ECLI:NL:RBROT:2024:11499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
10/227641-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van levensgezel en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn levensgezel en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 85 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam aan het licht na een melding op 13 juli 2024, waarbij de politie een vrouw aantrof die huilend op het balkon stond en aangaf mishandeld te zijn door de verdachte. De politie constateerde dat de vrouw blauwe plekken had en dat er glasscherven in de woning lagen. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de vrouw, ondersteund door het bewijs, overtuigend waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanklacht van gekwalificeerde opzetverkrachting, maar achtte de mishandeling en bedreiging wel bewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn partner, die zich in een kwetsbare positie bevond. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, omdat het recidiverisico als laag werd ingeschat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/227641-24
Datum uitspraak: 7 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1969,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S.C. Peeters, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 (gekwalificeerde opzetverkrachting) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 (mishandeling van levensgezel) en 3 (bedreiging) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 145 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, alsmede een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 (gekwalificeerde opzetverkrachting) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 (mishandeling van levensgezel) en feit 3 (bedreiging)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het is het woord van mevrouw [slachtoffer] tegenover het woord van de verdachte. Uit de FARR-verklaring blijkt niet hoe oud het letsel is dat wordt gezien. Zonder verdere aanknopingspunten ontbreekt het aan wettig althans overtuigend bewijs.
4.2.2.
Beoordeling
Op 13 juli 2024 komt de politie af op een melding dat een vrouw van het balkon wil springen. Ter plaatse treft de politie mevrouw [slachtoffer] (hierna: mevrouw) huilend aan. De politie gaat de woning van de verdachte binnen en ziet daar glasscherven op tafel en op de grond liggen. Verder ziet de politie dat mevrouw blauwe plekken heeft op haar armen en benen, dat zij een afgebroken nagel heeft, dat zij een pluk haar in haar hand houdt en een kale plek op haar hoofd heeft. Ook treffen zij in de woning een stok aan.
Mevrouw heeft verklaard dat de verdachte haar op 13 juli 2024 meerdere malen in zijn woning heeft mishandeld door onder meer een vaas tegen haar hoofd te gooien, haar te wurgen, aan haar haren te trekken, te slaan met een stok en haar vingers vast te pakken en te draaien. Daarnaast zou de verdachte haar hebben bedreigd met een mes. Deze verklaring wordt ondersteund door voornoemde bevindingen van de politie. Daarnaast sluit de letselomschrijving van de FARR en de verklaring van de verdachte dat zij die dag ruzie hebben gehad aan bij hetgeen mevrouw heeft verklaard. De verklaring van de verdachte dat hij mevrouw niet heeft mishandeld, is gelet op het voorgaande ongeloofwaardig. Ook de verklaring van de verdachte, dat hij het mes alleen heeft gepakt omdat hij de slaapkamerdeur waarachter mevrouw zich had opgesloten wilde openen, is ongeloofwaardig. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de politie ter plaatse heeft geconstateerd dat het niet mogelijk was om de slaapkamerdeur met een mes te openen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde mishandeling van zijn levensgezel (feit 2) en bedreiging (feit 3).
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 2hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Rotterdam, [slachtoffer] , zijnde zijn levensgezel, heeft mishandeld door
- meerdere malen, althans eenmaal, tegen haar benen te schoppen,
- meerdere malen, althans eenmaal, tegen haar armen te slaan,
- een vaas tegen haar hoofd te gooien,
- haar keel/hals in te drukken
- aan haar haren te trekken en haar bij haar haren te trekken/sleuren,
- met kracht haar vingers vast te pakken en/of (vervolgens) aan haar vingers te draaien, en
- haar met een stok te slaan;
feit 3hij op 13 juli 2024, te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- dreigend een mes te tonen aan die [slachtoffer] , en
- daarbij opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen: ”Ik ga je vermoorden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer, zijn partner, mishandeld. Hierdoor heeft het slachtoffer op meerdere plekken op haar lichaam letsel opgelopen. Ook heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich, zowel fysiek als verbaal, gewelddadig en agressief tegen het slachtoffer heeft gedragen. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn partner en haar respectloos behandeld. Daar komt bij dat het slachtoffer bij de verdachte op bezoek was vanuit Kaapverdië, de Nederlandse taal niet spreekt en hier nauwelijks bekend is. Zij had juist bij de verdachte, haar – destijds – partner, veilig moeten zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 oktober 2024. Dit rapport houdt het volgende in:
De reclassering ziet de nodige zorgsignalen in het middelengebruik van de verdachte. De verdachte (h)erkent deze signalen ook. De reclassering ziet verder geen zorgelijke signalen op diverse leefgebieden. De reclassering schat het recidiverisico in als laag omdat de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer voorbij is en het slachtoffer terug is naar haar land van herkomst. Bij een veroordeling wordt een voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. De algemene voorwaarde dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan de officier van justitie heeft geëist en de reclassering heeft geadviseerd, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte onvoldoende aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en de verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen alcoholprobleem heeft en geen sterke drank meer drinkt. Bovendien is de verdachte niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie door zijn alcoholgebruik. De rechtbank ziet op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte evenmin aanleiding om, naast een gevangenisstraf, ook een taakstraf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 85 (vijfentachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
30 (dertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. A. Boer en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij op of omstreeks 12 juli 2024 te Rotterdam, met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het
- brengen/duwen van zijn mond tegen haar mond,
- duwen/brengen van een of meer van zijn vingers in haar vagina, en/of
- duwen/brengen van zijn penis in haar vagina,
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden, dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en welke (opzet)verkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- de armen van die [slachtoffer] te spreiden en haar bij haar polsen vast te houden, en/of
- de benen van die [slachtoffer] gespreid te houden met zijn benen;
feit 2hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Rotterdam, [slachtoffer] , zijnde zijn levensgezel, heeft mishandeld door
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen haar benen te schoppen,
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen haar armen te slaan,
- een vaas tegen haar hoofd, althans het lichaam, te gooien,
- haar keel/hals in en/of dicht te drukken en/of knijpen,
- aan haar haren te trekken en/of haar bij haar haren te trekken/sleuren,
- met kracht haar vingers vast te pakken en/of (vervolgens) aan haar vingers te draaien, en/of
- haar met een stok, althans een hard voorwerp, te slaan;
feit 3hij op of omstreeks 13 juli 2024, te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- dreigend een mes te tonen aan en/of te richten op die [slachtoffer] , en/of
- (daarbij) opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen: ”Ik ga je vermoorden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.