4.1.2.Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
heeft ten overstaan van de politie meerdere verklaringen afgelegd. Hij is daarna gehoord door de rechter-commissaris. De verdediging heeft bij die gelegenheid ook de mogelijkheid gehad om hem te ondervragen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] , hoewel niet op alle punten hetzelfde, wat betreft de kern van het verwijt tegen de verdachte consistent, uitvoerig en gedetailleerd heeft verklaard. Meer specifiek heeft hij – in de kern – verklaard dat:
hij contact heeft gehad met ‘ [naam 4] ’/’ [naam 5] ’ toen hij nog in Spanje verbleef en hij met [naam 4] is overeengekomen dat hij in Nederland in de prostitutie zou gaan werken;
[naam 4] / [naam 5] de verdachte is;
de verdachte na aankomst van [slachtoffer] in Nederland voor hem een treinkaartje van Schiphol naar Rotterdam heeft betaald;
de verdachte het adres [adres 2] aan [slachtoffer] heeft doorgegeven, waar hij kon verblijven;
de verdachte de advertentie van [slachtoffer] onder de werknaam [naam 6] op Kinky.nl beheerde, klanten regelde en zo nodig vervoer naar klanten toe regelde;
hij geen toegang had tot zijn advertentie op Kinky.nl en niet wist of had besproken wat hierin zou komen te staan;
hij 50% van wat hij verdiende, aan de verdachte af moest staan;
hij zich niet vrij voelde om klanten te weigeren en 24 uur per dag klaar moest staan om klanten te ontvangen;
hij slechts in beperkte mate zijn werk- en verblijfplaats mocht verlaten en dit van te voren af moest stemmen met de verdachte;
hij geen Engels of Nederlands sprak en niemand in Nederland kende;
hij illegaal in Nederland was en dat de verdachte dit wist;
hij het geld dat hij met prostitutiewerkzaamheden verdiende, nodig had om naar zijn familie in Colombia te sturen en dat hij spaarde voor een borstoperatie.
Steunbewijs
De verklaringen van
[slachtoffer]worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Als [slachtoffer] wordt gevraagd het huis van ‘ [naam 4] ’/’ [naam 5] ’ aan te wijzen, wijst hij de woning aan [adres 1] aan. Dit is de woning van de verdachte. Daarnaast komt het telefoonnummer dat volgens
[slachtoffer]van ‘ [naam 4] ’/’ [naam 5] ’ is overeen met het telefoonnummer van de verdachte.
Uit onderzoek blijkt dat het telefoonnummer waar [slachtoffer] volgens zijn verklaring werkzaam onder was, is gekoppeld aan een advertentie van ‘ [naam 6] ’ (de werknaam van [slachtoffer] ) op Kinky.nl. Een simkaart waaraan dit telefoonnummer was gekoppeld, is aangetroffen in een telefoon, die zich in de woning van de verdachte bevond.
Daarnaast volgt uit onderzoek naar de historische bankgegevens van de verdachte en zijn partner [naam 7] en van de advertentie van [naam 6] op Kinky.nl, dat deze advertentie vanaf de bankrekening van [naam 7] werd betaald. Daarnaast volgt dat er telkens kort voordat er een dergelijke betaling werd gedaan, geld werd overgemaakt naar de bankrekening van [naam 7] vanaf de bankrekening van de verdachte. Dit ondersteunt de verklaring dat de advertentie van ‘ [naam 6] ’ door de verdachte werd beheerd.
Tot slot is op 11 september 2020 een betaling gedaan vanaf de bankrekening die op naam van de verdachte staat aan de NS. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte het treinticket van Amsterdam Schiphol naar Rotterdam op die dag voor hem heeft betaald.
Beoordeling
Met verklaringen van getuigen dient zorgvuldig te worden omgegaan, ook in mensenhandelzaken. Echter, de omstandigheid dat de getuige in een mensenhandelzaak mogelijk een belang heeft bij het meewerken aan het politieonderzoek – namelijk de mogelijkheid tot legaal verblijf in Nederland – kan niet tot de conclusie leiden dat de afgelegde verklaring om die reden niet betrouwbaar is. Dit zou betekenen dat geen enkele verklaring van een vreemdeling in het kader van mensenhandelonderzoeken als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Zoals gezegd heeft [slachtoffer] in de kern consistent verklaard over de gebeurtenissen in de ten laste gelegde periode. Voor zover er in zijn verklaringen sprake is van inconsistenties, betreffen deze niet de kern van het verwijt. Indien zijn verklaringen in hun onderling verband worden bekeken, is er geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van die) verklaringen aantasten.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en daarom te gebruiken voor het bewijs.
Feit 1 (mensenhandel)
De rechtbank gaat uit van de verklaringen van [slachtoffer] – zoals hiervoor weergegeven – die voldoende worden gesteund door andere bewijsmiddelen.
Artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beoordeling van de vraag of is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet – gelet op wat ten laste is gelegd – worden vastgesteld of sprake was van een handeling (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), van een middel (dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie), en van het oogmerk van uitbuiting.
Dwangmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat gebruik is gemaakt van dwang. Deze dwang was er in de vorm van ‘een andere feitelijkheid’, zijnde het beperken van de bewegingsvrijheid van [slachtoffer] , en ‘misbruik van een kwetsbare positie’. De rechtbank legt dat hierna uit.
Vooropgesteld moet worden dat de beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer voldoende is om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft in dat geval geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat er voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Het gaat erom dat het slachtoffer in die keuzevrijheid is beperkt.
Met een kwetsbare positie wordt (onder andere) een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Zo’n situatie kan zich voordoen bij personen die uit het buitenland komen, voornamelijk wanneer zij illegaal of ongedocumenteerd in Nederland verblijven. Het gaat om situaties waarin een slachtoffer niet vrijwillig een keuze kan maken of waarin een slachtoffer niet, of verminderd, de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken. Uit jurisprudentie volgt dat aan dit dwangmiddel een ruime betekenis wordt gegeven, waarmee wordt beoogd een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers.
[slachtoffer] bevond zich in een kwetsbare positie. Hij was afkomstig uit een economisch zwak land (Colombia), verbleef illegaal in Nederland, sprak geen Nederlands of Engels, had geen sociaal vangnet in Nederland, was voor zijn inkomen en verblijfplaats in Nederland afhankelijk van de verdachte en had geen toegang tot de advertentie waarmee zijn diensten op Kinky.nl werden aangeboden.
[slachtoffer] kon door de hiervoor geschetste kwetsbare situatie niet zelf bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden hij zijn prostitutiewerkzaamheden verrichtte. Hij was immers niet in staat zelfstandig werk te zoeken, zelfstandig onderdak te regelen en zelfstandig contact te leggen met klanten en met hen afspraken te maken. Daarbij weegt ook mee dat
[slachtoffer]zijn werk- en verblijfplaats zou moeten verlaten van de verdachte als hij niet genoeg verdiende. De rechtbank ziet bevestiging van de conclusie dat [slachtoffer] geen werkelijke andere keuze had dan het misbruik te ondergaan in zijn verklaring bij de politie dat hij nooit werk heeft geweigerd omdat hij dan op straat terecht zou komen en in Nederland niemand kende, en omdat hij geld nodig had en om die reden moest blijven werken.
Vanwege deze omstandigheden was [slachtoffer] genoodzaakt te accepteren dat de verdachte hem onderbracht in een woning – waar hij in dezelfde kamer moest werken en verblijven en hij in hetzelfde bed moest slapen als waarin hij werkte – en van hem verwachtte dat hij 24 uur per dag beschikbaar was voor mogelijke klanten, dat de verdachte voor hem een advertentie maakte en onderhield en klanten voor hem regelde, waarna de verdachte zelf de helft van de opbrengsten behield. Met zijn handelen heeft de verdachte aldus misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin [slachtoffer] verkeerde.
Daarnaast stelde de verdachte regels aan [slachtoffer] rondom het verlaten van de woning waar hij verbleef. [slachtoffer] moest hier toestemming voor vragen. Ook moest [slachtoffer] , zoals gezegd, 24 uur per dag beschikbaar zijn voor potentiële klanten. Hierdoor werd hij in zijn bewegingsvrijheid beperkt, wat naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangemerkt als ‘een andere feitelijkheid’.
Handelingen
Op grond van de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer] heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest.
Oogmerk van uitbuiting
De handelingen zoals neergelegd in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr zijn alleen strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een dwangmiddel en als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. In de onderdelen 4 en 9 van lid 1 moet dit oogmerk worden ingelezen.
Uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, maar in het tweede lid staat wel een opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het uitgangspunt is dat de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer om in de prostitutie te gaan werken niet meer ter zake doet zodra er van een dwangmiddel sprake is. Of een slachtoffer zich wel of niet uitgebuit voelt, is dus niet bepalend. Dat dit gevoel niet bepalend is, geldt in het bijzonder als sprake is van prostitutie onder invloed van een dwangmiddel, omdat bij prostitutie sprake is van een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit.
Desalniettemin levert het (enkele) aanwenden van dwangmiddelen niet op zichzelf reeds uitbuiting op. Het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat bij de toepassing van die dwangmiddelen sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid (Gerechtshof Amsterdam 8 december 2016, ECLI:GHAMS:2016:5236).
De Hoge Raad (hierna: HR) heeft geoordeeld – voor zover in de onderhavige zaak relevant – dat bij de beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is van oogmerk van uitbuiting onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd (HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099). Daarbij gaat het om een alomvattende weging van de hiervoor genoemde en eventuele andere relevante factoren. In de onderhavige zaak diende [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Dit werk levert naar zijn aard een inbreuk op de lichamelijke integriteit op. Zoals hiervoor onder ‘dwangmiddelen’ overwogen, was hij niet vrij in de keuze hoe, waar en wanneer hij zijn werkzaamheden verrichtte en bovendien was hij afhankelijk van de verdachte voor verblijf en inkomen. Hij moest de helft van zijn verdiensten aan de verdachte afstaan. De verdachte is met zijn handelen dus uit geweest op het trekken van financieel voordeel uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . Hierbij zijn de – zoals hiervoor geschetst – door de verdachte gebruikte dwangmiddelen aangewend. Met dit alles is het oogmerk van uitbuiting ten aanzien van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank bewezen.
Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de verdachte een treinkaartje voor [slachtoffer] heeft betaald toen hij eenmaal in Nederland was, onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat [slachtoffer] door de verdachte is aangeworven. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging dus partieel worden vrijgesproken.
Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr
Gelet op wat hiervoor ten aanzien van sub 1 is overwogen, heeft de verdachte [slachtoffer] door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en dus tot het verrichten van arbeid en diensten van seksuele aard.
Artikel 273f lid 1 sub 9 Sr
Uit de bewijsmiddelen en wat hierboven omtrent de dwangmiddelen en (het oogmerk van) uitbuiting ten aanzien van sub 1 is overwogen, blijkt verder dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] , en ook dat hij hem heeft bewogen tot het afstaan van de helft van zijn opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden.
Artikel 273f lid 1 sub 6 Sr
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte daadwerkelijk financieel voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] .
Pleegperiode
Naar het oordeel van de rechtbank dient de pleegperiode van feit 1 aan te vangen op 11 september 2020, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] op die datum in Nederland is aangekomen.
Medeplegen
De rechtbank is daarnaast, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit samen en in vereniging met een mededader heeft gepleegd. Hiervan zal de verdachte zonder nadere motivering partieel worden vrijgesproken.
TussenconclusieUit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden opgemaakt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer] in de vorm van seksuele uitbuiting.
Feit 2 (mensensmokkel)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een treinticket voor [slachtoffer] heeft betaald om op de dag van zijn aankomst in Nederland van Amsterdam naar Rotterdam te reizen. Daarnaast heeft hij hem een adres doorgestuurd van de woning van medeverdachte [medeverdachte] in [plaatsnaam], waar [slachtoffer] kon verblijven en van waaruit hij kon werken. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte prostitutiewerk voor [slachtoffer] heeft geregeld. [slachtoffer] diende een deel van de opbrengsten uit dit werk aan de verdachte af te staan. Er werd daarnaast daggeld voor zijn verblijf bij [medeverdachte] betaald.
Uit de historische gegevens van de telefoon van de inmiddels overleden medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat er in de ten laste gelegde periode contact is geweest tussen hem en de verdachte. Bovendien werden er op die telefoon foto’s aangetroffen van het paspoort van [slachtoffer] . De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte] op de hoogte was van de Colombiaanse nationaliteit van [slachtoffer] en van het feit dat hij, mede gelet op zijn werkzaamheden, wederrechtelijk in Nederland verbleef.
Medeplegen
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank bovendien dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van mensensmokkel. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen voor dit feit bewezen.
Pleegperiode
De rechtbank is van oordeel dat de periode dient te worden beperkt tot 8 oktober 2020, omdat uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat hij na deze datum niet meer bij [medeverdachte] verbleef.
TussenconclusieUit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden opgemaakt dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van [slachtoffer] .
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, voor zover dit ziet op de vreemdelingen [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] . De verdachte zal hiervan zonder nadere motivering partieel worden vrijgesproken.