste baan. Gelet daarop acht de rechtbank een leerstraf niet langer passend. Omdat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel
6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), die niet aan de verdachte toe te rekenen is, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf. De rechtbank zal daarom een lagere voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte opleggen.
Daarnaast zal de rechtbank, gezien de ernst van het feit, ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen duur aan de verdachte opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/275096-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.000,-- aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op de uitspraak van de rechtbank in de zaak van een van de medeverdachten, de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade vordert de officier van justitie om toewijzing van een bedrag ter hoogte van € 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsvergoedings-maatregel. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade wordt verzocht deze te matigen tot een bedrag van € 250,-- en om het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, en het overige deel van vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [benadeelde partij 1] betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/275096-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 500,-- aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op de uitspraak van de rechtbank in de zaak van een van de medeverdachten, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.6.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.7.
Beoordeling
Materiële schade
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, en het overige deel van vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [benadeelde partij 2] betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] en schadevergoeding betalen van
€ 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/275096-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.9.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op de uitspraak van de rechtbank in de zaak van een van de medeverdachten, om toewijzing van een bedrag ter hoogte van € 500,-- vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsvergoedings-maatregel. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.10.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de immateriële schade te matigen tot een bedrag € 250,-- en om het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.11.
Beoordeling
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, en het overige deel van vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [benadeelde partij 3] betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] en schadevergoeding betalen van
€ 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van hierna te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro ), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1], niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 1.000,--(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro ), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 1.000,--(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro ), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen
€ 1.000,--(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hjj op of omstreeks 30 juni 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk (Cobra 6) tegen/bij de voordeur van een woning, gelegen aan [adres 2], te plaatsen en tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of nabijgelegen woningen in het portiek en/of de in die woning(en) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning(en) en/of portiek aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was.