In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een urgentieverklaring aangevraagd bij de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) op grond van bedreiging en geweld, nadat haar huurovereenkomst was ontbonden vanwege meerdere incidenten met explosieven bij haar woning. De aanvraag werd door SUWR afgewezen, omdat de politie geen aanleiding zag voor een urgentieverklaring. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op 11 november 2024 behandeld en vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de procedure, gezien haar langdurige afwezigheid uit haar woning en de stressvolle situatie waarin zij zich bevindt. De rechter heeft ook opgemerkt dat er in de regio Rotterdam schaarste aan sociale huurwoningen is en dat de voorwaarden voor een urgentieverklaring streng zijn. Ondanks dat verzoekster in beginsel niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen. Dit werd gedaan als signaal richting SUWR om de aanvraag opnieuw te bekijken, en om verzoekster enige hoop te geven in haar moeilijke situatie.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat verzoekster tot zes weken na de beslissing op het bezwaar wordt beschouwd als in het bezit van een urgentieverklaring. Daarnaast is SUWR veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en is openbaar uitgesproken op 19 november 2024.