ECLI:NL:RBROT:2024:11460

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
11139013 CV EXPL 24-14217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ontruimingskosten en elektraverbruik in verband met beëindiging overeenkomst staanplaats stacaravan

In deze zaak heeft Recreatiepark Bosbad Hoeven B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor ontruimingskosten en elektraverbruik na beëindiging van een overeenkomst voor een staanplaats voor een stacaravan. De overeenkomst, gesloten op 6 september 1991, eindigde op 1 januari 2023, nadat de stacaravan de leeftijd van 30 jaar had bereikt. Bosbad Hoeven heeft [gedaagde] op 15 februari 2021 geïnformeerd over de beëindiging van de overeenkomst en de verplichting om de staanplaats voor 31 december 2022 te ontruimen. Aangezien [gedaagde] dit niet heeft gedaan, heeft Bosbad Hoeven de ontruiming uitgevoerd en vorderde het bedrag van € 2.350,54, bestaande uit ontruimingskosten en kosten voor elektraverbruik, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

Tijdens de zitting op 30 september 2024 was [gedaagde] niet aanwezig, maar zijn zoon heeft namens hem gecommuniceerd. [gedaagde] heeft de vordering erkend, maar verzocht om een betalingsregeling vanwege persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter heeft de vordering van Bosbad Hoeven toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke kosten en rente. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Bosbad Hoeven het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als [gedaagde] in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11139013 CV EXPL 24-14217
datum uitspraak: 25 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Recreatiepark Bosbad Hoeven B.V.,
vestigingsplaats: Hattem,
eiseres,
gemachtigde: LikiFin Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaatsnaam],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘Bosbad Hoeven’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 mei 2024, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van de zoon van [gedaagde] namens [gedaagde];
  • de e-mail van 24 september 2024 aan de zijde van Bosbad Hoeven, met bijlagen 6 tot en met 8;
  • de e-mail van 26 september 2024 aan de zijde van Bosbad Hoeven, met bijlage 9;
  • de tijdens de zitting aan de zijde van Bosbad Hoeven overgelegde e-mail van de zoon van [gedaagde] van 29 september 2024.
1.2.
Op 30 september 2024 is de zaak tijdens een zitting met mr. N. van Trierum namens de gemachtigde van Bosbad Hoeven besproken. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Uit de voormelde e-mail van de zoon van [gedaagde] blijkt dat [gedaagde] op vakantie is.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Partijen hebben op 6 september 1991 een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] een vaste staanplaats ten behoeve van zijn stacaravan op Bosbad Hoeven heeft gehuurd. In artikel 68 van het kampeerreglement is bepaald dat de overeenkomst van rechtswege eindigt op 1 januari volgend op het jaar waarin de stacaravan de leeftijd van
30 jaar heeft bereikt. Op 15 februari 2021 heeft Bosbad Hoeven aan [gedaagde] meegedeeld dat de stacaravan deze leeftijd bereikt had. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat de overeenkomst op 1 januari 2023 zou eindigen.
Op grond van artikel 15 lid 6 van de algemene voorwaarden diende [gedaagde] de staanplaats uiterlijk op 31 december 2022 te ontruimen. Omdat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, heeft Bosbad Hoeven de staanplaats ontruimd. Bosbad Hoeven was daartoe gerechtigd op grond van artikel 15 lid 8 van de algemene voorwaarden, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge artikel 15 lid 9 voor rekening komen van [gedaagde].
2.2.
Bosbad Hoeven eist betaling van de factuur van € 119,04 met betrekking tot het elektraverbruik van de staanplaats over het jaar 2022 en de factuur van € 2.231,50 met betrekking tot de ontruimingskosten van de staanplaats, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van € 352,58 en de wettelijke rente van € 155,42.
[gedaagde] heeft de vordering erkend. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij is gescheiden en hij heeft verzocht om een betalingsregeling.
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering van Bosbad Hoeven van in totaal € 2.350,54 toe, vermeerderd met € 80,- aan buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente van
€ 155,42. De vordering wordt dus tot een bedrag van € 2.585,96 toegewezen.
Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing gekomen is.
[gedaagde] moet de facturen betalen
2.4.
[gedaagde] heeft erkend dat hij de facturen van € 119,04 en € 2.231,50 verschuldigd is. De vordering van in totaal € 2.350,54 wordt daarom toegewezen.
De persoonlijke en financiële omstandigheden van [gedaagde], hoe vervelend ook voor hem, ontslaan hem niet van zijn betalingsverplichtingen jegens Bosbad Hoeven. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van Bosbad Hoeven meegedeeld dat partijen hebben afgesproken dat zij na dit vonnis een betalingsregeling van € 250,- per maand zullen treffen.
[gedaagde] moet € 80,- aan incassokosten betalen
2.5.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt in totaal € 80,- (twee keer € 40,-) toegewezen. Dit is het bedrag dat staat in de brieven van 7 december 2022 en
18 mei 2023 waarmee [gedaagde] de kans heeft gekregen om alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). Omdat Bosbad Hoeven dit bedrag heeft genoemd, bestaat geen recht op een hogere vergoeding. Verder is aan alle voorwaarden voldaan om een vergoeding te krijgen. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] de genoemde brieven heeft ontvangen, omdat deze brieven aangetekend zijn verstuurd naar het bij Bosbad Hoeven bekende adres van [gedaagde].
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat Bosbad Hoeven genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij (voor het grootste deel) ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Bosbad Hoeven moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 496,- aan griffierecht, € 476,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 238,-) en € 119,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.204,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Bosbad Hoeven dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Bosbad Hoeven te betalen € 2.585,96 aan hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.350,54 vanaf 13 mei 2024 tot aan de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Bosbad Hoeven worden begroot op € 1.204,54;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
764