ECLI:NL:RBROT:2024:1149

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
671535
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 februari 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind01] behandeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind01], geboren in 2007, momenteel in een pleeggezin verblijft en dat de ouders, [naam01] en [naam02], belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, in overweging genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2024 waren vertegenwoordigers van de GI aanwezig, maar de ouders zijn niet verschenen, ondanks dat zij correct waren opgeroepen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, vooral omdat de ouders niet kunnen aansluiten bij zijn belevingswereld. Dit heeft geleid tot de huidige uithuisplaatsing. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [kind01] met een jaar te verlengen, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geoordeeld dat deze verlengingen noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [kind01].

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 28 februari 2025 en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Tevens is er aandacht voor het contact tussen [kind01] en zijn ouders, wat van belang is voor zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft zorgen geuit over de invulling van de ondertoezichtstelling door de GI, met name het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer, en heeft benadrukt dat aanwezigheid bij de zitting noodzakelijk is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/671535 / JE RK 23-3010
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[kind01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [plaats01] ,
hierna te noemen [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
[naam02],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats02] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 november 2023;
  • bericht van de GI van 23 januari 2023 met een verzoek tot digitale deelneming.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam03] en [naam04] .
De ouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de ouders wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [kind01] naar zijn mening gevraagd. [kind01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] .
2.2.
[kind01] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 28 februari 2023 is [kind01] onder toezicht gesteld tot 28 februari 2024.
2.4.
Bij beschikking van 5 juni 2023 en gerectificeerd bij beschikking van 10 oktober 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening van pleegzorg verleend met ingang van 5 juni 2023 tot 28 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] te verlengen voor de duur van één jaar. Tevens verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [kind01] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ernstige bedreiging in de ontwikkeling is gelegen het feit dat de ouders niet kunnen aansluiten bij de belevingswereld van [kind01] . [kind01] is na een ruzie met de vader door de vader uit huis gezet. Hierdoor is [kind01] geplaatst in een pleeggezin. De ouders zijn nog niet zelfstandig in staat om de bedreigde ontwikkeling van [kind01] af te wenden. Daarom blijft ook de komende periode de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor zowel de ouders als [kind01] in te zetten en de ontwikkeling van [kind01] te volgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.2.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Het verblijf in het pleeggezin verloopt goed. Het pleeggezin kan [kind01] de rust en structuur bieden die hij nodig heeft om zich positief te kunnen ontwikkelen. De kinderrechter acht een voortzetting van de plaatsing van [kind01] in het pleeggezin daarom in het belang van [kind01] en zal de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter acht het de komende periode van belang dat wordt bekeken hoe het contact tussen [kind01] en de ouders weer tot stand gebracht kan worden. Dit contact is voor [kind01] belangrijk. Daarbij dient te worden geïnvesteerd in een verbetering van de onderlinge contacten.
5.3.
Overigens heeft de kinderrechter ter zitting de nodige zorgen geuit over de invulling van de ondertoezichtstelling door de GI. Naar blijkt is geen vaste jeugdbeschermer betrokken, maar wordt gewerkt met een landelijk doorstroomteam. Van dit team, zonder naam van een betrokken medewerker, ontving de rechtbank het verzoek de zitting digitaal te kunnen bijwonen. Gelet op het feit dat een ondertoezichtstelling een kinderbeschermingsmaatregel betreft en temeer hier, gezien de verzochte verlenging, de GI de verzoekende partij is, heeft de kinderrechter dit afgewezen en aangegeven dat aanwezigheid ter zitting noodzakelijk is. De kinderrechter is uiteraard op de hoogte van de druk en drukte in het jeugdveld, maar het kan niet zo zijn dat men daardoor niet op de zitting verschijnt.
Het mag duidelijk zijn dat de kinderrechter er vanuit gaat dat hetgeen ter zitting is gemeld door betrokken medewerkers, namelijk dat nieuwe medewerkers zijn aangetrokken, ook voor [kind01] en de mensen om hem heen betekent dat er binnen korte tijd weer een vaste jeugdbeschermer met hem aan de slag gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] tot 28 februari 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een pleeggezin tot 28 februari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Moerkerken als griffier, en op schrift gesteld op 20 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.