ECLI:NL:RBROT:2024:11379

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
10-182147-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door door rood rijden en te hoge snelheid

Op 6 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 januari 2022 betrokken was bij een verkeersongeval te Rotterdam. De verdachte reed met een snelheid van 61 km/u door rood licht op een kruispunt, waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Hierdoor botste hij tegen een snorfiets, bestuurd door mevrouw [slachtoffer 1], en haar bijrijder, mevrouw [slachtoffer 2]. Beide slachtoffers raakten zwaar lichamelijk gewond, met onder andere open botbreuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren geëist, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren, met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij zwaar lichamelijk letsel aan anderen was toegebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersovertredingen en de gevolgen daarvan voor slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-182147-22
Datum uitspraak: 6 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1998,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. D.C.D. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat sprake is van één verkeersovertreding, namelijk het door rood licht rijden. Er is geen sprake van een ernstige snelheidsovertreding. Uit het dossier blijkt dat de verdachte met een snelheid van 55 kilometer per uur het kruispunt is opgereden, daar waar 50 kilometer per uur is toegestaan. Op het moment van de aanrijding is een snelheid vastgesteld van 37 kilometer per uur. De enkele omstandigheid dat de verdachte enkel het rode verkeerslicht niet heeft opgemerkt, zodat slechts sprake is geweest van een moment onoplettendheid, is onvoldoende om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Daarnaast is aangevoerd dat bij de slachtoffers geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
4.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. In de nacht van 30 januari 2022 reed de verdachte als bestuurder van een personenauto ter hoogte van het kruispunt van de Blaak met de Posthoornstraat en de Keizerstraat te Rotterdam. De verdachte is op deze kruising in botsing gekomen met een snorfiets. Mevrouw [slachtoffer 1] bestuurde deze snorfiets, mevrouw [slachtoffer 2] zat achterop. Op het moment dat de verdachte de kruising naderde, staken de slachtoffers op de snorfiets via het fietspad de kruising over. De verdachte heeft de snorfiets te laat opgemerkt, is de kruising opgereden en is tegen de snorfiets aangebotst. Ten gevolge van de botsing zijn de twee slachtoffers ten val gekomen en hebben zij letsel opgelopen.
Op de Blaak geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. De rechtbank stelt op basis van de verkeersongevallenanalyse vast dat de verdachte het kruispunt is genaderd met een snelheid van 61 kilometer per uur. Anderhalve seconde voor de botsing was zijn snelheid nog steeds 60 kilometer per uur, een halve seconde voor de botsing 55 kilometer per uur en de botsing vond uiteindelijk plaats met een snelheid van 37 kilometer per uur.
Op het kruispunt bevond zich een verkeersregelinstallatie (verkeerslichten). Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de snorfiets met daarop de twee slachtoffers het kruispunt is opgereden terwijl het voor hen geldende verkeerslicht ruim twee seconden groen licht uitstraalde. De verdachte is de stopstreep en het verkeerslicht gepasseerd terwijl het voor hem geldende verkeerslicht daarentegen al meer dan 20 seconden rood licht uitstraalde.
Het onder genoemde omstandigheden met een te hoge snelheid door rood rijden op deze kruising, waar de verdachte bekend mee was en waar op dat moment geen sprake was van permanente, uitzichtbelemmerende factoren, is naar zijn aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Van één enkel moment van onoplettendheid of één enkele verkeersfout is dan ook geen sprake. Het verkeersongeval dat hierdoor is veroorzaakt, is aan de schuld van de verdachte te wijten.
Zwaar lichamelijk letsel
Als gevolg van het ongeval heeft mevrouw [slachtoffer 1] een open botbreuk opgelopen. Er is bij haar een breuk in het scheenbeen en een breuk in het kuitbeen geconstateerd. Operatief zijn een metalen pen en schroeven in het scheenbeen aangebracht. Mevrouw [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het volledige herstel negen maanden tot één jaar zal duren.
Mevrouw [slachtoffer 2] heeft als gevolg van het ongeval een gecompliceerde open breuk in haar onderbeen opgelopen. Er heeft operatief een penfixatie plaatsgevonden. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het herstel van het bot zes maanden zal duren, volledig herstel wordt geschat op één jaar. De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat bij de slachtoffers is veroorzaakt – gelet op de aard en de herstelduur van dat letsel alsmede de noodzaak tot operatief ingrijpen – kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, waardoor ook dit deel van de tenlastelegging bewezen kan worden verklaard.
Gelet op het voorgaande is door de verdachte een verkeersongeval veroorzaakt met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg wat aan zijn schuld, als bedoeld in artikel 6 WVW, te wijten is.
4.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen en bewezen is dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 januari 2022 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met kenteken [kentekennummer 1] ), daarmede rijdende over de weg, de Blaak, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend te rijden op die weg, welk onoplettende en onvoorzichtige gedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar,
- met een snelheid van 61 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter
plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, heeft gereden en
- ( vervolgens) in strijd met een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht het kruispunt van die weg met de Posthoornstraat en de Keizerstraat is opgereden en- (daarbij) de bestuurder van een andere snorfiets (met kenteken [kentekennummer 2] ), die doende was voornoemd kruispunt (via de voor haar bestemde fietsoversteekplaats) in de richting van de Keizerstraat over te steken, niet tijdig heeft opgemerkt end eze bestuurder van een andere snorfiets niet voor heeft laten gaan en(vervolgens) niet tijdig en voldoende heeft afgeremd en niet tijdig en voldoende heeft uitgeweken voor deze bestuurder van een andere snorfiets, waardoor hij (vervolgens) in botsing is gekomen met deze bestuurder van een andere snorfiets,
- waardoor die bestuurder van die snorfiets (zijnde [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk
letsel, te weten een breuk in het scheenbeen en een breuk in het kuitbeen, werd toegebracht, en
- waardoor de bijrijder van die snorfiets (zijnde [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een (gecompliceerde open) breuk van het onderbeen, werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeersweg 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op 30 januari 2022 een verkeersongeval veroorzaakt op de Blaak in Rotterdam. De verdachte is met een hogere snelheid dan toegestaan door rood het kruispunt opgereden. De verdachte is daardoor in botsing gekomen met een op dat moment overstekende snorfiets met de twee slachtoffers. De slachtoffers hebben beiden zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk (gecompliceerde) open botbreuken. Beide slachtoffers hebben een lang herstelproces moeten ondergaan en hebben daardoor hun leven meerdere maanden “on hold” moeten zetten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, maar ook na het ongeval, is veroordeeld voor verkeersfeiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijk schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden opgelegd.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop van de zaak.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, passend en geboden. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden passend en geboden. De rechtbank ziet onvoldoende reden om deze ontzegging voorwaardelijk op te leggen, zoals door de raadsman is verzocht. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de justitiële documentatie van de verdachte.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen koplamp terug te geven aan de rechthebbende.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen koplamp zal een last worden gegeven tot teruggave aan diegene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten: [persoon A] , geboren [geboortedatum 2] 1962.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte groot
40 (veertig) uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [persoon A] van: 1 STK Lamp ( [nummer proces-verbaal] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 november 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 januari 2022 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met kenteken [kentekennummer 1] ),
daarmede rijdende over de weg, de Blaak, zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden
op die weg, welk onoplettende en onvoorzichtige gedrag hierin heeft bestaan dat
verdachte toen daar,
- met een snelheid van 61 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter
plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, heeft gereden en/of
- ( vervolgens) in strijd met een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend
verkeerslicht het kruispunt van die weg met de Posthoornstraat en/of de
Keizerstraat is opgereden en/of
- ( daarbij) de bestuurder van een andere snorfiets (met kenteken [kentekennummer 2] ), die
doende was voornoemd kruispunt (via de voor haar bestemde fietsoversteekplaats)
in de richting van de Keizerstraat over te steken, niet tijdig heeft opgemerkt en/of
deze bestuurder van een andere snorfiets niet voor heeft laten gaan en/of
(vervolgens) niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet tijdig en/of
voldoende heeft uitgeweken voor deze bestuurder van een andere snorfiets,
waardoor hij (vervolgens) in botsing is gekomen met deze bestuurder van een
andere snorfiets,
- waardoor die bestuurder van die snorfiets (zijnde [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk
letsel, te weten een breuk in het scheenbeen en/of een breuk in het kuitbeen, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- waardoor de bijrijder van die snorfiets (zijnde [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een (gecompliceerde open) breuk van het onderbeen, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 januari 2022 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto met kenteken [kentekennummer 1] ), daarmee rijdende op de weg,
de Blaak, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft
bestaan dat verdachte toen daar,
- met een snelheid van 61 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid dan de ter
plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, heeft gereden en/of
- ( vervolgens) in strijd met een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend
verkeerslicht het kruispunt van die weg met de Posthoornstraat en/of de
Keizerstraat is opgereden en/of
- ( daarbij) de bestuurder van een andere snorfiets (met kenteken [kentekennummer 2] ), die
doende was voornoemd kruispunt (via de voor haar bestemde fietsoversteekplaats)
in de richting van de Keizerstraat over te steken, niet tijdig heeft opgemerkt en/of
deze bestuurder van een andere snorfiets niet voor heeft laten gaan en/of
(vervolgens) niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet tijdig en/of
voldoende heeft uitgeweken voor deze bestuurder van een andere snorfiets,
waardoor hij (vervolgens) in botsing is gekomen met deze bestuurder van een
andere snorfiets.