ECLI:NL:RBROT:2024:11510

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
10/289417-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade door het gooien van zwavelzuur

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft op 11 mei 2023 in Rotterdam een vrouw met zwavelzuur overgoten, wat resulteerde in ernstige 2e en 3e-graads brandwonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een plan hadden gemaakt om de vrouw te achtervolgen en haar te verwonden. De verdachte heeft zijn telefoon uitgeleend aan een medeverdachte om de communicatie te vergemakkelijken. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 280 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en toezicht door de jeugdreclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen werden volledig toegewezen, inclusief affectieschade voor de echtgenoot van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die blijvende littekens en psychische schade heeft opgelopen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/289417-23
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsvrouw mr. N. Aydogan-Kütük, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 3 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 280 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte behandeling volgt bij Fivoor, zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en meewerkt aan begeleiding van de jeugdreclassering;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair ten laste gelegde (medeplegen van zware mishandeling) omdat de verdachte niet zelf het zuur naar de aangeefster heeft gegooid en daarnaast geen opzet heeft gehad op de samenwerking met de medeverdachten dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster. De verdediging bepleit ook vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid aan zware mishandeling). Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij behulpzaam was bij het zuurgooien.
4.1.2.
Beoordeling
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 11 mei 2023 liep de aangeefster na haar werk bij [naam badhuis], aan [adres 2], naar een vriendin die op de [straatnaam 1] woont. Onderweg zag zij een man op de stoep staan. Ze liep door, keek om en zag dat de man langzaam achter haar aan liep. Toen zij bijna bij haar vriendin aangekomen was en over haar rechterschouder keek, zag zij dat de man dichtbij haar stond. De man hield een fles met vloeistof vast, die hij direct in haar gezicht spoot. Na onderzoek bleek deze vloeistof zwavelzuur te bevatten. Volgens de letselverklaring heeft de aangeefster op 3% van haar lichaam 2e/3e-graads brandwonden opgelopen, onder andere in haar gezicht, op haar hoofd, handen, onderarmen en in haar hals. De aangeefster is voor deze verwondingen tot op de dag van vandaag onder behandeling van een arts. Hiermee staat voor de rechtbank vast dat de aangeefster zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte hierbij betrokken is geweest en zo ja, of sprake is geweest van medeplegen of medeplichtigheid en van voorbedachten rade.
Heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplegen van dit delict?
In de avond van 11 mei 2023 hebben de verdachte en de medeverdachten, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], met elkaar afgesproken. Tijdens deze ontmoeting heeft [medeverdachte 1] in het bijzijn van de verdachte aan [medeverdachte 2] gevraagd om een vrouw te achtervolgen en hem van haar route op de hoogte te houden. Hierbij heeft [medeverdachte 1] ook aan [medeverdachte 2] gevraagd om accuzuur over de vrouw te gooien. Tijdens dit gesprek is een omschrijving van de vrouw gegeven, is gesproken over de route die zij zou lopen en is aangegeven waar [medeverdachte 2] op de vrouw moest wachten. Om met elkaar te kunnen communiceren heeft de verdachte een van zijn telefoons met het telefoonnummer +[telefoonnummer 1] aan [medeverdachte 2] geleend. Op aanwijzing van [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] op een stenen muur – met zicht op [naam badhuis] – gewacht totdat hij een vrouw (de aangeefster) zag lopen die voldeed aan het doorgekregen signalement.
Omstreeks 21.25 uur kwam de aangeefster uit haar werk, waarna de achtervolging is gestart. [medeverdachte 2] volgde de aangeefster vanaf de [straatnaam 2], naar de Beijerlandselaan en de Groene Hilledijk tot aan de kruising met de Vinkenbaan. Hierna is hij weggefietst, de Dordtsestraatweg uit. Uit onder meer de mastgegevens van het op dat moment bij de verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer +[telefoonnummer 2] is gebleken dat hij en [medeverdachte 1] zich verplaatsten naar het Zaailand. Met het door de verdachte uitgeleende toestel is meermaals telefonisch contact geweest met de verdachte over de locatie van de aangeefster. Terwijl de verdachte zich aan het verplaatsen was, heeft hij die avond tussen 21.14 uur en 21.55 uur zes keer contact gehad met het telefoonnummer +[telefoonnummer 3]. De vijfde keer dat er contact was, was om 21.45 uur waaruit volgt dat er direct voor en direct na de zuuraanval telefonisch contact geweest is. Omstreeks 21.45 uur maakte het telefoonnummer van de verdachte +[telefoonnummer 2] verbinding met de zendmast Enk, gelegen in de omgeving van de plaats delict. Op aangeven van [medeverdachte 1] is de verdachte op de hoek van de [straatnaam 1] gaan staan, waar hij vrij zicht had op de plaats delict. Vanaf de kruising met de Vinkenbaan nam [medeverdachte 1] de achtervolging van de aangeefster over. De aangeefster is door de (mede)verdachten geen moment uit het oog verloren geweest. Ongeveer 6 minuten later is de aangeefster overgoten met zwavelzuur. Op het moment dat de verdachte de aangeefster hoorde gillen, is hij weggefietst, waarna [medeverdachte 1] en de verdachte elkaar omstreeks 23.08 uur weer hebben getroffen, aangezien hun telefoons op dat moment verbinding maakten met dezelfde zendmast aan de Pythagorasweg. Na de zuuraanval zijn de verdachte en [medeverdachte 1] weer samengekomen en heeft [medeverdachte 2] de geleende telefoon aan de verdachte teruggegeven. Uit het dossier kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] een bedrag van 450 euro voor de opdracht zou krijgen.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de zuuraanval. Dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, leidt de rechtbank af uit de hiervoor omschreven handelingen van de verdachte en de medeverdachten voorafgaand, tijdens en na de zuuraanval. De verdachte heeft samen met de medeverdachten een opdracht gekregen om zuur te gooien, daartoe een plan gemaakt en dat gezamenlijk uitgevoerd. De verdachte heeft zijn telefoon uitgeleend aan [medeverdachte 2] en heeft hem op dit toestel gebeld. Dit toestel is alleen ten behoeve van de zuuraanval aan [medeverdachte 2] uitgeleend. De verdachte is daarbij de gehele tijd in de buurt geweest van de aangeefster en heeft zicht gehouden op het plaats delict. Ook heeft de verdachte kort voor en kort na de zuuraanval op aangeefster meerdere keren contact gehad met het telefoonnummer +[telefoonnummer 3]. Dit telefoonnummer blijkt in gebruik te zijn (geweest) bij [naam 1]. Anders dan de verdachte verklaard heeft, blijkt uit het mutatierapport van de politie van 25 maart 2023 dat de verdachte, de medeverdachten en [naam 1] in een kapsalon in elkaars aanwezigheid zijn geweest. De setting in de kapsalon op die dag werd door de politie omschreven als lijkend op een buurthuis; er werd harde muziek gedraaid en de aanwezigen frituurden kip en dronken (sterke) drank.
De verdachte heeft geen enkele geloofwaardige verklaring gegeven voor zijn handelen op die avond wat zou kunnen duiden op een alternatief scenario. Tevens is het volstrekt ongeloofwaardig dat de verdachte geen verklaring kan geven voor het feit dat hij in de avond van 11 mei 2023 zes keer, ook kort voor en kort na de zuuraanval, is gebeld door het nummer +[telefoonnummer 3], terwijl hij de periode ervoor en de periode erna nooit is gebeld door dit nummer.
De rechtbank komt alles overziend tot het oordeel dat de verdachte zich samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling van de aangeefster op 11 mei 2023 in Rotterdam.
Voorbedachten rade
Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden leidt de rechtbank verder af dat de verdachten het vooropgezette plan hadden om de aangeefster met zwavelzuur te overgieten. De verdachten zijn eerder via Snapchat benaderd met deze vraag en hebben vervolgens in de avond van 11 mei 2023 het plan besproken en een rolverdeling gemaakt. Uit de mastgegevens blijkt dat de verdachte omstreeks 21.14 uur zich aan het verplaatsen is naar de plaats delict, waar de zuuraanval omstreeks 21.51 uur plaatsgevonden heeft. Hieruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het toebrengen van het letsel voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het genomen of te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 mei 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige 2e en 3e graads brandwonden aan het gezicht/hoofd en de hals en handen ende onderarmen, waarbij een deel van de huid van het gezicht/hoofd en de hals en handen en de onderarmen (diep) is verbrand, en daarmee littekens op/aan het gezicht/hoofd en de hals en handen ende (onder)arm(en) van die [slachtoffer] heeft toegebracht, door een (grote) hoeveelheid zwavelzuur, in/over het gezicht/hoofd/ en hals en handen en onderarmen van die [slachtoffer] te spuitengooien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De toen zeventienjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade door een vloeistof met 50% zwavelzuur over het slachtoffer heen te gooien. De verdachte heeft met de medeverdachten een plan gemaakt voor de uitvoering van een opdracht en is er bij de uitvoering van de opdracht de hele tijd bij of in de buurt geweest. De verdachte heeft het slachtoffer horen gillen en heeft ervoor gekozen in plaats van haar te hulp te schieten, weg te fietsen. De verdachte heeft geweigerd openheid van zaken te geven, zodat voor het slachtoffer de vraag wie het op haar gemunt had en waarom, onbeantwoord blijft.
Door het gooien met zwavelzuur heeft het slachtoffer ernstige brandwonden opgelopen, met littekens op haar lichaam, onder andere in haar gezicht, tot gevolg. Wat het feit des te heftiger maakt, is dat de verdachte het slachtoffer niet kende en in opdracht van iemand anders dit zeer ernstige strafbare feit heeft gepleegd. Deze ernstige aanval is voor het slachtoffer zeer beangstigend geweest. Zij heeft enorme pijn geleden, vele operaties ondergaan en is voor het leven getekend. Zij moet nog de nodige operaties ondergaan. Ook is zij angstig en vermijdt het om naar buiten te gaan omdat zij dan aangestaard wordt. Tot op de dag van vandaag heeft de zuuraanval een grote negatieve impact op haar leven en dat van haar echtgenoot. Dit alles blijkt ook uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij hierin een belangrijke rol gespeeld heeft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte op het moment van het strafbare feit niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) beschrijft in het rapport over de verdachte van 20 september 2024 dat er op een aantal domeinen risicofactoren worden gezien. Van belang is, aldus de Raad, dat de verdachte leert om te gaan met moeilijke situaties, zoals in situaties waar sprake is van groepsdruk. Om de kans op herhaling te verlagen is het noodzakelijk dat de verdachte leert om weerbaar te worden tegen antisociale invloeden. De verdachte lijkt veel goede voornemens te hebben, maar heeft structurele begeleiding nodig om op de voorgenomen koers te blijven.
De Raad adviseert om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich onder behandeling zal stellen van Fivoor of een soortgelijke instelling, meewerkt aan vervolgbehandeling van Fivoor of een andere instelling en zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten.
Op de zitting is als
deskundigegehoord, [naam 2], werkzaam als jeugdreclasseerder bij WSS. Zij heeft verklaard dat het contact met de verdachte tot de zomervakantie goed was, maar dat de jeugdreclassering daarna niet meer in contact met hem kon komen. Na de vakantie van de jeugdreclasseerder is gebleken dat de verdachte bij Fivoor en de Nieuwe Kans niet meer is komen opdagen. Op 13 september 2024 is aan de verdachte een officiële waarschuwing gegeven. Fivoor heeft de verdachte uitgenodigd voor een gesprek om te bezien wat hij nodig heeft om op tijd aanwezig te zijn, maar hij is hierbij evenmin verschenen. De jeugdreclassering heeft de verdachte laten weten dat zij op huisbezoek zou komen en ondanks dat een week van tevoren hierover een bericht naar de verdachte is gestuurd, was hij niet thuis. Ook heeft de jeugdreclassering een melding van de wijkagent gehad dat er iets is voorgevallen. De verdachte stelt zich niet open en op dit moment is er geen grip op hem. Ook heeft hij zijn werkstraf voor het bezit van een steekwapen in juli 2023 niet afgerond, waardoor hij recent een aantal dagen in jeugddetentie heeft gezeten. Gelet op het verloop van de begeleiding door de jeugdreclassering zal een officiële negatieve terugmelding gaan plaatsvinden. Omdat de verdachte nu niet begeleidbaar is, vraagt de jeugdreclassering zich – gelet op het advies van de Raad – af of begeleiding door de jeugdreclassering haalbaar is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de grote impact hiervan op het slachtoffer. Gezien de ernst van het feit en het onbeschrijfelijke en onherstelbare leed dat is toegebracht aan het slachtoffer kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor een dergelijk ernstige zware mishandeling met voorbedachten rade acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur passend.
De rechtbank zal daarom, anders dan de verdediging heeft verzocht, een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer zal duren dan het al ondergane voorarrest.
De rechtbank ziet daarnaast, gelet op het advies van de Raad, aanleiding om een voorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur aan de verdachte op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal de jeugdreclassering opdracht geven tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Weliswaar heeft de jeugdreclassering op zitting aangegeven dat de verdachte niet begeleidbaar is, maar het belang van de jeugdige verdachte en van de samenleving bij reclasseringstoezicht en -begeleiding (en de in dat kader door de verdachte te ondergane behandeling) is groot. De rechtbank ziet daarom aanleiding om wel reclasseringstoezicht op te leggen, waarbij geldt dat de verdachte zich strikt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering moet houden om te voorkomen dat het voorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie wordt omgezet in een onvoorwaardelijk deel.
De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de Raad en ziet tevens de noodzaak voor oplegging van aanvullende bijzondere voorwaarden. Nu niet duidelijk is geworden wat de verdachte ertoe bewogen heeft deel te nemen aan een dergelijk ernstig strafbaar feit, is het belangrijk dat hier door middel van een persoonlijkheidsonderzoek meer zicht op wordt verkregen en dat de verdachte meewerkt aan behandeling. Bovendien is gebleken dat de verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft en om te voorkomen dat hij opnieuw in aanraking komt met antisociale jongeren, zal ook van hem worden verwacht dat hij tenminste 32 uur in de week dagbesteding zal gaan volgen. De rechtbank zal ook een contactverbod met de medeverdachten opleggen.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank gelet op de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht niet opportuun.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een jeugddetentie voor de duur van 280 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar en de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1], ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 122.438,47 aan materiële schade en een bedrag van € 150.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Aanvullend heeft de benadeelde partij nog een bedrag van € 47,-- aan materiële schade gevorderd, bestaande uit de kosten voor een consultatie en een laboratoriumonderzoek, waardoor de totale gevorderde materiële schade € 122.485,47 bedraagt.
8.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.3.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de verdachte van het laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Subsidiair verzoekt de verdediging om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, omdat het causaal verband tussen de schade en het strafbare feit ontbreekt.
8.1.4.
Beoordeling
Materiële en immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De schadeposten bestaan onder meer uit kosten van de ziekenhuisopname en kosten voor een haartransplantatie en medicatie. Omdat de schadevergoeding genoegzaam is onderbouwd en door de verdachte niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen. Ook is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van het feit brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. De schadeposten zijn door de verdediging niet betwist en zijn voldoende onderbouwd om voor toewijzing in aanmerking te komen.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 mei 2023.
8.1.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 272.485,47 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
Ter zake van de gevorderde proceskosten heeft de rechtbank de kosten van de advocaat berekend op basis van het liquidatietarief kantonzaken en geïndexeerd per 1 februari 2024. Voor het indienen van de vordering en voor het houden van pleidooi zal de rechtbank de kosten begroten op € 563,-- (zijnde 2 punten à € 281,50).
8.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2], de echtgenoot van het slachtoffer, ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 17.500,-- aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de verdachte van het laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Subsidiair verzoekt de verdediging om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, nu het causaal verband tussen de schade en het strafbare feit ontbreekt.
8.2.3.
Beoordeling
Affectieschade
De benadeelde partij heeft € 17.500,-- aan affectieschade gevorderd. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij tot de kring van gerechtigden behoort die volgens artikel 6:107, lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek aanspraak kunnen maken op de vergoeding van affectieschade.
Uit de letselverklaring en de ter zitting gegeven toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer 2e en 3e-graads brandwonden heeft opgelopen en als gevolg daarvan meerdere huidtransplantaties heeft ondergaan en nog zal moeten ondergaan. Hierdoor heeft zij ernstige littekens opgelopen. Daarnaast kan het slachtoffer niet meer werken en zorgdragen voor het huishouden. Zij is volledig afhankelijk geworden van haar echtgenoot. De rechtbank oordeelt dat hieruit kan worden opgemaakt dat het letsel van het slachtoffer ernstig en blijvend is. Het forfaitaire bedrag voor een echtgenoot van een slachtoffer dat ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen door een misdrijf is volgens het Besluit vergoeding affectieschade € 17.500,--. De rechtbank wijst de vordering, gelet op het voorgaande en nu deze genoegzaam is onderbouwd en door de verdachte niet is weersproken, daarom in het geheel toe.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 mei 2023.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 17.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair (medeplegen van zware mishandeling) ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 280 (tweehonderd-tachtig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan (ambulante) behandeling van Fivoor of een soortgelijke instelling, zolang zijn behandelaar en de jeugdreclassering dit nodig achten;
- zijn medewerking zal verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek en een eventueel op grond daarvan geïndiceerde behandeling;
- zich gedurende de proeftijd zal inzetten voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs, stage, werk (voor minimaal 32 uur per week) of een ander dagbestedingstraject;
- gedurende zes maanden op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten: [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum 2] en [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum 3], zolang de jeugdreclassering dit binnen genoemde zes maanden noodzakelijk acht;
van rechtswege zijn de volgende voorwaarden verbonden aan de hierboven genoemde
bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder
begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 272.485,47 (zegge: tweehonderdtweeënzeventigduizend vierhonderdvijfentachtig euro en zevenenveertig eurocent), bestaande uit € 122.485,47 aan materiële schade en
€ 150.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 563,--, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 272.485,47(hoofdsom,
zegge: tweehonderd-tweeënzeventigduizend vierhonderdvijfentachtig euro en zevenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van
€ 17.500,-- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), bestaande uit affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen
€ 17.500,--hoofdsom,
zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en K.T.F. Chocolaad-de Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige 2e en/of 3e graads (brand)wonden aan het/de gezicht/hoofd/schedel en/of de hals en/of hand(en) en/of (een deel van) de (onder)arm(en), waarbij een (groot) deel van de huid van/op het/de gezicht/hoofd/schedel en/of de hals en/of hand(en) en/of (een deel van) de (onder)arm(en) (diep) is verbrand/weggebrand/verschroeid,
en/of (daarmee) (grote/diepe) blijvende littekens op/aan het gezicht/hoofd/schedel en/of de hals en/of hand(en) en/of (een deel van) de (onder)arm(en) van die [slachtoffer] heeft toegebracht, door een (grote) hoeveelheid (zwavel)zuur, althans een sterk bijtende/(in)brandende (chemische) vloeistof in/op/over het/de
gezicht/hoofd/schedel en/of hals en/of hand(en) en/of (onder)armen van die [slachtoffer] te spuiten/gieten/gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en)
op of omstreeks 11 mei 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige 2e en/of 3e graads (brand)wonden aan het/de gezicht/hoofd/schedel en/of de hals en/of hand(en) en/of (een deel van) de (onder)arm(en), waarbij een (groot) deel van de huid van/op het/de gezicht/hoofd/schedel en/of de hals en/of hand(en) en/of (een deel van) de (onder)arm(en) (diep) is verbrand/weggebrand/verschroeid,
en/of (daarmee) (grote/diepe) blijvende littekens op/aan het gezicht/hoofd/schedel en/of de hals en/of hand(en) en/of (een deel van) de (onder)arm(en) van die [slachtoffer] heeft toegebracht, door een (grote) hoeveelheid (zwavel)zuur, althans een sterk bijtende/(in)brandende (chemische) vloeistof in/op/over het/de
gezicht/hoofd/schedel en/of hals en/of hand(en) en/of (onder)armen van die [slachtoffer] te spuiten/gieten/gooien
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 mei 2023 te Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] afspraken te maken over de taakverdeling/rolverdeling met betrekking tot de uitvoering van het delict en/of
- aan die [medeverdachte 2] zijn, verdachtes, telefoon te verstrekken/uit te lenen op het moment dat deze [medeverdachte 2] die [slachtoffer] ging (achter)volgen naar de (latere) plaats delict, zodat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte onderling contact konden onderhouden over de locatie/positie van die [slachtoffer] en/of
- gedurende de observatie en/of achtervolging van [medeverdachte 2] van die [slachtoffer] meermalen telefonisch contact te onderhouden met deze [medeverdachte 2] en/of
- in gezelschap van [medeverdachte 1] die [slachtoffer] op te wachten op/nabij de latere plaats delict en/of
- op het moment van aankomst van die [slachtoffer] (na)bij de plaats delict en/of op het moment van het uitvoeren van het delict op de uitkijk te staan ten einde die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en)in staat te stellen om die [slachtoffer] zwaar te mishandelen.