ECLI:NL:RBROT:2024:11506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
FT RK 24/654 en FT RK 24/655
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoekster op 23 mei 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 1 juli 2024 bepaald. Tijdens de zitting is verweerster, Stichting Woonplus Schiedam, niet verschenen, maar had wel een verweerschrift ingediend. Verzoekster, die sinds 12 oktober 2023 onder bewind staat, heeft verklaard dat de huurtermijnen sinds de onderbewindstelling zijn betaald, met uitzondering van de huur voor juni 2024, die later is voldaan na het verkrijgen van een bijstandsuitkering.

Verweerster heeft echter aangevoerd dat verzoekster afspraken niet is nagekomen en dat er geen communicatie heeft plaatsgevonden met de beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster een vonnis tot ontruiming had ontvangen, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie.

De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Het belang van verzoekster om in de huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, woog zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen, met voorwaarden, en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 8 juli 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 23 mei 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 28 mei 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 1 juli 2024.
Ter zitting van 1 juli 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • [persoon A] , werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening);
  • [persoon B] , beschermingsbewindvoerder.
[persoon C] , werkzaam bij Stichting Woonplus Schiedam (verweerster) heeft op
28 juni 2024 voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden. Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is verweerster niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 mei 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster staat sinds 12 oktober 2023 onder bewind. De beschermingsbewindvoerder van verzoekster heeft ter zitting verklaard dat vanaf de onderbewindstelling de lopende huurtermijnen elke maand zijn betaald. Daarnaast is er al enige tijd sprake van een financiële stabiele situatie volgens de beschermingsbewindvoerder. De beschermingsbewindvoerder geeft toe dat de huur voor de maand juni 2024 later is betaald nu verzoekster haar ziektewet uitkering was gestopt en zij nog een bijstandsuitkering moest aanvragen. Na toekenning van de bijstandsuitkering is de huur weer volledig betaald.

3.Het verweer

Verweerster stelt – samengevat – dat verzoekster al meerdere keren is benaderd door Stichting Woonplus om de huurachterstand te bespreken en een regeling te treffen. De regelingen zijn door verzoekster herhaaldelijk niet nagekomen. Daarnaast merkt verweerster op dat na het uitspreken van het bewind op 12 oktober 2023, de gemaakte afspraken ook niet zijn nagekomen. Verweerster verklaart geen bericht of betaalvoorstel te hebben ontvangen van de beschermingsbewindvoerder van verzoekster. Voorts stelt Verweerster dat verzoekster en haar beschermingsbewindvoerder zeven maanden de tijd hebben gehad om de financiële situatie van verzoekster te stabiliseren en de ontruiming te voorkomen. Bovendien meent verweerster, na menig huisbezoek, dat verzoekster niet zelf in de woning verblijft. Gezien vorenstaande punten verzoekt verweerster om het verzoek af te wijzen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 mei 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 13 mei 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 6 juni 2024, hetgeen later verplaatst is naar
13 juni 2024, zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 1 mei 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting betaalbewijzen op haar telefoon laten zien dat de huur voor de maanden juni en juli 2024 zijn betaald. Daarnaast heeft zij verklaard de huur voor de maand mei 2024 ook te hebben betaald, net zoals elke andere maand na de onderbewindstelling. Bovendien heeft schuldhulpverlening ter zitting toegezegd dat de gevraagde termijn van zes maanden voldoende tijd is om een minnelijke regeling met de schuldeisers te bewerkstelligen. Schuldhulpverlening voegt hieraan toe dat verzoekster financieel stabiel is waardoor zij snel kan starten met het schuldhulpverleningstraject. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 1 mei 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
28 mei 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024.