ECLI:NL:RBROT:2024:11455

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
C/10/683943 / JE RK 24-1747
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinssituatie

Op 30 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, die zorgen heeft over de ontwikkeling van de kinderen. De moeder heeft het ouderlijk gezag en de kinderen wonen bij haar, terwijl de vader als informant is aangemerkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de schoolgang en de verzorging van de kinderen, ondanks verbeteringen in de thuissituatie. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 6 september 2025, omdat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De vader is niet bereid om mee te werken aan hulpverlening en is daarom niet langer als belanghebbende aangemerkt. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de houding van de vader niet in het belang van de kinderen is en dat hij zijn opstelling moet heroverwegen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683943 / JE RK 24-1747
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam 1],
advocaat mr. A.C. van Seventer te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende in [plaatsnaam 2].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoek van de GI van 3 augustus 2024, binnengekomen bij de rechtbank op
  • de (tussen)beschikkingen van 3 september 2024 en 26 september 2024, waarbij de ondertoezichtstelling laatstelijk is verlengd tot 6 november 2024;
  • de brief van de advocaat van de moeder van 29 oktober 2024, met bijlagen, op dezelfde datum door de rechtbank ontvangen, met een zelfstandig verzoek.
1.2.
Op 30 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 3].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 6 november 2024. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Nu dient een beslissing genomen te worden over het resterende deel van het verzoek, te weten tot 6 september 2025.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn nog altijd zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Zo zijn er zorgen over de schoolgang van [minderjarige 1]. [minderjarige 1] gaat niet naar school en het is de afgelopen periode niet gelukt om [minderjarige 1] in te schrijven voor een school. Momenteel is er geen plek beschikbaar. Leerplicht is inmiddels betrokken en er zijn onderling afspraken gemaakt. Verder heeft de GI de afgelopen periode geprobeerd de hulpverlening in te zetten in de thuissituatie bij de moeder en de vader. Daarnaast wilde de GI zicht krijgen op de thuissituatie bij de vader. Dit is niet gelukt, omdat de hulpverlening niet van de grond is gekomen. Er is een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder. De GI ziet dat de moeder haar best doet, maar de vraag is of dat voldoende is. Zo is het zorgelijk dat de moeder regelmatig afspraken met Pameijer afzegt. De moeder, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben deelgenomen aan een gezinsopname bij GezinTotaal. GezinTotaal is positief over de gezinsopname, maar hiervan is (nog) geen verslag beschikbaar. De komende periode wil de GI het Schip-traject starten en hiervoor is het gezin aangemeld. De GI wil de samenwerking tussen de GI en de ouders verbeteren. Daarnaast wil de GI dat de schoolgang van [minderjarige 1] wordt hervat.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder stemt in met het verzoek van de GI ten aanzien van [minderjarige 1]. Sinds september is duidelijk dat [minderjarige 1] bij de moeder kan blijven. [minderjarige 1] is inmiddels zeven maanden geleden teruggeplaatst bij de moeder, omdat het te onveilig was voor [minderjarige 1] op de groep. Er zijn zorgen over de schoolgang van [minderjarige 1]. [minderjarige 1] gaat niet naar school, omdat [minderjarige 1] niet stond ingeschreven bij de moeder. Het lukt de moeder niet om de praktische zaken van [minderjarige 1] op orde te krijgen. De moeder heeft een turbulente periode achter de rug. Zo is het lang onduidelijk geweest of [minderjarige 1] thuis kon blijven bij de moeder, waardoor er veel spanningen waren bij de moeder thuis. Naast de spanningen in de thuissituatie bij de moeder waren er ook spanningen tussen [minderjarige 1] en de vader over de omgang. De afgelopen periode is GezinTotaal betrokken geweest en dit vond de moeder helpend. De moeder hoopt dat er de komende periode hulpverlening voor [minderjarige 1] wordt ingezet en [minderjarige 1] weer naar school kan. Daarnaast staat de moeder open voor een Schip-traject, maar de vader staat hier niet voor open. Ook wil de GI het contact herstellen tussen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en de vader, maar het betreft een complexe situatie.
Ten aanzien van het verzoek betreffende [minderjarige 2] geeft de moeder het volgende aan. De moeder heeft meer moeite met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2], omdat het verzoek summier is onderbouwd en er is geen evaluatie van de ondertoezichtstelling overgelegd. De moeder verzoekt om de maatregel ten aanzien van [minderjarige 2] kort te verlengen of af te wijzen.
De moeder verzoekt de vader in het vervolg als informant aan te merken, omdat de vader geen contact heeft met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en geen gezag heeft over de kinderen.
4.2.
De vader is ter zitting nog als belanghebbende gehoord en heeft het volgende aangegeven. De vader stemt in met het verzoek van de GI. Hij maakt zich zorgen over de thuissituatie bij de moeder. Zo is het huishouden en de hygiëne bij de moeder thuis niet op orde. Daarnaast komt de moeder de afspraken niet na, waardoor de omgang tussen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en de vader is gestagneerd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden bij de vader weggehouden. [minderjarige 2] is misbruikt door de buurman van de moeder en de vader heeft aangifte gedaan. Omdat de vader geen gezag heeft over [minderjarige 1], is de aangifte ingetrokken. De vader wil graag eens in de twee weken omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader staat niet open voor de hulpverlening, hij wil alleen zijn kinderen kunnen zien.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er nog altijd zorgen zijn over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Zo gaat [minderjarige 1] tot op heden niet naar school en zij heeft geen dagbesteding. Hoewel het schoolverzuim van [minderjarige 2] afneemt, zijn hier nog steeds zorgen over. Hoewel de situatie bij de moeder thuis is verbeterd, zijn er nog steeds zorgen over de basale verzorging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gezinsopname van de moeder met de kinderen zou positief zijn afgerond, maar er is nog geen zicht op wat daaruit is gekomen en wat de adviezen zijn. Ook is er sprake van persoonlijke problematiek bij de moeder en zijn er nog steeds spanningen tussen de ouders, zoals ook ter zitting is gebleken. Het lukt de ouders niet om op een zodanige wijze te communiceren met elkaar dat emoties daarbuiten worden gelaten en zij op een rustige en verantwoordelijke wijze afspraken kunnen maken over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Door de wijze waarop de ouders met elkaar omgaan (of niet met elkaar omgaan), zitten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een loyaliteitsconflict. De afgelopen periode is er geen zicht gekomen op de thuissituatie bij de vader, omdat de vader weigert mee te werken aan de hulpverlening.
5.3.
Nu de ouders niet zelfstandig in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van de kinderen af te wenden en ervoor te zorgen dat de kinderen onbelast contact met beide ouders kunnen hebben, is hulpverlening in het gedwongen kader nog altijd noodzakelijk. Het is van belang dat de GI, mede aan de hand van de informatie van de gezinsopname, (meer) zicht krijgt op de draagkracht van de moeder en of en met welke hulpverlening de kinderen bij de moeder thuis kunnen blijven wonen. Hoewel het nog steeds noodzakelijk is dat de ouders beiden deelnemen aan een oudertraject, zoals het Schip-traject, zal de GI binnen de kaders van de ondertoezichtstelling en gelet op de houding van de vader dienen te bezien wat nog tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast is het van belang dat er wordt gekeken naar de mogelijkheid van (verder) contactherstel tussen [minderjarige 1] en de vader, waarbij rekening wordt gehouden met de wens van [minderjarige 1], namelijk begeleide omgang met de vader. Eveneens dient de GI te bezien of het contact tussen [minderjarige 2] en de vader, binnen de mogelijkheden die de GI heeft, kan worden hersteld. De kinderrechter benadrukt dat de houding van de vader hierbij belangrijk is. Het is niet zo dat de vader vast kan blijven houden aan zijn eigen voorwaarden, alleen naar de moeder wijst als degene die alles fout doet, en de GI buiten de deur houdt als het gaat om contact tussen hem en de kinderen. Gelet op het feit dat de jeugdbeschermer inmiddels voor een langere periode betrokken is, dient de komende periode ook te worden bezien of de ondertoezichtstelling nog de geëigende maatregel is.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 6 september 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ten aanzien van het verzoek van de moeder
5.5.
Vaststaat dat de vader niet het ouderlijk gezag uitoefent over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Verder is er geen sprake van een gezinsleven (meer), nu [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet door de vader worden verzorgd en opgevoed als behorende tot zijn gezin. Daarnaast is het contact tussen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en de vader verstoord, weigert de vader mee te werken aan elke vorm van hulpverlening en wil hij geen bemoeienis in zijn leven van de GI. Ter zitting is gebleken dat de vader hierin zeer stellig en vasthoudend is.
5.6.
De kinderrechter is gezien het standpunt en de houding van de vader ter zitting van oordeel dat samenwerking tussen de GI en de vader niet meer mogelijk lijkt te zijn. De vader wil niets te maken hebben met de GI en de door de GI in te zetten hulpverlening, waardoor hij zich naar het oordeel van de kinderrechter onttrekt aan zijn verplichtingen jegens zijn kinderen. Gelet hierop en gezien de onder 5.5. geschetste (feitelijke en juridische) situatie concludeert de kinderrechter dat de vader in deze procedure niet meer kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid, van het Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering. De kinderrechter zal de vader daarom in het vervolg aanmerken als informant. De kinderrechter wenst voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de vader inziet dat zijn afwijzende houding niet helpend en niet in het belang is van de kinderen en dat hij zijn opstelling (alsnog) verandert.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 6 september 2025;
6.2.
merkt de vader aan als informant;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024 door
mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 11 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.