In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een betrokken ouder, en de Dienst Toeslagen over de herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dienst Toeslagen niet heeft voldaan aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In een eerdere tussenuitspraak van 31 mei 2024 had de rechtbank de Dienst Toeslagen de gelegenheid gegeven om gebreken in hun besluitvorming te herstellen. Echter, de rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen in hun herziening van het besluit niet de nodige stappen heeft ondernomen, zoals het horen van eiseres en het ter beschikking stellen van relevante stukken. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de gebreken niet zijn hersteld en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak en de eerdere tussenuitspraak. Tevens is de Dienst Toeslagen veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.187,50. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het horen van betrokkenen in bestuursrechtelijke procedures.