In deze zaak heeft verzoekster op 23 mei 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 1 juli 2024 bepaald. Tijdens de zitting is verweerster, Stichting Woonplus Schiedam, niet verschenen, maar had wel een verweerschrift ingediend. Verzoekster, die sinds 12 oktober 2023 onder bewind staat, heeft verklaard dat de huurtermijnen sinds de onderbewindstelling zijn betaald, met uitzondering van de huur voor juni 2024, die later is voldaan na het verkrijgen van een bijstandsuitkering.
Verweerster heeft echter aangevoerd dat verzoekster afspraken niet is nagekomen en dat er geen communicatie heeft plaatsgevonden met de beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster een vonnis tot ontruiming had ontvangen, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie.
De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Het belang van verzoekster om in de huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, woog zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen, met voorwaarden, en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan.