ECLI:NL:RBROT:2024:11424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
10/237000-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en medeplegen van mensensmokkel met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en mensensmokkel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting van een slachtoffer, dat illegaal in Nederland verbleef. De verdachte heeft het slachtoffer geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer zich in een kwetsbare positie bevond, wat de verdachte in staat stelde om misbruik van deze situatie te maken. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen om in de prostitutie te werken, waarbij hij een deel van de opbrengsten moest afstaan aan de verdachte. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel, door het slachtoffer te helpen bij zijn illegale verblijf in Nederland. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, die geheel voorwaardelijk is opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/237000-21
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres 1] ,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met partiële vrijspraak van de mensensmokkel ten aanzien van de vreemdelingen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , en met partiële vrijspraak van het medeplegen van beide feiten.
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] destijds het mannelijke geslacht had. Net als de politie zal de rechtbank daarom verder ten aanzien van deze [slachtoffer] de voornaamwoorden hij/hem/zijn gebruiken.
4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn omdat hij een belang heeft bij medewerking aan het politieonderzoek omdat hij daardoor de mogelijkheid krijgt om in Nederland te blijven. Zijn verklaringen zijn daarnaast op belangrijke onderdelen onderling afwijkend. Zelfs als de rechtbank van zijn verklaringen zou uitgaan, dan ontbreekt steunbewijs zodat niet kan worden gekomen tot voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat de verdachte wist dat hij illegaal in Nederland verbleef, niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Er is aldus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
heeft ten overstaan van de politie meerdere verklaringen afgelegd. Hij is daarna gehoord door de rechter-commissaris. De verdediging heeft bij die gelegenheid ook de mogelijkheid gehad om hem te ondervragen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] , hoewel niet op alle punten hetzelfde, wat betreft de kern van het verwijt tegen de verdachte consistent, uitvoerig en gedetailleerd heeft verklaard. Meer specifiek heeft hij – in de kern – verklaard dat:
 hij contact heeft gehad met ‘ [naam 4] ’/’ [naam 5] ’ toen hij nog in Spanje verbleef en hij met [naam 4] is overeengekomen dat hij in Nederland in de prostitutie zou gaan werken;
 [naam 4] / [naam 5] de verdachte is;
 de verdachte na aankomst van [slachtoffer] in Nederland voor hem een treinkaartje van Schiphol naar Rotterdam heeft betaald;
 de verdachte het adres [adres 2] aan [slachtoffer] heeft doorgegeven, waar hij kon verblijven;
 de verdachte de advertentie van [slachtoffer] onder de werknaam [naam 6] op Kinky.nl beheerde, klanten regelde en zo nodig vervoer naar klanten toe regelde;
 hij geen toegang had tot zijn advertentie op Kinky.nl en niet wist of had besproken wat hierin zou komen te staan;
 hij 50% van wat hij verdiende, aan de verdachte af moest staan;
 hij zich niet vrij voelde om klanten te weigeren en 24 uur per dag klaar moest staan om klanten te ontvangen;
 hij slechts in beperkte mate zijn werk- en verblijfplaats mocht verlaten en dit van te voren af moest stemmen met de verdachte;
 hij geen Engels of Nederlands sprak en niemand in Nederland kende;
 hij illegaal in Nederland was en dat de verdachte dit wist;
 hij het geld dat hij met prostitutiewerkzaamheden verdiende, nodig had om naar zijn familie in Colombia te sturen en dat hij spaarde voor een borstoperatie.
Steunbewijs
De verklaringen van
[slachtoffer]worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Als [slachtoffer] wordt gevraagd het huis van ‘ [naam 4] ’/’ [naam 5] ’ aan te wijzen, wijst hij de woning aan [adres 1] aan. Dit is de woning van de verdachte. Daarnaast komt het telefoonnummer dat volgens
[slachtoffer]van ‘ [naam 4] ’/’ [naam 5] ’ is overeen met het telefoonnummer van de verdachte.
Uit onderzoek blijkt dat het telefoonnummer waar [slachtoffer] volgens zijn verklaring werkzaam onder was, is gekoppeld aan een advertentie van ‘ [naam 6] ’ (de werknaam van [slachtoffer] ) op Kinky.nl. Een simkaart waaraan dit telefoonnummer was gekoppeld, is aangetroffen in een telefoon, die zich in de woning van de verdachte bevond.
Daarnaast volgt uit onderzoek naar de historische bankgegevens van de verdachte en zijn partner [naam 7] en van de advertentie van [naam 6] op Kinky.nl, dat deze advertentie vanaf de bankrekening van [naam 7] werd betaald. Daarnaast volgt dat er telkens kort voordat er een dergelijke betaling werd gedaan, geld werd overgemaakt naar de bankrekening van [naam 7] vanaf de bankrekening van de verdachte. Dit ondersteunt de verklaring dat de advertentie van ‘ [naam 6] ’ door de verdachte werd beheerd.
Tot slot is op 11 september 2020 een betaling gedaan vanaf de bankrekening die op naam van de verdachte staat aan de NS. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte het treinticket van Amsterdam Schiphol naar Rotterdam op die dag voor hem heeft betaald.
Beoordeling
Met verklaringen van getuigen dient zorgvuldig te worden omgegaan, ook in mensenhandelzaken. Echter, de omstandigheid dat de getuige in een mensenhandelzaak mogelijk een belang heeft bij het meewerken aan het politieonderzoek – namelijk de mogelijkheid tot legaal verblijf in Nederland – kan niet tot de conclusie leiden dat de afgelegde verklaring om die reden niet betrouwbaar is. Dit zou betekenen dat geen enkele verklaring van een vreemdeling in het kader van mensenhandelonderzoeken als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Zoals gezegd heeft [slachtoffer] in de kern consistent verklaard over de gebeurtenissen in de ten laste gelegde periode. Voor zover er in zijn verklaringen sprake is van inconsistenties, betreffen deze niet de kern van het verwijt. Indien zijn verklaringen in hun onderling verband worden bekeken, is er geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van die) verklaringen aantasten.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en daarom te gebruiken voor het bewijs.
Feit 1 (mensenhandel)
De rechtbank gaat uit van de verklaringen van [slachtoffer] – zoals hiervoor weergegeven – die voldoende worden gesteund door andere bewijsmiddelen.
Artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beoordeling van de vraag of is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet – gelet op wat ten laste is gelegd – worden vastgesteld of sprake was van een handeling (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), van een middel (dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie), en van het oogmerk van uitbuiting.
Dwangmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat gebruik is gemaakt van dwang. Deze dwang was er in de vorm van ‘een andere feitelijkheid’, zijnde het beperken van de bewegingsvrijheid van [slachtoffer] , en ‘misbruik van een kwetsbare positie’. De rechtbank legt dat hierna uit.
Vooropgesteld moet worden dat de beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer voldoende is om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft in dat geval geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat er voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Het gaat erom dat het slachtoffer in die keuzevrijheid is beperkt.
Met een kwetsbare positie wordt (onder andere) een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Zo’n situatie kan zich voordoen bij personen die uit het buitenland komen, voornamelijk wanneer zij illegaal of ongedocumenteerd in Nederland verblijven. Het gaat om situaties waarin een slachtoffer niet vrijwillig een keuze kan maken of waarin een slachtoffer niet, of verminderd, de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken. Uit jurisprudentie volgt dat aan dit dwangmiddel een ruime betekenis wordt gegeven, waarmee wordt beoogd een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers.
[slachtoffer] bevond zich in een kwetsbare positie. Hij was afkomstig uit een economisch zwak land (Colombia), verbleef illegaal in Nederland, sprak geen Nederlands of Engels, had geen sociaal vangnet in Nederland, was voor zijn inkomen en verblijfplaats in Nederland afhankelijk van de verdachte en had geen toegang tot de advertentie waarmee zijn diensten op Kinky.nl werden aangeboden.
[slachtoffer] kon door de hiervoor geschetste kwetsbare situatie niet zelf bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden hij zijn prostitutiewerkzaamheden verrichtte. Hij was immers niet in staat zelfstandig werk te zoeken, zelfstandig onderdak te regelen en zelfstandig contact te leggen met klanten en met hen afspraken te maken. Daarbij weegt ook mee dat
[slachtoffer]zijn werk- en verblijfplaats zou moeten verlaten van de verdachte als hij niet genoeg verdiende. De rechtbank ziet bevestiging van de conclusie dat [slachtoffer] geen werkelijke andere keuze had dan het misbruik te ondergaan in zijn verklaring bij de politie dat hij nooit werk heeft geweigerd omdat hij dan op straat terecht zou komen en in Nederland niemand kende, en omdat hij geld nodig had en om die reden moest blijven werken.
Vanwege deze omstandigheden was [slachtoffer] genoodzaakt te accepteren dat de verdachte hem onderbracht in een woning – waar hij in dezelfde kamer moest werken en verblijven en hij in hetzelfde bed moest slapen als waarin hij werkte – en van hem verwachtte dat hij 24 uur per dag beschikbaar was voor mogelijke klanten, dat de verdachte voor hem een advertentie maakte en onderhield en klanten voor hem regelde, waarna de verdachte zelf de helft van de opbrengsten behield. Met zijn handelen heeft de verdachte aldus misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin [slachtoffer] verkeerde.
Daarnaast stelde de verdachte regels aan [slachtoffer] rondom het verlaten van de woning waar hij verbleef. [slachtoffer] moest hier toestemming voor vragen. Ook moest [slachtoffer] , zoals gezegd, 24 uur per dag beschikbaar zijn voor potentiële klanten. Hierdoor werd hij in zijn bewegingsvrijheid beperkt, wat naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangemerkt als ‘een andere feitelijkheid’.
Handelingen
Op grond van de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer] heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest.
Oogmerk van uitbuiting
De handelingen zoals neergelegd in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr zijn alleen strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een dwangmiddel en als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. In de onderdelen 4 en 9 van lid 1 moet dit oogmerk worden ingelezen.
Uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, maar in het tweede lid staat wel een opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het uitgangspunt is dat de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer om in de prostitutie te gaan werken niet meer ter zake doet zodra er van een dwangmiddel sprake is. Of een slachtoffer zich wel of niet uitgebuit voelt, is dus niet bepalend. Dat dit gevoel niet bepalend is, geldt in het bijzonder als sprake is van prostitutie onder invloed van een dwangmiddel, omdat bij prostitutie sprake is van een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit.
Desalniettemin levert het (enkele) aanwenden van dwangmiddelen niet op zichzelf reeds uitbuiting op. Het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat bij de toepassing van die dwangmiddelen sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid (Gerechtshof Amsterdam 8 december 2016, ECLI:GHAMS:2016:5236).
De Hoge Raad (hierna: HR) heeft geoordeeld – voor zover in de onderhavige zaak relevant – dat bij de beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is van oogmerk van uitbuiting onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd (HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099). Daarbij gaat het om een alomvattende weging van de hiervoor genoemde en eventuele andere relevante factoren.
In de onderhavige zaak diende [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Dit werk levert naar zijn aard een inbreuk op de lichamelijke integriteit op. Zoals hiervoor onder ‘dwangmiddelen’ overwogen, was hij niet vrij in de keuze hoe, waar en wanneer hij zijn werkzaamheden verrichtte en bovendien was hij afhankelijk van de verdachte voor verblijf en inkomen. Hij moest de helft van zijn verdiensten aan de verdachte afstaan. De verdachte is met zijn handelen dus uit geweest op het trekken van financieel voordeel uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . Hierbij zijn de – zoals hiervoor geschetst – door de verdachte gebruikte dwangmiddelen aangewend. Met dit alles is het oogmerk van uitbuiting ten aanzien van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank bewezen.
Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de verdachte een treinkaartje voor [slachtoffer] heeft betaald toen hij eenmaal in Nederland was, onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat [slachtoffer] door de verdachte is aangeworven. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging dus partieel worden vrijgesproken.
Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr
Gelet op wat hiervoor ten aanzien van sub 1 is overwogen, heeft de verdachte [slachtoffer] door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en dus tot het verrichten van arbeid en diensten van seksuele aard.
Artikel 273f lid 1 sub 9 Sr
Uit de bewijsmiddelen en wat hierboven omtrent de dwangmiddelen en (het oogmerk van) uitbuiting ten aanzien van sub 1 is overwogen, blijkt verder dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] , en ook dat hij hem heeft bewogen tot het afstaan van de helft van zijn opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden.
Artikel 273f lid 1 sub 6 Sr
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte daadwerkelijk financieel voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] .
Pleegperiode
Naar het oordeel van de rechtbank dient de pleegperiode van feit 1 aan te vangen op 11 september 2020, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] op die datum in Nederland is aangekomen.
Medeplegen
De rechtbank is daarnaast, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit samen en in vereniging met een mededader heeft gepleegd. Hiervan zal de verdachte zonder nadere motivering partieel worden vrijgesproken.
TussenconclusieUit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden opgemaakt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer] in de vorm van seksuele uitbuiting.
Feit 2 (mensensmokkel)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een treinticket voor [slachtoffer] heeft betaald om op de dag van zijn aankomst in Nederland van Amsterdam naar Rotterdam te reizen. Daarnaast heeft hij hem een adres doorgestuurd van de woning van medeverdachte [medeverdachte] in [plaatsnaam], waar [slachtoffer] kon verblijven en van waaruit hij kon werken. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte prostitutiewerk voor [slachtoffer] heeft geregeld. [slachtoffer] diende een deel van de opbrengsten uit dit werk aan de verdachte af te staan. Er werd daarnaast daggeld voor zijn verblijf bij [medeverdachte] betaald.
Uit de historische gegevens van de telefoon van de inmiddels overleden medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat er in de ten laste gelegde periode contact is geweest tussen hem en de verdachte. Bovendien werden er op die telefoon foto’s aangetroffen van het paspoort van [slachtoffer] . De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte] op de hoogte was van de Colombiaanse nationaliteit van [slachtoffer] en van het feit dat hij, mede gelet op zijn werkzaamheden, wederrechtelijk in Nederland verbleef.
Medeplegen
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank bovendien dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van mensensmokkel. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen voor dit feit bewezen.
Pleegperiode
De rechtbank is van oordeel dat de periode dient te worden beperkt tot 8 oktober 2020, omdat uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat hij na deze datum niet meer bij [medeverdachte] verbleef.
TussenconclusieUit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden opgemaakt dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van [slachtoffer] .
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, voor zover dit ziet op de vreemdelingen [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] . De verdachte zal hiervan zonder nadere motivering partieel worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting ten aanzien van [slachtoffer] en aan het medeplegen van mensensmokkel ten aanzien van diezelfde [slachtoffer] .
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij,
in de periode van 11 september 2020 tot en met 5 oktober 2020 te
Rotterdam
een ander, genaamd [slachtoffer] (werknaam [naam 6] ),
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van
Strafrecht genoemde middelen, te weten door een
andere feitelijkheid en door misbruik van een kwetsbare
positie
1) heeft vervoerd, overgebracht
engehuisvest met het
oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten van seksuele aard
(artikel 273f lid 1 sub 4), en
3) heeft bewogen hem, verdachte, te
bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer]
met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
(artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij
dieandere feitelijkheid heeft bestaan uit:
- het beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] ;
en waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het laten verblijven van die [slachtoffer] in de
woning van zijn, verdachtes, mededader (aan [adres 2]
) en het ter beschikking stellen van die woning als werkplek (voor
prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] );
- het (laten) regelen van werkplekken voor die [slachtoffer] ;
- het geven van uitleg en instructie aan die [slachtoffer] met betrekking tot de
door die [slachtoffer] te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
- het onderhouden van contacten met en het maken van afspraken met
(potentiële) prostitutieklanten voor die [slachtoffer] en het maken van
afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de
prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen;
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer] moest aannemen voor zijn
prostitutiewerkzaamheden;
- het instrueren van die [slachtoffer] wanneer hij klaar moest staan voor
prostitutiewerkzaamheden;
( art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek
van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub
9° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )
2
hij,
in de periode van 5 september 2020 tot en met
8 oktober 2020
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een ander , te weten:
- [slachtoffer] (met de Colombiaanse nationaliteit)
-behulpzaam is geweest bij
dedoorreis
door Nederland en genoemde
perso
on daartoe middelen heeft verschaft en
-uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en genoemde
perso
on daartoe gelegenheid, of inlichtingen heeft verschaft
door verblijf- en werk-adressen en werk voor voornoemde
perso
on te regelen
en aldus het verblijf in Nederland gefaciliteerd
heeft,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader, wisten dat dat verblijf wederrechtelijk was
( art 197a lid 2 Wetboek van Strafrecht )
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mensenhandel;
2.
eendaadse samenloop van:
mensensmokkel
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het in het eerste lid genoemde protocol, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is,
terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende ongeveer een maand schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft een kwetsbaar persoon bewogen om in de prostitutie te (blijven) werken en hem beperkingen opgelegd, waarna deze persoon een deel van het verdiende geld aan hem af moest staan. Dit is een ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de kwetsbaarheid van in dit geval [slachtoffer] is gebruikt voor de zucht naar geldelijk gewin van de verdachte. Bij de bepaling van de straf weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer] is beperkt in zijn vrijheid, 24 uur per dag beschikbaar moest zijn en geheel afhankelijk was van de verdachte – waar de verdachte misbruik van maakte –, maar zich door de verdachte niet slecht behandeld heeft gevoeld (wel door de medeverdachte [medeverdachte] ).
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ‘mensensmokkel’ ten aanzien van dezelfde persoon. Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan de instandhouding van een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensensmokkel gemakkelijk kan leiden tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen, zoals in deze zaak ook is gebeurd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank valt de seksuele uitbuiting onder categorie I van de LOVS-oriëntatiepunten en is zij daarmee –
binnen zijn soort– gering. Daarnaast is er ten aanzien van feit 1 en feit 2 sprake van één slachtoffer en van een relatief korte pleegperiode van ongeveer één maand. Er is bovendien sprake van enige vorm van samenloop tussen het eerste en tweede feit.
Ten aanzien van het tijdsverloop geldt het volgende.
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is neergelegd dat een ieder bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging, recht heeft op een behandeling binnen redelijke termijn. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (hierna: HR) volgt dat overschrijding van de redelijke termijn als uitgangspunt niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderingsgevallen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De verdachte is op 9 juni 2021 aangehouden en voor het eerst door de politie gehoord. Op dit moment is de vervolgingstermijn gaan lopen. Op 27 oktober 2022 is de zaak op de zitting gepland voor een inhoudelijke behandeling. De zaak is aangehouden omdat de verdediging – net als de verdediging in de zaak van de medeverdachte – een verzoek heeft gedaan tot het horen van twee getuigen. Van één van deze getuigen ( [naam 3] ) was de woonplaats onbekend. Gebleken is dat zij in Spanje verbleef. Op 6 maart 2023 is er een Europees Onderzoeksbevel naar Spanje verstuurd om deze getuige te horen. Zij is op 31 januari 2024 middels een videoverbinding door de rechter-commissaris gehoord. Sinds 9 juni 2021 tot aan dit vonnis is dus een periode van ruim drie jaar verstreken.
Omdat deze overschrijding niet geheel aan het openbaar ministerie te wijten is, maar mede het gevolg is van het verzoek om de getuige Genao Urena te horen, van wie geen adres werd gegeven door de verdediging en van wie later bleek dat zij in het buitenland woonde, is de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige zaak kan worden volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57, 197a en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. M. van Zinnen en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij,
in of omstreeks de periode van 5 september 2020 tot en met 5 oktober 2020 te
Rotterdam en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] (werknaam Louren),
heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die ander(en) in
een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen
betaling (artikel 273f lid 1 sub 3) ,
en/of
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van
Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een
andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door
afpersing en/of door fraude en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de
instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer]
heeft,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het
oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer]
met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
(artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een
andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het (in ernstige mate) beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] ;
- het zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of
overheersende en/of denigrerende toon/wijze te uiten tegen die [slachtoffer] ;
- het onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer] ,
waardoor het voor die [slachtoffer] werd bemoeilijkt zich aan die controle en/of
die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken;
- het brengen en/of houden van die [slachtoffer] in een positie waar hij/zij niet
over zijn/haar eigen financiële middelen kon beschikken;
en/of waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het laten verblijven van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes woning/ in de
woning van zijn, verdachtes, mededader (aan [adres 2]
) en/of het ter beschikking stellen van die woning als werkplek (voor
prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] );
- het regelen van een woonadres en/of een inschrijfadres voor die [slachtoffer] ;
- het (laten) regelen van (een) werkplek(ken) voor die [slachtoffer] ;
- het geven van uitleg en/of instructie aan die [slachtoffer] met betrekking tot de
door die [slachtoffer] te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met
(potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer] en/of het maken van
afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de
prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer] moest aannemen voor zijn/haar
prostitutiewerkzaamheden;
- het instrueren van die [slachtoffer] wanneer hij/zij klaar moest staan voor
prostitutiewerkzaamheden;
( art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek
van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub
9° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )
2
hij,
in of omstreeks de periode van 5 september 2020 tot en met 25 juni 2021
te Rotterdam en/of Vlaardingen en/of Spijkenisse en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten:
- [slachtoffer] (met de Colombiaanse nationaliteit) en/of
- [naam 1] (met de Braziliaanse nationaliteit)
en/of
- [naam 3] (met de Dominicaanse nationaliteit) en/of
- [naam 2] (met de Dominicaanse nationaliteit),
althans één of meer personen van buitenlandse afkomst,
-behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of genoemde
personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
-uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en/of een andere lidstaat in de Europese Unie, en/of genoemde
personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door (een) verblijf- en/of werk- en/of woonadres(sen) en/of werk voor voornoemde
personen te (laten) regelen
en (aldus) het verblijf in Nederland en/of een land in de Europese Unie
georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was en/of
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) van bovengenoemde handeling(en) een
beroep en/of gewoonte heb(ben) gemaakt;
( art 197a lid 2 Wetboek van Strafrecht )