In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Havensteder en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, Havensteder, heeft een vordering ingediend tot ontruiming van een woning na een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, die volgde op een burgemeesterssluiting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen tijdens de mondelinge behandelingen op 28 oktober en 14 november 2024, en heeft verstek verleend. De rechter oordeelde dat er voldoende spoed aanwezig was om de vordering in kort geding toe te wijzen, omdat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk is ontbonden.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. De rechter heeft daarbij rekening gehouden met de detentie van de gedaagde, waardoor een langere ontruimingstermijn gerechtvaardigd is. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. De totale kosten zijn begroot op € 943,97, met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in verzet komt tegen het vonnis.