ECLI:NL:RBROT:2024:11524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
10.690212.18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met ernstige gedragsproblematiek en recidive risico

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een 23-jarige veroordeelde, geboren op Curaçao. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd op 15 januari 2019 voor poging tot afpersing en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel toegewezen voor de maximaal te verlengen termijn van zes maanden, omdat behandeling van de problematiek van de veroordeelde nog steeds noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling. De veroordeelde verblijft momenteel op een BPG-afdeling van een penitentiaire inrichting, waar hij niet in staat is om effectief deel te nemen aan behandeling. Deskundigen van het Pieter Baan Centrum adviseren om de PIJ-maatregel om te zetten naar een tbs-maatregel met dwangverpleging, gezien het hoge recidiverisico bij het wegvallen van justitiële kaders. De rechtbank concludeert dat de PIJ-maatregel niet het geschikte kader is voor de veroordeelde, maar dat er op dit moment geen passend alternatief is. De rechtbank benadrukt dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team jeugd
Parketnummer: 10.690212.18
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van
[veroordeelde],
geboren te Curaçao op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[detentieadres],
hierna: de inrichting,
raadsvrouw mr. C. Stroobach, advocaat te Diemen.

1.Procesverloop

Op 15 januari 2019 heeft de rechtbank de PIJ-maatregel van de veroordeelde gelast.
De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van de eendaadse samenloop van poging tot
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, en poging tot zware
mishandeling. De termijn van de PIJ-maatregel is gestart op 30 januari 2019.
Op 11 april 2024 heeft de rechtbank de PIJ-maatregel laatstelijk verlengd met zes maanden.
Op 22 augustus 2024 heeft de rechtbank van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel ontvangen.
Bij die vordering zijn gevoegd:
  • het advies van het hoofd van [naam instelling] (hierna: [naam instelling]) waar de veroordeelde verblijft, gedateerd 19 augustus 2024, inclusief de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde over de periode van 10 februari 2022 tot 10 januari 2023;
  • de Pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van [naam 1], psychiater, en van [naam 2], gz-psycholoog, gedateerd 24 september 2024, die op het moment waarop zij de adviezen uitbrachten en ten tijde van het onderzoek dat zij daarvoor verrichtten niet verbonden waren aan de inrichting waarin de veroordeelde verblijft;
  • het advies van Reclassering Nederland van 18 september 2024.
Op de zitting van 26 september 2024 is de vordering in het openbaar behandeld.
Gehoord zijn:
- de officier van justitie, mr. C. de Bruijn,
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw,
- de moeder van de veroordeelde,
- [naam 3], als behandelcoördinator ITA en GZ-psycholoog verbonden aan [naam instelling],
- [naam 4], als selectiefunctionaris verbonden aan de Divisie Individuele Zaken (DIZ),
- [naam 5], als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.

2.Standpunt van partijen

2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met zes maanden. Door het gedrag van de veroordeelde kan hij niet worden behandeld en was er geen andere optie voorhanden dan hem te plaatsen in de PI Vught. Het volgen van agressieregulatie therapie was het hoogst haalbare en dat leek goed te gaan. Nu er in juni 2024 alsnog een ernstig incident plaatsgevonden heeft, is de vraag of deze behandeling geholpen heeft. De komende zes maanden zal opnieuw worden bekeken welke behandeling kan bijdragen aan een zo gunstig mogelijke pedagogische ontwikkeling van de veroordeelde. Indien over zes maanden blijkt dat door de houding van de veroordeelde opnieuw geen behandelingen kunnen worden geboden, dan lijkt er geen ander alternatief te zijn dan een omzetting naar terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging. In de dubbelrapportage is daar al op gewezen.
2.2.
Standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben primair afwijzing van de vordering bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de PIJ-maatregel met bijzondere voorwaarden voorwaardelijk te beëindigen. Uit de rapporten blijkt dat het maximale is bereikt en dat behandelpogingen in het kader van de PIJ-maatregel niet hebben bijgedragen aan verlaging van het recidiverisico. Langere voortduring van de maatregel zal enkel tot verharding en escalatie leiden. Een verlenging van de PIJ-maatregel zou enkel tot doel hebben om de maximale duur hiervan te bereiken, zodat deze kan worden omgezet in een tbs-maatregel. In die situatie zou de veroordeelde nog langer zonder (effectieve) behandeling in de JJI of een PI worden geplaatst. Uit contact met de Dienst Individuele Zaken (DIZ) blijkt dat omzetting naar een tbs-maatregel erin zou resulteren dat de veroordeelde – wegens lange wachtlijsten – zes tot acht maanden zonder enige vorm van behandeling als passant in detentie moet verblijven. Bovendien zou er in het geval van verlenging van de PIJ-maatregel niet worden voldaan aan de eis van proportionaliteit. De veroordeelde weet dat het einde van de maatregel in zicht is, wat maakt dat er geen positief effect te verwachten valt van de laatste zes maanden. Wat hem het meest recent is aangeboden aan behandeling is een agressieregulatie training en die heeft hij in de PI Vught succesvol afgerond. Tijdens het verblijf in het Pieter Baan Centrum heeft de veroordeelde laten zien dat hij met meer vrijheden kan omgaan. De gedachte van vrijheid motiveert hem en verlenging van de PIJ-maatregel zal resulteren in een terugval in perspectief.

3.Adviezen

3.1.
Advies [naam instelling]
Het advies van 19 augustus 2024 houdt onder meer het volgende in.
Kern van de problematiek
De veroordeelde is een 23-jarige jongeman met een lichtverstandelijke beperking, een
antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Daarnaast is er sprake van een stoornis in cannabisgebruik, een hoge mate van psychopathie, beperkte agressieregulatie, lager sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau en beperkte medewerking aan interventies en behandeling. Momenteel wordt er binnen PI Vught een meewerkende houding gezien binnen de interventie agressieregulatietraining, een lichte protocollaire interventie. Binnen de context van de JJI's is alles geprobeerd en niet gelukt. De veroordeelde is niet bezig met de gevolgen van zijn gedrag op lange termijn, in elk geval niet binnen de behandeling tot nu toe. Hij weigert binnen de JJI grotendeels deelname aan behandeling/ dagprogramma/ school/ urine controles, slaapt de hele dag en beïnvloedt zijn groepsgenoten op een negatieve manier. Hij heeft moeite met zichzelf en zijn woede te beheersen en wordt makkelijk agressief. Hij is snel gekrenkt door eenvoudige gedragsinstructies en begrenzing door anderen levert dusdanige spanning die hij uit in agressie. Er is sprake van een gebrek aan empathie en hij maakt misbruik van anderen waarin hij anderen manipuleert.
Samenvatting beloop behandeling [naam instelling]
De veroordeelde is op 04-07-2023 geplaatst op de individueel traject afdeling (hierna: ITA) van [naam instelling]. De eerste 3 weken binnen [naam instelling] zijn goed verlopen. Na 3 weken heeft er een fysiek agressie incident richting personeel plaatsgevonden wat gemaakt heeft dat hij tijdelijk elders (TVE) heeft verbleven (PI Vught). Een TVE in Vught is niet gebruikelijk maar had te maken met de systeemcrisis die dit incident onder de medewerkers teweegbracht. Het doel van de TVE was het creëren van rust en veiligheid binnen de inrichting. Na 4 weken is de veroordeelde teruggekeerd naar [naam instelling]. De veroordeelde is bij terugkomst (24-08-2023) in [naam instelling] gestart in een individueel programma op een lege groep. De eerste week van het individueel programma is het interne bijstandsteam (IBT) ingezet. De tweede week van het individueel programma heeft groepsleiding van de ITA de begeleiding van de veroordeelde overgenomen. Op de eerste dag dat groepsleiding de begeleiding overnam is er op 30-08-2023 een alarmsituatie geweest. De veroordeelde liet een agressieve houding zien en kwam zeer dreigend over. Hij is uiteindelijk met inzet van het IBT-team in de afzondering geplaatst. Gezien het gedrag van de veroordeelde (dreigend en agressief) en de handelingsverlegenheid die gezien is bij het alarm is er door het behandelteam ingeschat dat de inzet van de landelijke bijzondere bijstandseenheid (LBB) noodzakelijk geacht werd om de veroordeelde veilig te kunnen begeleiden. Vanaf 4-09-2023 is de veroordeelde begeleid door drie LBB-leden op een leegstaande groep. De veroordeelde heeft sinds de bejegening vanuit LBB niet meer in de afzondering gezeten maar er hebben wel degelijk dreigende situaties voorgedaan. De veroordeelde is enkele keren met de medewerkers van LBB neus aan neus gaan staan, ook is er sprake geweest van verbale agressie en zijn er verschillende momenten geweest waarbij de spanning bij de veroordeelde is opgelopen. Gezien wordt dat de spanning toeneemt op het moment dat dingen voor de veroordeelde niet duidelijk zijn of op de momenten dat hij ruimte probeert te zoeken en deze niet krijgt. Op 10-10-2023 is de veroordeelde overgeplaatst naar PI Vught aangezien het niet meer haalbaar was, gezien het gedrag van de veroordeelde en de systeemcrisis, hem in te laten stromen op de ITA-afdeling van [naam instelling].
Samenvatting beloop behandeling PI Vught (BPG-afdeling)
Informatie vanuit PI Vught 7 mei 2024
De veroordeelde is gestart met de agressieregulatietraining (ART) en dat verloopt goed. De veroordeelde functioneert al langere tijd prima op de afdeling. Bij binnenkomst op de BPG was hij aanvankelijk wat terughoudend/zakelijk in contact, maar hij heeft daar in positieve zin een draai in weten te maken en kwam geleidelijk aan meer in contact met o.a. het afdelingspersoneel. Gedurende zijn hele verblijf op de BPG zijn er tot 20 juni 2024 geen incidenten geweest en is er ook geen sprake geweest van positieve UC’s. Het afdelingspersoneel geeft ook aan dat ze de indruk hebben dat de veroordeelde actief bezig is om aan de slag te gaan met zijn agressieproblematiek, o.a. door anderen wel aan te spreken op hun gedrag, maar ook bepaalde situaties juist uit de weg te gaan. Dit komt ook tot uiting in het feit dat hij is gestart met de ART en zich daar ook goed voor lijkt in te zetten. Al met al functioneert de veroordeelde prima en was ons MDO eigenlijk op 20-02-2024 al van mening dat hij overgeplaatst kon worden naar een regulier regime omdat er geen indicatie meer werd gezien voor een verblijf op de BPG.
Incident PI Vught 20 juni 2024
Het incident staat als volgt geregistreerd: op het moment dat de medewerkers de douche inrennen, zien ze de veroordeelde uit de doucheruimte van de medegedetineerde komen terwijl de medegedetineerde gewond op de grond ligt. Het is aannemelijk dat de veroordeelde in de doucheruimte van deze gewonde medegedetineerde is geweest en dat de veroordeelde degene is geweest die de medegedetineerde heeft geslagen in de douche.
Vanuit PI Vught is de conclusie getrokken dat het geen zelfverdediging is geweest maar een bewust opgezette actie waar de veroordeelde andere gedetineerden bij betrokken heeft.
Conclusie
Concluderend kan gesteld worden dat zijn gedrag binnen PI Vugt voor langere tijd onder controle is geweest. Op het moment dat de behandeldruk laag is en er geen eisen aan hem gesteld worden zoals dit in een JJI wel gedaan wordt, lukt het de veroordeelde langere tijd geen agressie te laten zien. Op het moment dat er toch onrust is met andere jongeren wordt ook in PI Vught gezien dat hij vervalt in oud gedrag (agressie). Binnen [naam instelling] werd vooral impulsieve agressie waargenomen maar bij het incident in PI Vught is sprake van planmatige agressie. De veroordeelde heeft doelbewust gewacht met het toepassen van agressie op een moment waar dit mogelijk was. De conclusie vanuit [naam instelling] blijft hetzelfde als de conclusie die 6 maanden geleden gesteld is.
Vanuit het behandelteam wordt gezien dat het kader van de PIJ niet toereikend is
voor de veroordeelde. De gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens is in de PIJ-behandeling zeer hardnekkig gebleken, waarbij de behandelinzet vooralsnog niet heeft geleid tot een verandering in zijn basale wantrouwen en kerncognities. De huidige PIJ-behandeling van De veroordeelde stagneert en gezien wordt dat de zeer ernstige en vroege persoonlijkheidsproblematiek van de veroordeelde zich eerder verder verhardt, door een toenemend wantrouwen en een terugval in perspectief. De veroordeelde weet dat de PIJ-maatregel eindig is en redeneert terug vanaf dat moment. Als er geen vast eindpunt is, wordt de veroordeelde met het behandelteam gedwongen zich te oriënteren op het nu en wat er voor nodig is om vooruit te komen in de behandeling. Het kader van de PIJ maatregel is niet toereikend om de tijd te gebruiken als middel om behandelbereidheid te bewerkstelligen, de PIJ is immers eindig. Er is een langdurig gedwongen en veilig kader nodig aangezien persoonlijkheidsstoornissen een lange behandelduur hebben. Zeker zoals bij de veroordeelde als deze zo vroeg in het leven zijn ontstaan en zo diep verankerd zijn in de persoonlijkheid. Voor het bereiken van een zekere mate van behandelbereidheid wordt meerdere jaren nodig geacht. In het algemeen kan gesteld worden dat de PIJ-maatregel niet het geschikte kader is omdat de resterende tijd binnen deze maatregel te kort is om toe te werken naar enige behandelbereidheid. Het gevolg zal zijn dat intern het risico op escalaties omhoog gaat. De escalaties dragen bij aan verdere verharding van de problematiek en zijn dus niet in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde.
Dit alles op een rijtje zettend kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een groot dilemma: enerzijds kan geconcludeerd worden dat er nog veel (kritische) risicofactoren worden gezien die nog onvoldoende worden getemperd door beschermende factoren, waardoor het recidiverisico op dit moment nog als onveranderd hoog wordt ingeschat en de mate van bescherming nog als weinig, op het moment dat de PIJ-maatregel per direct wordt beëindigd en alle kaders en hulpverlening wegvallen. Anderzijds is binnen de JJI alles geprobeerd zonder positief resultaat en is de resterende tijd te kort. Parallel daaraan wordt gedurende zijn plaatsing op de BPG in Vught voorzichtig zichtbaar dat wanneer er sprake is van een zeer lage tot geringe behandeldruk in een hele specifieke context, het de veroordeelde beter lukt zich te voegen naar geldende structuren en mee te werken aan een gedragsmatige interventie.
3.2.
Rapport psychiater en psycholoog (dubbelrapportage)
Het rapport van psychiater [naam 1] en gz-psycholoog [naam 2], beiden verbonden aan het PBC, houdt onder meer het volgende in.
Omdat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, heeft het onderzoeksteam zich voor informatie over zijn ontwikkeling en het verloop van de PIJ-behandeling moeten baseren op het beschikbare dossier. Vastgesteld kan worden dat bij de veroordeelde ernstige hechtingsproblematiek aan de basis lijkt te liggen van de gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens met een secundaire scheefgroei van de persoonlijkheid en de ontwikkeling van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met cluster B (antisociale, borderline en mogelijk ook narcistische) trekken, gecompliceerd door een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in alcoholgebruik. Er is sprake van een verschuiving van het dag- en nachtritme, passiviteit, initiatiefloosheid en vlakke emoties, die vermoedelijk – in elk geval deels – zijn toe te schrijven aan het gebruik. De veroordeelde kan geregeld intimideren, mogelijk om op korte termijn dingen voor elkaar te krijgen en/of een narcistisch gevoel van almacht te krijgen door mensen angst in te boezemen. Ook is het opvallend dat het hem tijdens de PIJ-behandeling niet lukt om schijnaanpassing te laten zien, zodat hij naar buiten kan.
Gezien wordt ook dat bij de veroordeelde een gebrek is aan inzicht in het risico van gewelddadig gedrag en de noodzaak van behandeling. Er is sprake van gedragsmatige instabiliteit (gebrekkige impulscontrole, agressieregulatie problematiek). Omdat de veroordeelde vanaf het begin van 2019 nagenoeg volledig behandeling weigert, lijkt de problematiek van het indexdelict in 2018 onveranderd of nog meer aanwezig.
Voor wat betreft de risicohanteringsitems kan gezegd worden dat de professionele ondersteuning en plannen, de leefomstandigheden en persoonlijke steun geborgd zijn zolang de veroordeelde in een hoog beveiligde instelling verblijft. De veroordeelde heeft een beperkt steunend netwerk, zijn copingsvaardigheden schieten tekort en er worden weinig beschermende factoren gezien.
Geconcludeerd moet worden dat de problematiek van de veroordeelde gedurende de jarenlange PIJ-behandeling niet bewerkbaar is gebleken. De behandeling is vooralsnog geëindigd met een plaatsing op de BPG-afdeling, omdat er in de JJI’s sprake was van handelingsverlegenheid. In de JJI’s was herhaaldelijk, op diverse afdelingen, sprake van dreiging, intimidatie, verbale en fysieke agressie. In de BPG, een van de strengst beheersmatig functionerende afdelingen in Nederland, is het vanaf oktober 2023 tot januari 2024 goed gegaan. De veroordeelde heeft er intensieve agressieregulatietraining gevolgd, dat niet heeft verhinderd dat hij enkele weken voor plaatsing bij het PBC een medegedetineerde heeft mishandeld. Inmiddels is voldoende duidelijk dat de veroordeelde zonder een zeer strikt kader met intensieve begeleiding en ondersteuning, niet (redelijk) stabiel kan blijven functioneren. Een strikt kader is nodig om het recidiverisico hanteerbaar te houden. De kans op herhaling van een soortgelijk gewelddadig feit als waarvoor de PIJ-maatregel aan de veroordeelde is opgelegd, wordt zowel op de lange als de korte termijn hoog geacht.
De psychiater en psycholoog adviseren om de PIJ-behandeling om te zetten in een tbs-maatregel met dwangverpleging van overheidswege. Er is een kans dat betrokkene binnen een tbs-kader (uiteindelijk) gaat meewerken, omdat er anders geen uitzicht op verlof en uiteindelijk resocialisatie komt.
3.3.
Advies Reclassering Nederland
Het advies van 18 september 2024 houdt onder meer het volgende in.
De reclassering schat een hoge kans op recidive en letsel in, waarbij de risico's ontstaan door zijn beperkte agressieregulatie, lager sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau, zijn egocentrisme, zijn gerichtheid op directe behoeftebevrediging, gebrekkig empathisch vermogen en geweten, zijn licht verstandelijke beperking en beperkte copingsvaardigheden. In geval van spanning, krenking of wanneer zaken niet gaan zoals hij wil gebruikt hij inzet van agressie als coping. Hiernaast ziet de reclassering tevens (mogelijke) risico's op het gebied van sociaal netwerk, financiën en houding. De reclassering heeft op dit moment slechts beperkt zicht op mogelijk beschermende factoren, zoals familie, partner en religie.
Gedurende de maatregel heeft de veroordeelde onvoldoende meegewerkt aan behandeling. Aansturing hierop leidde veelal tot weerstand en agressie. Er heeft gedurende de maatregel geen positieve gedragsverandering plaatsgevonden. De reclassering is van mening dat het tegenovergestelde plaats heeft gevonden: betrokkene is ernstig verhard, iets wat de deskundigen onderschrijven. Dit heeft een ernstig nadelige invloed op het recidiverisico en de prognose tot gedragsverandering. De eerder hoog ingeschatte risico's zijn tot op heden onveranderd hoog. Zonder inzet van behandeling op aanwezige risicofactoren wordt een recidive, al dan niet met geweld, onvermijdelijk geschat.
Sinds de vorige PIJ-verlengingszitting is aan de veroordeelde een agressieregulatietraining aangeboden in de PI Vught. Op die manier werd getracht toe te werken naar gedragsverandering en risicobeperking, maar kreeg betrokkene ook de mogelijkheid om zijn motivatie tot medewerking aan behandeling aan te tonen. Een succesvol verloop zou mogelijkheden kunnen bieden tot hervatting van de behandeling in het kader van de PIJ maatregel en terugplaatsing in een JJI. Echter blijkt uit een terugkoppeling van de PI Vught dat hoewel betrokkene de agressieregulatietraining succesvol heeft afgerond, dat er kort na afronding van de training wederom een agressie incident zou hebben plaatsgevonden waarbij de veroordeelde de agressor zou zijn geweest.
Gedurende de afgelopen periode zijn er, naast de agressieregulatietraining, geen mogelijkheden gezien om andere - of verdere stappen te zetten richting hervatting van de behandeling in het kader van de PIJ-maatregel en/of re-integratie. De PIJ-maatregel kan nog met zes maanden verlengd worden, waarbij twijfels bestaan over of deze resterende verlenging voldoende tijd biedt om het gewenste effect teweeg te brengen. Op dit moment ziet de reclassering, evenals in het vorige reclasseringsadvies d.d. 19 maart 2024, geen mogelijkheden om een zinvolle invulling te geven aan een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ maatregel van de veroordeelde. Er worden geen mogelijkheden gezien om te werken aan gedragsverandering of risicobeperking door middel van bijzondere voorwaarden in het kader van de PIJ maatregel. Mocht de rechtbank desondanks besluiten de PIJ maatregel voorwaardelijk te beëindigen, dan adviseren wij daarbij geen bijzondere voorwaarden en geen reclasseringstoezicht op te leggen. De verwachting is dat de veroordeelde hier niet aan zal kunnen voldoen, waarbij bij aansturing en sanctionering mogelijk zelfs risico verhogend zou kunnen werken. De uitvoering van een eventueel toezicht wordt daarmee ook risicovol geacht voor betrokken reclasseringswerkers.
3.4.
Ter zitting gegeven adviezen
[naam 3], als GZ-psycholoog verbonden aan [naam instelling], heeft het verlengingsadvies ter zitting toegelicht. Zij heeft onder meer verklaard dat de PIJ-maatregel niet toereikend is gebleken. Ondanks dat er veel geprobeerd is, blijft er sprake van een hoog recidiverisico. De vraag is of behandeling binnen de PIJ-maatregel nog wenselijk is als in het kader van die maatregel al veel is geprobeerd, terwijl het risico op agressie bij een ITA en bij de BPG-afdeling groot is. Door het stellen van nieuwe voorwaarden aan de veroordeelde zal de druk bij hem toenemen, waardoor de kans op agressie zal toenemen en dat wordt niet in het belang van de veroordeelde geacht.
[naam 4], selectiefunctionaris bij DIZ, heeft ter zitting verklaard dat de plaatsing van de veroordeelde bij de BPG-afdeling uitzonderlijk is. Binnen de JJI’s werden er geen mogelijkheden gezien tot plaatsing van de veroordeelde, omdat er teveel angst was ontstaan bij personeel van buitenaf en bij het personeel van [naam instelling]. Per 1 oktober 2024 zal er een nieuwe ITA openen bij Teylingereind. De veroordeelde is daar al bekend in verband met een eerder verblijf bij de ForCA. Plaatsing van de veroordeelde moet dan wel een doel dienen door de inzet van interventies. Over het algemeen gaat het met de veroordeelde beter in de PI Vught. Bezien zal moeten worden hoe de situatie bij Teylingereind daar het beste op kan aansluiten en wat de komende periode nog voor de veroordeelde kan worden ingezet. Er zal maatwerk moeten worden geleverd, zoals door het maken van afspraken om toe te werken naar een verloftraject, waarvoor in een kortere periode een combinatie van meerdere machtigingen nodig zal zijn.
[naam 5], als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, heeft ter zitting verklaard dat bij plaatsing op de ITA van JJI Teylingereind er risico’s op overvraging en conflicten worden gezien. De reclassering heeft de veroordeelde eerder aangemeld bij een zorgbemiddelingsteam voor een vinden van een woning en passende behandeling, maar door het risico op geweld en het recidiverisico volgen er enkel afmeldingen. Eventuele bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel zijn niet uitvoerbaar.

4.Beoordeling

De rechtbank stelt allereerst vast dat de PIJ-maatregel in dit geval, gelet op de maximale wettelijke termijn van ingevolge artikel 6:6:31, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), nog maximaal kan worden verlengd tot 2 mei 2025. Op dat moment zal de PIJ-maatregel van rechtswege voorwaardelijk eindigen.
Een PIJ-maatregel kan op grond van artikel 6:6:31, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) juncto artikel 77s, eerste lid, sub b en c, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) slechts verlengd worden indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daarnaast dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel te eisen en dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Aan deze drie voorwaarden moet worden voldaan om tot een verlenging van de maatregel te kunnen komen.
Uit de adviezen en wat ter terechtzitting is besproken, blijkt dat sprake is van een zeldzame situatie. De ingewikkelde problematiek en het gedrag van de veroordeelde hebben geleid tot meerdere overplaatsingen. Momenteel verblijft de veroordeelde zonder behandeling op de BPG-afdeling van PI Vught. Binnen deze setting krijgt de veroordeelde duidelijke kaders aangereikt en ervaart hij geen behandeldruk. Op het incident van 20 juni 2024 na, doet de veroordeelde het dan ook goed op deze afdeling. In beginsel is hij toe aan een volgende stap. Hiervoor is het echter noodzakelijk de problematiek van de veroordeelde te behandelen. Gelet op het karakter van de PIJ-maatregel zou (terug)plaatsing binnen een JJI de geëigende weg zijn om de veroordeelde de interventies te bieden die hij nodig heeft om het recidiverisico te verlagen. Het probleem is echter dat als de behandeldruk toeneemt, waarbij er meer wordt verwacht van de veroordeelde, de spanningen ook toenemen en er een groot risico is op agressie-incidenten en opnieuw een onwerkbare situatie binnen de JJI.
Ondanks alle pogingen de afgelopen jaren heeft de veroordeelde niet willen meewerken aan behandeling. Weliswaar heeft de veroordeelde een agressieregulatietraining afgerond, maar dit heeft niet geleid tot een positieve verandering van zijn gedrag, gezien het incident van 20 juni 2024. Uit de rapportages volgt dat het niet kunnen bewerken van de problematiek van de veroordeelde heeft geleid tot verharding van zijn problematiek en een onveranderd hoog recidiverisico. Op het moment dat de huidige kaders komen weg te vallen, achten de deskundigen de kans op herhaling van een geweldsdelict onverminderd zeer hoog of zelfs onvermijdelijk. Vanwege de problematiek en het gedrag van de veroordeelde kan er op geen enkele manier invulling worden gegeven aan een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel met bijzondere voorwaarden, zoals de verdediging heeft verzocht. De reclassering heeft geen enkel vertrouwen in de bereidwilligheid van de veroordeelde om daaraan mee te werken en heeft begrijpelijke zorgen over de uitvoering van reclasseringsbegeleiding. Dit maakt dat een – al dan niet voorwaardelijke – beëindiging van de PIJ-maatregel op dit moment noch in het belang van de veroordeelde, noch in het belang van de samenleving is.
Voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde en om een leven buiten de inrichting te kunnen vormgeven, blijft behandeling van de problematiek van de veroordeelde noodzakelijk. Gelet op wat alle deskundigen aangeven en het gedrag van de veroordeelde, lijkt het echter bijna onmogelijk om hem behandeling te bieden. Om tot behandelbereidheid bij de veroordeelde te kunnen komen beschrijven de psycholoog en psychiater dat omzetting van de PIJ-maatregel naar een tbs-maatregel met dwangverpleging eigenlijk het meest passend zou zijn. De maximale termijn van de PIJ-maatregel is echter nog niet bereikt. Binnen het PIJ-kader lijkt voor nu de enige werkbare en mogelijke optie plaatsing op de ITA die per 1 oktober 2024 bij Teylingereind geopend is. Ter zitting is besproken dat de urgentie, tijdsklem en het unieke samenstel van alle omstandigheden maakt dat in korte tijd intensief maatwerk gevraagd wordt van - met name - Teylingereind. Maar ook de veroordeelde is nu aan zet door behandelmotivatie te tonen en medewerking aan behandeling te verlenen, zodat hij op acceptabele wijze zijn leven buiten de inrichting kan vormgeven om zo zijn toekomst buiten de inrichting met zijn vriendin, moeder en broertje mogelijk te maken. Hoewel de tijd dringt, vormt de behandeling bij Teylingereind de laatste kans voor de veroordeelde om de PIJ voorwaardelijk te kunnen beëindigen. Aan het doel van de PIJ-maatregel, te weten in het belang zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde, is daarmee voldaan.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de PIJ-maatregel nog noodzakelijk is en ziet op dit moment aanleiding om de maatregel voor de gevraagde duur van zes maanden te verlengen. De verlenging is mogelijk, omdat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist de verlenging van de maatregel. De verlenging van de maatregel is tevens nog steeds in het belang van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Er is geen passend alternatief.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, geeft de rechtbank aan dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, op 2 mei 2025 voorwaardelijk zal eindigen en op 2 mei 2026 onvoorwaardelijk zal eindigen.

5.Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
met 6 (zes) maanden.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.T.F. Chocolaad-de Bos en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beschikking ondertekend door de oudste rechter/jongste rechter. De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (
art.6:6:37 Sv)