In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Schiedam en [persoon A], die handelt onder de naam [bedrijf A]. De Gemeente Schiedam heeft de huurovereenkomst voor een perceel met opstallen, waar [persoon A] een scheepsreparatiebedrijf exploiteert, opgezegd per 30 september 2024. De opzegging is gebaseerd op een belangenafweging en dringend eigen gebruik, omdat herontwikkeling van het bedrijventerrein plaatsvindt. [persoon A] heeft niet ingestemd met de beëindiging van de huurovereenkomst, waardoor deze nog van kracht is totdat de rechter een definitieve beslissing heeft genomen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst per 1 januari 2025 eindigt, waarbij [persoon A] is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Tevens is de Gemeente Schiedam veroordeeld tot betaling van € 13.000,- aan [persoon A] als tegemoetkoming in de verhuiskosten. De rechter heeft vastgesteld dat de belangen van de Gemeente zwaarder wegen dan die van [persoon A], gezien de plannen voor grootschalige herontwikkeling van het bedrijventerrein. De vordering van [persoon A] tot schadevergoeding is afgewezen, omdat deze niet op een wettelijke grondslag is gebaseerd.
De proceskosten zijn voor rekening van [persoon A], omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De rechter heeft de vordering tot uitvoerbaarheid bij voorraad afgewezen, in overeenstemming met de wetgeving omtrent huurovereenkomsten.