ECLI:NL:RBROT:2024:11377

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
24/9612
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening urgentieverklaring bij bedreiging en geweld

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een urgentieverklaring aangevraagd bij de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) op grond van bedreiging en geweld, nadat haar huurovereenkomst was ontbonden vanwege meerdere incidenten met explosieven bij haar woning. De aanvraag werd door SUWR afgewezen, omdat de politie geen aanleiding zag voor een urgentieverklaring. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 11 november 2024 behandeld en vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de procedure, gezien haar langdurige afwezigheid uit haar woning en de stressvolle situatie waarin zij zich bevindt. De rechter heeft ook opgemerkt dat er in de regio Rotterdam schaarste aan sociale huurwoningen is en dat de voorwaarden voor een urgentieverklaring streng zijn. Ondanks dat verzoekster in beginsel niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen. Dit werd gedaan als signaal richting SUWR om de aanvraag opnieuw te bekijken, en om verzoekster enige hoop te geven in haar moeilijke situatie.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat verzoekster tot zes weken na de beslissing op het bezwaar wordt beschouwd als in het bezit van een urgentieverklaring. Daarnaast is SUWR veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en is openbaar uitgesproken op 19 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9612

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 november 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , zonder vaste woon- of verblijfplaats, verzoekster

(gemachtigde: mr. B. Temeltasch),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond

(gemachtigde: mr. A.M.H. Dellaert).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 24 september 2024 heeft SUWR verzoeksters aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. SUWR heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, B. El Manouzi als tolk en de gemachtigde van SUWR.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
4. Verzoekster woonde met haar man en zoon op het adres [adres] in Rotterdam. Bij verzoeksters woning zijn vier incidenten geweest met explosieven: op 4 augustus 2023, 5 september 2023, 2 juni 2024 en 4 juni 2024. De burgemeester heeft de woning vanwege deze incidenten meerdere keren gesloten.
5. De verhuurder van de woning heeft de huurovereenkomst in juni 2024 buitengerechtelijk ontbonden. Ook heeft de verhuurder een procedure opgestart bij de kantonrechter om tot ontruiming van de woning te komen.
6. Verzoekster heeft op 1 augustus 2024 een urgentieverklaring aangevraagd bij SUWR op de urgentiegrond ‘geweld en bedreiging’. SUWR heeft deze aanvraag afgewezen, omdat uit informatie van de politie is gebleken dat de situatie rond verzoeksters woning niet zo ernstig is dat verzoekster meteen moet verhuizen. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij wordt behandeld alsof zij in het bezit is van een urgentieverklaring.
7. Bij vonnis van 6 augustus 2024 heeft de kantonrechter verzoekster en haar man opgedragen om de woning binnen 14 dagen te ontruimen. De verhuurder en verzoekster zijn samen overeengekomen dat verzoekster de woning uiterlijk 14 november 2024 zal hebben ontruimd.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
9. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
10. SUWR stelt zich op het standpunt dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij deze procedure, omdat er geen sprake is van een acuut huisvestingsprobleem. SUWR weet niet waar verzoekster op dit moment verblijft, maar zij is in het verleden door familie opgevangen. Verzoekster lijkt op korte termijn niet op straat te staan. Daarnaast heeft verzoekster met een urgentieverklaring ook niet op heel korte termijn een woning gevonden. SUWR ziet daarom niet in waarom verzoekster de bezwaarprocedure niet zou kunnen afwachten.
11. De voorzieningenrechter vindt dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij deze procedure. Uit het vonnis van de kantonrechter blijkt dat verzoekster al een jaar niet meer in haar woning verblijft. Zij verblijft op dit moment bij familie. Dit is prima te doen voor een kortere periode, maar verzoekster heeft al geruime tijd geen eigen woonomgeving en heeft ook geen zicht op verbetering van haar situatie. De voorzieningenrechter begrijpt dat deze situatie veel stress en spanning geeft en dat verzoekster – naar eigen zeggen – hier langzaam aan onderdoor gaat. Het verzoek zal daarom ook inhoudelijk worden beoordeeld.
Wanneer komt iemand in aanmerking voor een urgentieverklaring?
12. Er is in de regio Rotterdam schaarste aan sociale huurwoningen en er zijn veel mensen die met spoed op zoek zijn naar een (andere) woning. Die mensen kunnen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Met een urgentieverklaring heeft iemand voorrang boven andere woningzoekenden. Dat betekent dat iemand met een urgentieverklaring meer kans maakt op een bepaald type woning dan andere woningzoekenden, mits de woning aan de voorwaarden van de urgentieverklaring voldoet. Omdat woningen schaars zijn, zijn de voorwaarden voor een urgentieverklaring streng: als een woningzoekende voorrang krijgt, betekent dat immers dat anderen langer moeten wachten. De voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring in de regio Rotterdam staan in de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 (Verordening).
Voldoet verzoekster aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op grond van bedreiging en geweld?
13. Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op de grond ‘bedreiging en geweld’, moet verzoekster een zelfstandige woonruimte achterlaten. [1] De kantonrechter heeft bepaald dat verzoekster haar woning moet ontruimen en zij heeft overeenstemming bereikt met de verhuurder over een ontruimingsdatum. Dit betekent dat zij een zelfstandige woning heeft achtergelaten.
Daarnaast moet verzoekster met een schriftelijke verklaring van de politie aannemelijk maken dat zij vanwege veiligheidsredenen niet meer in haar woning kan blijven wonen.
De politie heeft op 24 september 2024 aan SUWR laten weten dat er vanuit de politietaak geen noodzaak is om een urgentieverklaring af te geven. Verzoekster voldoet daarom in beginsel niet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op de grond bedreiging en geweld.
Belangenafweging
14. Uit het dossier komt naar voren dat de aanslagen op verzoeksters woning mogelijk te maken hebben met een dodelijke ruzie waarbij een familielid van verzoekster betrokken zou zijn. Verzoekster lijkt zelf niet actief betrokken bij dit conflict, maar slachtoffer van de tendens om conflicten uit te vechten via aanslagen met explosieven. Dit heeft ertoe geleid dat de verhuurder haar huurovereenkomst heeft ontbonden en de kantonrechter heeft bepaald dat verzoekster haar woning moet ontruimen. De kantonrechter heeft daarbij van belang geacht dat bij één van de laatste incidenten een dreigende tekst op de muur bij de woning is geschreven, waardoor het erop lijkt dat het gevaar nog niet is geweken.
De kantonrechter acht het niet ondenkbaar dat er nieuwe explosies zullen volgen.
15. Verzoekster is haar woning dus wel vanwege bedreiging en geweld (van buitenaf) kwijtgeraakt. Zij verblijft al geruime tijd bij familie en zal zonder urgentieverklaring mogelijk nog jaren moeten wachten op een andere woning. SUWR heeft tijdens de zitting gesteld dat zij van de verhuurder hebben begrepen dat verzoekster op een zwarte lijst zal worden geplaatst, zodat zij met een urgentieverklaring ook geen andere woning zal kunnen krijgen. Verzoekster stelt echter dat dat onderdeel van de met de verhuurder bereikte overeenstemming was dat zij
nietop een zwarte lijst zou worden geplaatst. Dit kan tijdens de bezwaarfase verder uitgezocht worden.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de kans klein is dat verzoekster vóór het afronden van de bezwaarprocedure een andere woning zal hebben gevonden. In zoverre zou verzoekster dus de bezwaarprocedure kunnen afwachten. De voorzieningenrechter ziet echter toch aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Enerzijds als signaal richting SUWR om tijdens de bezwaarprocedure nog eens goed te kijken of verzoekster op grond van de hardheidsclausule in aanmerking zou kunnen komen voor een urgentieverklaring.
En anderzijds om verzoekster, die slachtoffer is van aanslagen op haar woning, een sprankje hoop te geven voor de toekomst.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoekster wordt beschouwd als zijnde in het bezit van een urgentieverklaring, tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist.
17. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet SUWR het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. SUWR moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat verzoekster wordt beschouwd als zijnde in het bezit van een urgentieverklaring, tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
- bepaalt dat SUWR het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt SUWR tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit blijkt uit artikel 5.1 van Bijlage 1 bij de Verordening.