ECLI:NL:RBROT:2024:11451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
10977945 CV EXPL 24-6761
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ongedaanmaking van een overeenkomst inzake poedercoaten van stalen panelen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen een eiser, handelend onder de naam [handelsnaam 1], en een gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam 2], over een overeenkomst voor het poedercoaten van stalen panelen. De eiser heeft de overeenkomst ontbonden en vordert schadevergoeding van in totaal € 6.618,70, bestaande uit € 5.718,70 aan schadevergoeding en € 900,- aan ongedaanmakingsverplichtingen. De eiser stelt dat de gedaagde de werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd, wat heeft geleid tot roestvorming op de panelen. De gedaagde betwist dit en stelt dat de werkzaamheden correct zijn uitgevoerd en biedt aan om de panelen opnieuw te poedercoaten.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 zijn beide partijen gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem gestelde afspraken over het verwijderen en terugplaatsen van het glas in de panelen. De kantonrechter oordeelt dat de eiser niet kan bewijzen dat de gedaagde in verzuim is geraakt en dat de overeenkomst niet is ontbonden. Hierdoor is de vordering van de eiser afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser, die ongelijk heeft gekregen.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis de vordering van de eiser afgewezen en geoordeeld dat de eiser de proceskosten moet betalen, die aan de kant van de gedaagde worden begroot op nihil, aangezien de gedaagde geen externe kosten heeft gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10977945 CV EXPL 24-6761
datum uitspraak: 27 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] , tevens handelend onder de naam [handelsnaam 1],
vestigingsplaats: [plaatsnaam 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M.S. Bijlsma,
tegen
[gedaagde] , tevens handelend onder de naam [handelsnaam 2],
woonplaats: [plaatsnaam 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 februari 2024, met bijlagen 1 tot en met 18;
  • het antwoord, met 4 bijlagen;
  • de brief aan de zijde van [eiser] van 6 augustus 2024, met bijlagen 19 tot en met 22;
  • de e-mail aan de zijde van [gedaagde] van 16 augustus 2024 (het verzoek om [naam 1]
1.2.
Op 19 augustus 2024 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken. Daarbij was [naam 2] aanwezig, vergezeld door zijn vader [naam 3], en bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook [naam 4] is verschenen, vergezeld door zijn zoon [naam 1].

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Partijen hebben op 18 augustus 2021 een (mondelinge) overeenkomst gesloten met betrekking tot het door [gedaagde] poedercoaten van 12 (door [eiser] vervaardigde) stalen panelen. [gedaagde] heeft voor deze werkzaamheden een bedrag van € 1.980,77 (inclusief btw) bij [eiser] in rekening gebracht.
2.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] het werk niet goed heeft uitgevoerd, omdat al snel roestvorming ontstond op de panelen. Volgens [eiser] is [gedaagde] de tussen partijen gemaakte afspraak dat [gedaagde] de 12 panelen opnieuw zou poedercoaten niet nagekomen. Onderdeel van deze afspraak was dat [gedaagde] de door [eiser] in de panelen geplaatste beglazing inclusief het kitwerk zou verwijderen en dat [gedaagde] het glas weer zou terugplaatsen nadat zij de panelen opnieuw had gepoedercoat, aldus [eiser] . [eiser] heeft de overeenkomst daarom ontbonden.
[eiser] eist betaling van een bedrag van € 5.718,70 aan schadevergoeding en
€ 900,- uit hoofde van de ongedaanmakingsverplichtingen in verband met de ontbinding van de overeenkomst. Het bedrag van € 5.718,70 bestaat uit de kosten die [eiser] heeft moeten maken voor het verwijderen en het herplaatsen van het glas in de panelen van in totaal
€ 3.950,- en de expertisekosten van € 1.382,60. Omdat [eiser] € 900,- heeft betaald aan [gedaagde] voor de werkzaamheden, is [gedaagde] gehouden om dat bedrag terug te betalen. De kosten van het opnieuw laten coaten van de panelen door een derde partij worden niet gevorderd.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. Uit coulance heeft [gedaagde] aangeboden om de 12 panelen opnieuw te poedercoaten. Partijen hebben echter niet afgesproken dat [gedaagde] het glas en het kitwerk diende te verwijderen en dat zij het glas weer opnieuw in de panelen diende te plaatsen. Nadat [eiser] de panelen bij [gedaagde] heeft opgehaald, is [gedaagde] niet meer in de gelegenheid gesteld om de panelen opnieuw te poedercoaten. [gedaagde] is dan ook niets verschuldigd aan [eiser] .
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing gekomen is.
[naam 2], handelend onder de naam [eiser] , is ontvankelijk in zijn vordering
2.4.
[eiser] heeft diverse stukken overgelegd waaruit blijkt dat [naam 2] vorderingsgerechtigd is. Omdat [gedaagde] dat tijdens de zitting niet heeft betwist, gaat de kantonrechter hiervan uit. [naam 2], handelend onder de naam [eiser] , is dan ook ontvankelijk in zijn vordering.
Er is geen tegeneis ingesteld
2.5.
[gedaagde] heeft geen tegeneis ingesteld. Weliswaar is in de brief van [gedaagde] van
13 februari 2023 aan de gemachtigde van [eiser] vermeld dat zij betaling eist van het door [eiser] onbetaald gelaten deel van de factuur van € 1.080,77, maar in deze procedure heeft [gedaagde] dat niet gevorderd. Deze kwestie behoeft dan ook geen beoordeling en beslissing.
De door [eiser] gestelde afspraak is niet komen vast te staan
2.6.
[gedaagde] heeft allereerst aangevoerd dat zij niet tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. Volgens [gedaagde] had [eiser] gezegd dat de panelen binnen geplaatst zouden worden, terwijl later bleek dat de panelen buiten waren geplaatst. Volgens [gedaagde] is poedercoaten in dat geval niet voldoende om roestvorming tegen te gaan en hadden de panelen verzinkt moeten worden. Deze kwestie kan echter verder in het midden blijven, omdat hierna wordt geoordeeld dat de door [eiser] gestelde afspraak over het herstel van de panelen niet is komen vast te staan en [gedaagde] niet in verzuim is geraakt.
2.7.
[eiser] heeft gesteld dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de panelen opnieuw zou poedercoaten en dat [gedaagde] daarbij zelf (op haar kosten) het glas inclusief het kitwerk uit de panelen zou verwijderen en het glas na het poedercoaten weer zou terugplaatsen. [gedaagde] heeft deze gestelde afspraak uitdrukkelijk en stelselmatig betwist. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat zij uit coulance (omdat zij vindt dat zij het werk goed had uitgevoerd, zie r.o. 2.6) heeft aangeboden om de 12 panelen opnieuw te poedercoaten, maar dat niet is afgesproken dat [gedaagde] ook het glas met het kitwerk uit de panelen diende te verwijderen en dat zij het glas weer zou terugplaatsen nadat de panelen opnieuw waren gepoedercoat. Dat zou [eiser] doen, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft haar verweer gemotiveerd toegelicht. [gedaagde] heeft verklaard dat zij geen glaszettersbedrijf is en dat mede gelet daarop het risico bestaat dat zij schade aanricht aan het glas en de panelen als zij het glas met het kitwerk diende te verwijderen en herplaatsen. Gelet op deze gemotiveerde betwisting rust op [eiser] de bewijslast van het bestaan van de door haar gestelde afspraak.
2.8.
[eiser] heeft niets overgelegd waaruit de haar gestelde afspraak kan worden opgemaakt. Zij heeft wel een transcriptie van een telefoongesprek van 13 april 2022 tussen [naam 3] en de voormalige gemachtigde van [gedaagde] overgelegd, maar hieruit kan de door [eiser] gestelde afspraak niet onomstotelijk worden opgemaakt. De gemachtigde van [eiser] heeft tijdens de zitting ook erkend dat de gestelde afspraak hier niet direct uit blijkt en dat de transcriptie bewijstechnisch “moeizaam” is. Belangrijker is echter dat de voormalige gemachtigde van [gedaagde] in zijn e-mail van 9 augustus 2022 het bestaan van de door [eiser] gestelde afspraak uitdrukkelijk heeft betwist. In deze mail heeft de voormalige gemachtigde van [gedaagde] meegedeeld dat hij door beide partijen onvolledig was geïnformeerd over de onderhavige kwestie. Het had op de weg van [eiser] gelegen om tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] van de gestelde afspraak en de toelichting die [gedaagde] in dat verband heeft gegeven, die de kantonrechter ook logisch voorkomt, voldoende concrete feiten en omstandigheden in te brengen met betrekking tot het bestaan van de door haar gestelde afspraak. [eiser] heeft dat echter niet gedaan. Integendeel. [eiser] is hier helemaal niet meer op ingegaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat [eiser] in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld om toegelaten te worden tot bewijslevering. De door [eiser] gestelde afspraak is dan ook niet komen vast te staan.
De overeenkomst is niet ontbonden
2.9.
Omdat niet kan worden uitgegaan van de door [eiser] gestelde afspraak (zie r.o. 2.8) en vaststaat dat [eiser] de panelen bij [gedaagde] heeft opgehaald zonder [gedaagde] nog in de gelegenheid te stellen om de panelen opnieuw te poedercoaten (exclusief het verwijderen en herplaatsen van het glas door [gedaagde] ), is [gedaagde] niet in verzuim geraakt. Dit betekent dat [eiser] de overeenkomst niet kon ontbinden (artikel 6:265 BW).
2.10.
Omdat de overeenkomst niet is ontbonden, zijn partijen niet bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen. Er is dan ook geen verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties ontstaan (artikel 6:271 BW). [gedaagde] is dus niet gehouden om de betaling van [eiser] van € 900,- met betrekking tot de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden terug te betalen. De door [eiser] gevorderde aanvullende schadevergoeding van € 5.718,70 is om dezelfde reden evenmin toewijsbaar. De gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente delen in het lot van afwijzing van de hoofdsom.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan [gedaagde] moet betalen op nihil, omdat [gedaagde] de procesvoering in eigen hand heeft gehouden en zij dus geen externe kosten heeft gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
764