8.3.Beoordeling
Allereerste merkt de rechtbank op dat er geen reden is te twijfelen aan de identiteit van de twee benadeelde partijen. De vorderingen tot schadevergoeding en de slachtofferverklaringen zijn door de advocaat van de benadeelde partijen aangeleverd en uit de inhoud van de verklaringen volgt afdoende dat deze afkomstig zijn van de moeder en de verloofde van het slachtoffer.
Juridisch kader shockschade
Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt kan ̶ afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden ̶ ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt.
Gezichtspunten die daarbij een rol spelen zijn:
( a) de aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad,
( b) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en
( c) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer (ECLI:NL:HR:2022:958). Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel dat gelet op de aard, duur en/of gevolgen ernstig is en in voldoende mate objectiveerbaar.
De hoogte van de geleden schade dient te worden vastgesteld naar billijkheid, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard en de ernst van het letsel en de verwachting van het herstel van het letsel. Ook dient de rechtbank, waar mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Naast een aanspraak op vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door een hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, kan een secundair slachtoffer ook, als naaste van het primaire slachtoffer, een aanspraak hebben op een vaste vergoeding op grond van de artikelen 6:107 lid 1, aanhef en onder b BW en 6:108 lid 1 in verbinding met artikel 6:108 lid 3 BW (‘affectieschade’) . In zo’n geval van samenloop van deze aanspraken zal de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs moeten afwegen in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door de hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, rekening wordt gehouden met die
aanspraak op affectieschade (ECLI:HR:2022:958).
Vordering [benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, gelet op hetgeen onder de beoordeling van het bewijs is opgenomen, jegens de benadeelde partij onrechtmatig heeft gehandeld en dat de verdachte daarom gehouden is om aan de benadeelde partij de schade te vergoeden die volgt uit het door dit onrechtmatig handelen veroorzaakte geestelijk letsel. Redengevend daarvoor is het volgende.
De heer [benadeelde 1] zat op het moment van het ongeval in dezelfde auto als het slachtoffer, zijn verloofde, met wie hij een nauwe affectieve relatie had. Hij heeft het ongeval meegemaakt en heeft moeten zien hoe zijn verloofde ernstig gewond is geraakt. Hij heeft ook gezien hoe zij tevergeefs werd gereanimeerd en ter plekke overleed. Hoezeer dit hem heeft geraakt volgt ook uit het feit dat de verbalisanten verklaard dat zij bij aankomst op de plaats van het ongeval zagen dat de benadeelde hevig geëmotioneerd was. De confrontatie met het zien overlijden van zijn verloofde heeft bij de heer [benadeelde 1] zonder twijfel een hevige emotionele schok teweeggebracht.
Uit de overgelegde medische gegevens blijkt voorts dat de benadeelde partij onder andere lijdt aan een posttraumatische reactieve depressie. Hiervoor is behandeling gestart. De rechtbank leidt uit de stukken ook af dat deze psychische schade is ontstaan als gevolg van de confrontatie met de gevolgen van het strafbare feit.
Gelet op het voorgaande komt de shockschade voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde hoogte van het bedrag van € 15.000,- acht de rechtbank billijk. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de samenloop met geleden en de hoogte van de eerder toegekende affectieschadeaffectieschade. De vordering zal daarom ook in zijn geheel worden toegewezen.
De rechtbank gaat daarbij voorbij aan het stelling van de advocaat dat sprake is van eigen schuld bij het slachtoffer en dat dit een rol zou moeten spelen bij de hoogte van de vergoeding. Hoewel het aandeel van het slachtoffer op zich kan worden meegewogen bij de beoordeling van het gedrag van de verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding om bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding rekening te houden met het feit dat het slachtoffer geen autogordel om had toen zij op de achterbank van de auto lag. Immers, het slachtoffer heeft geen rekening kunnen of moeten houden met het feit dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend zou rijden als gevolg waarvan het ongeval heeft plaatsgevonden. Het is door die daad dat de benadeelde partij schade heeft opgelopen.
De benadeelde partij heeft ook gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2022.
Vordering [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] betreft de moeder van het overleden slachtoffer, met wie zij, zo blijkt uit de slachtofferverklaring, een nauwe affectieve relatie heeft gehad. Zoals hiervoor vermeld is aan haar reeds een vergoeding van de affectieschade als gevolg van het verlies van haar dochter toegekend.
Gebleken is dat mevrouw [benadeelde 2] door de werkgever van haar dochter telefonisch is geïnformeerd over het ongeluk en het overlijden van haar dochter. Mevrouw [benadeelde 2] heeft haar dochter later in het ziekenhuis geïdentificeerd aan de hand van een tweetal schokkende foto’s. Het is invoelbaar dat mevrouw [benadeelde 2] door het verlies van haar dochter veel leed is aangedaan. Het staat ook buiten kijf dat het zien van haar gewonde en overleden dochter grote indruk op haar moet hebben gemaakt.
De rechtbank kan op basis van de overgelegde medische gegevens echter niet vaststellen dat de confrontatie met die foto’s bij de benadeelde partij een zodanig hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht dat daaruit voldoende objectiveerbaar geestelijk letsel opgetreden is. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.