ECLI:NL:RBROT:2024:11381

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
10-161672-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door niet verlenen van voorrang

Op 6 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 oktober 2022 betrokken was bij een verkeersongeval te Rotterdam. De verdachte, bestuurder van een snorfiets, verleende geen voorrang aan een bromfiets, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de bestuurder van de bromfiets, de heer [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, en zijn passagier, mevrouw [slachtoffer 2], ook letsel en tijdelijke ziekte ervoer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in strijd met de verkeersregels handelde door niet te stoppen bij de haaientanden en het voorrangsbord, ondanks dat hij goed zicht had op het verkeer. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden geëist. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, maar dat er geen sprake was van opzet. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in opleiding was en geen eerdere veroordelingen had.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-161672-23
Datum uitspraak: 6 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat uit het dossier enkel kan worden afgeleid dat de verdachte een kort moment onvoldoende aandacht voor de verkeerssituatie heeft gehad en daardoor onterecht geen voorrang heeft verleend. Eén moment van onoplettendheid is onvoldoende voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Van andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval, is niet gebleken. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
4.2.
Beoordeling
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte kort voor of tijdens het ongeval zijn telefoon in zijn handen heeft gehad en deze heeft bediend. Voor dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 29 oktober 2022 heeft de verdachte als bestuurder van een snorfiets een bromfiets aangereden op de kruising van de Bosdreef met het Kwelwaterpad te Rotterdam. De heer [slachtoffer 1] was bestuurder van die bromfiets, achterop zat zijn vrouw, mevrouw [slachtoffer 2] . Als gevolg van de aanrijding heeft de heer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk, mogelijk zelfs blijvend, letsel opgelopen; onder andere een bovenarmbreuk, waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was en een neusbreuk waarbij littekenvorming mogelijk is. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft als gevolg van de aanrijding onder andere (een verdenking van) gebroken en gekneusde ribben en een hersenschudding opgelopen, hetgeen heeft geleid tot tijdelijke ziekte.
De verdachte is vanaf het Kwelwaterpad de kruising genaderd, is niet bij de ‘haaientanden’ aan het eind van dat pad gestopt en is vervolgens de Bosdreef opgereden. Het fietspad gelegen op de Bosdreef, betreft een voorrangsweg. De verdachte heeft bij het oprijden van de Bosdreef – ondanks dat hij, zoals uit de zich in het dossier bevindende foto’s blijkt, ter plaatse juist goed en vrij zicht had op verkeer dat hem op de Bosdreef tegemoet reed – de op die voorrangsweg rijdende bromfiets niet opgemerkt, waarna hij met de bromfiets in botsing is gekomen. De verdachte heeft daarmee in strijd met bord B6 en de op de weg aangebrachte ‘haaientanden’ geen voorrang verleend aan deze bromfiets.
Een dergelijk verkeersbord en ‘haaientanden’ op de weg vragen extra oplettendheid en gerichte aandacht van een bestuurder voor verkeersdeelnemers die op de voorrangsweg rijden. De verdachte heeft geen gehoor gegeven aan deze noodzakelijke oplettendheid. Daar komt bij dat de verdachte, volgens eigen verklaring, rondjes reed en op het pad terechtkwam waar hij niet zo bekend was. Juist omdat hij niet precies wist waar hij was had van hem eens te meer oplettendheid mogen worden verwacht. De verdachte heeft onvoldoende gekeken en zijn snelheid onvoldoende aangepast om het ongeval te kunnen hebben voorkomen. Hij heeft geen acht geslagen op de haaientanden op het pad en het bijbehorende voorrangsbord en heeft vervolgens het goed zichtbare verkeer op De Bosdreef over het hoofd gezien. Daarmee is geen sprake meer van één enkel moment van onoplettendheid. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, zij het dat naar het oordeel van de rechtbank daarmee wel de ondergrens van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW wordt benaderd. Gelet op het voorgaande is het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval aan zijn schuld, als bedoeld in artikel 6 WVW, te wijten.
4.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen en bewezen is dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 29 oktober 2022 te Rotterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig en
onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het
Kwelwaterpad en de Bosdreef, gaande in de richting van de Boezemlaan,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, het fietspad gelegen op de Bosdreef, zijnde een voorrangsweg,
was genaderd,
-zich, voorafgaand aan het oprijden van die voorrangsweg, niet
voldoende heeft vergewist en is blijven vergewissen dat de voorrangsweg vrij was
van enig overig (kruisend) verkeer en
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon
overzien en waarover die weg vrij was en
- ( vervolgens) de voorrangsweg is opgereden en niet althans niet tijdig heeft
opgemerkt dat een bromfiets, bestuurd door [slachtoffer 1] , doende was van die
voorrangsweg gebruik te maken en aldus, in strijd met een in zijn, verdachtes,
rijrichting gekeerd bord B6 Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 en op het Kwelwaterpad aangebrachte haaientanden, geen
voorrang aan die [slachtoffer 1] heeft verleend,
- waarna hij, verdachte, met het door zijn bestuurde motorrijtuig tegen die [slachtoffer 1]
en diens passagier [slachtoffer 2] , is aangereden
waardoor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel
werd toegebracht en [slachtoffer 2]zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte is ontstaan, te weten:
- bij [slachtoffer 1] een bovenarmbreuk aan de linkerzijde en een neusbreuk
resulterend in een ontsierend litteken op het aangezicht
;
- bij [slachtoffer 2] een ribbreuk en gekneusde ribben en een hersenschudding
en letsel aan de voet resulterend in het afvallen van teennagels.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op 29 oktober 2022 een aanrijding veroorzaakt op de kruising tussen de Bosdreef en het Kwelwaterpad te Rotterdam. De verdachte is zonder voldoende te kijken en zonder voorrang te verlenen met zijn snorfiets de Bosdreef opgereden. De verdachte is daar tegen de bromfiets aangereden, als gevolg waarvan beide slachtoffers, die op die bromfiets zaten ernstig lichamelijk letsel hebben opgelopen.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verdachte nooit een aanrijding heeft willen veroorzaken. Op zitting heeft de verdachte inzicht in zijn handelen en berouw getoond. Tegelijkertijd merkt de rechtbank wel op dat de verdachte aan het begin van het strafrechtelijk onderzoek beperkte verantwoordelijkheid heeft genomen. Hij heeft niet alleen op de plaats van het ongeval en in zijn eerste verhoor maar ook later in het aanrijdingsformulier een onjuiste verklaring afgelegd waardoor aanvankelijk de slachtoffers door de verzekering aansprakelijk werden gehouden voor het ongeval. Pas in zijn tweede verhoor, zes maanden later, heeft de verdachte openheid van zaken gegeven over de toedracht van het ongeval en kon tot een juiste afwikkeling van de schade worden gekomen. Daarmee heeft hij de slachtoffers nog extra ellende berokkend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte start in november aan de opleiding maatschappelijke zorg (niveau 4), waarbij hij stage gaat lopen en één dag in de week naar school gaat. Ook werkt hij bij een eettentje als bezorger, waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 september 2024, gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Gelet op het tijdsverloop en de mate van verwijtbaarheid van de verdachte acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste taakstraf voor de duur van 80 uren en de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden passend en geboden. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank deze ontzegging echter geheel voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
ontzegt de verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 november 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 29 oktober 2022 te Rotterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend en/of onachtzaam en/of met verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het
Kwelwaterpad en/of de Bosdreef, gaan de in de richting van de Boezemlaan,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, het fietspad gelegen op de Bosdreef, zijnde een voorrangsweg,
was genaderd,
- een of meer mobiele telefoons in zijn hand heeft vastgehouden en/of die mobiele
telefoon(s) heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht hield op die mobiele
telefoon(s) en/of
- ( aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de voorrangsweg vóór zich
en/of het van die voorrangsweg gebruikmakende verkeer heeft gehad en/of
-(vervolgens) zich, voorafgaand aan het oprijden van die voorrangsweg, niet
voldoende heeft vergewist en/of is blijven vergewissen dat de voorrangsweg vrij was
van enig overig (kruisend) verkeer en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon
overzien en/of waarover die weg vrij was en/of
- ( vervolgens) de voorrangsweg is opgereden en/of niet althans niet tijdig heeft
opgemerkt dat een bromfiets, bestuurd door [slachtoffer 1] , doende was van die
voorrangsweg gebruik te maken en aldus, in strijd met een in zijn, verdachtes,
rijrichting gekeerd bord B6 Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 en/of op het Kwelwaterpad aangebrachte haaientanden, geen
voorrang aan die [slachtoffer 1] heeft verleend,
- waarna hij, verdachte, met het door zijn bestuurde motorrijtuig tegen die [slachtoffer 1]
en diens passagier [slachtoffer 2] , is aangebotst en/of aangereden
waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
- bij [slachtoffer 1] een bovenarmbreuk aan de linkerzijde en/of een neusbreuk
resulterend in een ontsierend litteken op het aangezicht
- bij [slachtoffer 2] een ribbreuk en/of gekneusde ribben en/of een hersenschudding
en/of letsel aan de voet resulterend in het afvallen van teennagels;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Rotterdam, als bestuurder van een
motorijtuig (snorfiets), daarmee rijdende op de voor het verkeer openstaande weg,
het Kwelwaterpad en/of de Bosdreef, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die
weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op
die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, het fietspad gelegen op de Bosdreef, zijnde een voorrangsweg,
was genaderd,
- een of meer mobiele telefoons in zijn hand heeft vastgehouden en/of die mobiele
telefoon(s) heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht hield op die mobiele
telefoon(s) en/of
- ( aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de voorrangsweg vóór zich
en/of het van die voorrangsweg gebruikmakende verkeer heeft gehad en/of
- ( vervolgens) zich, voorafgaand aan het oprijden van die voorrangsweg, niet
voldoende heeft vergewist en/of is blijven vergewissen dat de voorrangsweg vrij was
van enig overig (kruisend) verkeer en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorrijtuig tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon
overzien en/of waarover die weg vrij was en/of
- ( vervolgens) de voorrangsweg is opgereden en/of niet althans niet tijdig heeft
opgemerkt dat een bromfiets, bestuurd door [slachtoffer 1] , doende was van die
voorrangsweg gebruik te maken en aldus, in strijd met een in zijn, verdachtes,
rijrichting gekeerd bord B6 Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 en/of op het Kwelwaterpad aangebrachte haaientanden, geen
voorrang aan die [slachtoffer 1] heeft verleend,
- waarna hij, verdachte, met het door zijn bestuurde motorrijtuig tegen die [slachtoffer 1]
en diens passagier [slachtoffer 2] , is aangebotst en/of aangereden.