ECLI:NL:RBROT:2024:11533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
10/200744-24 vordering TUL VV: 10/042909-22 en 10/311547-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recidive en strafmaat bij voorhanden hebben van vuurwapens door jeugdige verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een achttienjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte heeft zich in korte tijd twee keer schuldig gemaakt aan deze feiten, wat heeft geleid tot een recidive op grond van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de tenuitvoerlegging van twee eerder opgelegde jeugddetentiestraffen gelast, waarbij deze worden omgezet in gevangenisstraffen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat heeft geleid tot een strafverzwarende werking. De rechtbank heeft ook de rapportage van Reclassering Nederland in overweging genomen, waarin werd geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet ondergaan vanwege de ernst van de feiten en het risico dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om inzicht te geven in zijn sociale contacten, wat als voorwaarde is gesteld aan zijn voorwaardelijke straf. De uitspraak benadrukt de noodzaak van streng optreden tegen vuurwapenbezit, vooral gezien de toename van dergelijke feiten in de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/200744-24
Parketnummers vordering TUL VV: 10/042909-22 en 10/311547-22
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in [detentieadres],
raadsman mr. M. Rafik, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde strafdelen (jeugddetentie) in de zaken met parketnummers 10/042909-22 en 10/311547-22, waarbij de jeugddetentie wordt vervangen door een gevangenisstraf van gelijke duur.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet de beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad. De verdachte heeft het wapen kortstondig vast gehouden en heeft hier niet over kunnen beschikken. Ook is geen sprake van het medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwapen, omdat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.2.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De verdachte moet zich bewust zijn geweest van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Ook moet voor het voorhanden hebben van een wapen of munitie de verdachte daarover feitelijke macht kunnen uitoefenen in die zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Op basis van de verklaring van de verdachte dat hij het vuurwapen met munitie op 23 april 2024 heeft vastgehouden en de verklaring van de getuige [getuige] dat hij in bijzijn van de verdachte het vuurwapen aan het schoonmaken was, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de wetenschap had over de aanwezigheid van het vuurwapen. Het vuurwapen is aangetroffen op een bed in een kamer in de woning van de grootouders van de verdachte.
De rechtbank overweegt dat op grond van de voormelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met anderen wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen met munitie in de woning van zijn grootouders en daarover ook feitelijk kon beschikken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij, op 23 april 2024, te Spijkenisse,
tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een omgebouwd alarmrevolver van het merk/type Bbm Olympic 38 kaliber .22lr
en daarbij voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht kogelpatronen, merk/type Dynamit .22lr, kaliber .22lr, voorhanden heeft gehad;
2
hij, op 20 juni 2024, te Zoetermeer,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een omgebouwd alarmrevolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22lr
en daarbij voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
twaalfkogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1: De eendaadse samenloop van
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2: De eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 23 april 2024 heeft de achttienjarige verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen met munitie. Dit vuurwapen is aangetroffen op een bed in de woning van zijn grootouders. Op 20 juni 2024 heeft de politie een doorzoeking gedaan in de woning van de verdachte en is onder het matras van de verdachte nogmaals een omgebouwd en geladen vuurwapen met munitie aangetroffen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat de justitiële documentatie strafverzwarend meeweegt.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland (hierna: reclassering) schrijft in het rapport over de verdachte van 24 september 2024 dat de verdachte zijn leven goed op orde had. Hij ging naar school, had werk en stabiele huisvesting bij zijn vader. Ook leek de verdachte afstand te hebben genomen van zijn criminele netwerk. De indruk bestaat dat de verdachte criminele keuzes maakt in verband met gepleegd delictgedrag in het verleden. De verdachte stelt bang te zijn voor mensen uit het verleden en sluit niet uit dat hij paranoïde gedachten heeft ontwikkeld. Reclassering acht ondersteuning en begeleiding van de verdachte door de inzet van verschillende interventies noodzakelijk.
Reclassering adviseert om volwassenstrafrecht toe passen en om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de reclassering, meewerkt aan ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, zich houdt aan een locatieverbod voor de gemeentes Rotterdam en Spijkenisse en meewerkt aan elektronische monitoring op dit verbod en meewerkt aan ambulante begeleiding door een coach van E25 of een soortgelijke instelling.
Op de zitting is als deskundige gehoord [naam], medewerker bij Reclassering Nederland. Hij heeft verklaard dat hij begrijpt dat het advies een locatieverbod aan de verdachte op te leggen voor de gemeentes Rotterdam en Spijkenisse omvangrijk is. Op dit moment is er geen zicht op de sociale omgeving van de verdachte in Rotterdam en Spijkenisse en is niet duidelijk voor welke mensen hij bang is. Het is zorgelijk dat de verdachte, die in twee proeftijden loopt, de keuze heeft gemaakt om een vuurwapen in bezit te hebben. De verdachte doet het zeer goed en de samenwerking verloopt positief, maar dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Een andere bijzondere voorwaarde, zoals het inzicht geven in sociale contacten, is voor de reclassering niet te handhaven. Het locatieverbod is echt noodzakelijk om de sociale contacten te kunnen controleren. Voor bewegingen die de verdachte wil maken naar zijn school of voor het bezoeken van familie kan hij toestemming vragen aan de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kan leiden tot het toebrengen van ernstige schade aan personen en/of goederen en tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens steeds vaker worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het gevaarzettend karakter daarvan, dient er streng tegen te worden opgetreden. De verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij de risico’s van het vuurwapenbezit met alle ernstige gevolgen van dien. De rechtbank rekent de verdachte zwaar aan dat hij deze onjuiste keuze tot twee keer toe gemaakt heeft, ook dus nadat hij wist dat de politie onderzoek zou gaan doen naar het vuurwapen dat bij zijn opa en oma was aangetroffen en waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat hij daar wel degelijk wetenschap van en beschikking over had. Dat de verdachte het bezit van een vuurwapen rechtvaardigt vanwege zorgen over zijn veiligheid, toont aan dat hij ook bereid was het vuurwapen te gebruiken.
Gelet op de leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten en het advies van de reclassering zal de rechtbank geen jeugdstrafrecht toepassen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het al ondergane voorarrest achterwege te laten. De aard en de ernst van de feiten, tezamen met het feit dat de verdachte al een gewaarschuwd man was door eerdere veroordelingen voor steekwapenbezit en daarvoor in nog twee proeftijden loopt, maken dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor na te noemen duur aan de verdachte zal opleggen.
Het is zorgelijk dat de verdachte, ondanks de beschermende factoren zoals een dagbesteding en de betrokkenheid van zijn vader, herhaaldelijk in verband wordt gebracht met steekwapens en met inmiddels twee (omgebouwde) vuurwapens. De verdachte weet vanuit eigen ervaring dat het in bezit zijn van een (steek)wapen een zeer groot risico op het gebruik daarvan met zich meebrengt.
De rechtbank ziet daarnaast, gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte en het advies van de reclassering, aanleiding om ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur aan de verdachte zal opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient als een serieuze waarschuwing voor de verdachte en moet hem ervan weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen. De daaraan te verbinden voorwaarden dienen ertoe de verdachte daarbij een strak en duidelijk kader te bieden. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod met elektronische monitoring. Hoewel het verzoek van Reclassering Nederland voorstelbaar is omdat er grote zorgen zijn over het herhaalde wapenbezit van de verdachte en nu niet duidelijk is hoe dat iedere keer tot stand komt, heeft het verzochte locatieverbod dat zich zou moeten uitstrekken tot Rotterdam en Spijkenisse een zeer grote impact op de bewegingsvrijheid van de verdachte. Ook is de effectiviteit van deze voorwaarde niet voldoende onderbouwd, omdat niet bekend is waar het antisociale netwerk van de verdachte zich bevindt. De rechtbank deelt echter de zorgen over de sociale contacten van de verdachte en zal daarom als bijzondere voorwaarde aan de verdachte opleggen dat hij zal moeten meewerken aan het aan de reclassering geven van inzicht in zijn sociale contacten en vriendenkring.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon van de verdachte heeft de officier van justitie ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat deze terug zal worden gegeven aan de verdachte, zodat de rechtbank daar geen beslissing over behoeft te nemen.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis
met parketnummer 10/042909-22van 19 januari 2023 van de meervoudige kamer in deze rechtbank is de verdachte – i.c. veroordeelde – ter zake van medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, openlijke geweldpleging tegen personen en handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan een gedeelte groot 24 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 3 februari 2023.
Bij vonnis
met parketnummer 10/311547-22van 13 juli 2023 van de meervoudige kamer in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, in vereniging gepleegd veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan een gedeelte groot 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 juli 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de proeftijden te verlengen en om de voorgestelde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod met elektronisch toezicht, aan deze voorwaardelijke straf(fen) te koppelen.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij de vonnissen met parketnummers 10/042909-22 en 10/311547-22 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen, waarbij de jeugddetentie wordt vervangen door gevangenisstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal meewerken aan het geven van inzicht in zijn sociale contacten en vriendenkring, ook als dat inhoudt inzicht geven in het gebruik van sociale media;
4. de veroordeelde zal zich laten begeleiden door een coach van E25 of een soortgelijke instelling. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 24 (vierentwintig) dagen, van de bij vonnis van 19 januari 2023 van de meervoudige kamer in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie met parketnummer 10/042909-22;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 30 (dertig) dagen, van de bij vonnis van 13 juli 2023 van de meervoudige kamer in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie met parketnummer 10/311547-22;
gelast dat deze jeugddetenties ten uitvoer zullen worden gelegd als gevangenisstraffen, nu de veroordeelde naar het oordeel van de rechtbank niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Kuilenburg, voorzitter,
en mrs. K.T.F. Chocolaad-de Bos en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 23 april 2024, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een (omgebouwd alarm)revolver van het merk/type Bbm Olympic 38 kaliber .22lr
en/of (daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht kogelpatro(o)n(en), merk/type Dynamit .22lr, kaliber .22lr, voorhanden heeft gehad;
2
hij, op of omstreeks 20 juni 2024, te Zoetermeer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een (omgebouwd alarm)revolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22lr
en/of (daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere althans één kogelpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad.