ECLI:NL:RBROT:2024:11454

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
C/10/682345 / JE RK 24-1488
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 30 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die de ondertoezichtstelling van de minderjarige verzoekt te verlengen voor een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel in een pleeggezin verblijft en dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De moeder van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft aangegeven dat de minderjarige in het pleeggezin wordt mishandeld, wat door de GI nog niet is bevestigd. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet, waarbij de moeder, haar advocaat en de pleegouders aanwezig waren. De vader van de minderjarige was niet verschenen, ondanks dat hij correct was opgeroepen.

De kinderrechter heeft de feiten en de standpunten van de belanghebbenden in overweging genomen. De moeder heeft verzocht om een kortere verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de pleegouders hebben aangegeven dat de minderjarige zich goed ontwikkelt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vervuld. De kinderrechter heeft besloten om zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 1 september 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682345 / JE RK 24-1488
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam],
advocaat mr. A.L. Witteveen te Rotterdam,
[naam 2] en [naam 3],
hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Basiru BAYE,
hierna te noemen de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 22 augustus 2024, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna Raad) van
13 september 2024;
- de briefrapportage van de GI van 15 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
Op 30 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de pleegouders.
Er is bijzondere toegang verleend aan een medewerker van pleegzorg, te weten
[naam 4].
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 1 november 2024. Daarnaast is de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 1 november 2024. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Nu dient een beslissing genomen te worden over het resterende deel van het verzoek, te weten tot 1 september 2025.
3.2.
De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Op 7 oktober jl. is er een bezoekmoment geweest. De moeder is echter niet komen opdagen en was telefonisch niet bereikbaar. Zij was het vergeten. Yulius is betrokken en er is een aanmelding gedaan bij het KSCD en bij Needed People. Het KSCD zal een aanvullend onderzoek verrichten en kan direct starten. Het perspectief van [minderjarige] en de omgang en de hechting tussen [minderjarige] en de moeder zal worden onderzocht. Vanwege de omvang van het onderzoek is het onduidelijk hoe lang het onderzoek zal duren. De moeder heeft aangegeven dat [minderjarige] wordt geslagen en geschopt in het pleeggezin. Deze informatie is niet bekend bij de GI. Zij zullen de info meenemen in het KSCD-onderzoek.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder is erg emotioneel. De moeder was het bezoekmoment niet vergeten. Zij wist niet dat er een bezoekmoment was, omdat de moeder een verkeerde datum had genoteerd. [minderjarige] verblijft al voor een langere periode in het pleeggezin en het perspectief van [minderjarige] is bepaald, waarmee de moeder het niet eens is. [minderjarige] wordt geslagen en geschopt in het pleeggezin, waardoor [minderjarige] erg angstig is geworden. De moeder heeft een persoonlijkheidsonderzoek gehad en hieruit is gebleken dat er geen sprake is van persoonlijke problematiek bij de moeder. Zij vindt een moederkind-opname belangrijk en staat open voor een aanvullend KSCD-onderzoek. De Raad heeft aangegeven dat er onderzoek zal worden gedaan naar de rol van de moeder op afstand. De moeder is het hier niet mee eens en wil dat er wordt onderzocht of [minderjarige] terug bij de moeder kan worden geplaatst. Ook dient te worden onderzocht of het perspectief bij de moeder ligt. Het onderzoek dient niet te lang te duren. De moeder vraagt de kinderrechter om een vinger aan de pols te houden en de verlenging voor maximaal zes maanden te verlenen.
4.2.
De pleegouders delen mee dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt. De juf op school ziet dat [minderjarige] na een omgangsmoment met de moeder anders is, doordat hij dan in zijn broek plast. Dit kan wel vijf dagen aan houden. Dit was de laatste keren ook na het bezoek van de vader.

5.De informant: de pleegzorgmedewerker

5.1.
[minderjarige] zit goed bij het pleeggezin. Het is van belang dat het perspectief van [minderjarige] wordt bepaald.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW.
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is gebleken dat [minderjarige] voor een langere periode verblijft in het pleeggezin (ruim drie jaar). Hier ontwikkelt hij zich goed. De door de moeder aan het eind van de zitting naar voren gebrachte zorgen over mishandeling kunnen liggen in het spelen met andere kinderen en het drukke gedrag van [minderjarige] in dat verband. De GI heeft vooralsnog geen zorgen hierover en heeft toegezegd dat dit ook wordt onderzocht in het binnenkort te verrichten onderzoek door het Kennis en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD). Er vinden begeleide omgangsmomenten tussen de moeder en [minderjarige] plaats. [minderjarige] laat na de bezoekmomenten nog steeds zorgelijk gedrag zien. Zo plast hij in zijn broek en dit kan meerdere dagen aanhouden. Het is niet duidelijk waardoor dit gedrag wordt veroorzaakt en er lijkt geen vooruitgang te zijn in de omgangsmomenten. Uitbreiding hiervan of onbegeleide omgang heeft nog niet kunnen plaatsvinden. Binnenkort zal er een aanvullend of nader en meer uitgebreid onderzoek plaatsvinden door het KSCD. Dat [minderjarige] weer gaat wonen bij de moeder is om de hiervoor genoemde redenen dan ook niet aan de orde. Dit is ook de visie van de Raad voor de Kinderbescherming blijkens hun toetsingsadvies. De Raad stelt vast dat de [minderjarige] hechtingsproblematiek vertoont, waarvoor hulp nodig is, en dat de omgangsmomenten met de moeder nog steeds moeten worden begeleid omdat de moeder onvoldoende in staat is [minderjarige] een veilige en voorspelbare omgeving te bieden. Net als de Raad is de kinderrechter van oordeel dat het belangrijk is dat de plaatsing in het pleeggezin van [minderjarige] wordt gewaarborgd. De komende periode is het van belang dat het KSCD een uitgebreid onderzoek gaat doen waarna het perspectief van [minderjarige] kan worden bepaald, of dat bij de moeder ligt of in het pleeggezin. Indien dit laatste het geval is, dient te worden bepaald hoe de rol van de moeder kan worden vorm gegeven. Het is voor [minderjarige] van groot belang dat er een keer duidelijkheid komt over zijn toekomstperspectief. Met het KSCD-onderzoek en de verwerking van de uitkomsten daarvan is tijd gemoeid. Bovendien dient er zorgvuldigheid te worden betracht bij elke wijziging die in het leven van [minderjarige] plaatsvindt en ook dat heeft tijd nodig. De kinderrechter ziet hierin dan ook geen aanleiding om de verlengingen uit te spreken voor een kortere duur dan de periode die resteert op grond van het verzoek.
6.3.
De kinderrechter zal daarom zowel de ondertoezichtstelling van [minderjarige] als de machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengen tot 1 september 2025.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 1 september 2025;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 september 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 11 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.