2.3.De vraag die nu voorligt, en die ook zo naar voren is gekomen tijdens de mondelinge behandeling, is of deze procedure beëindigd moet worden door afwijzing van het verzoek van de man. De vrouw pleit ervoor dat er in het belang van [minderjarige] rust moet komen, waartoe zij ook een verzoek tot schorsing doet voor het geval de rechtbank een zorgregeling vaststelt. De man wil het leven van [minderjarige] niet verstoren, maar wil er alles aan doen om nog iets van contact te krijgen met zijn dochter. Zijn voorstel om contact te herstellen via het Rotterdams Omgangshuis komt de rechtbank in dit stadium niet passend voor, zeker ook niet gelet op de leeftijd van [minderjarige] . Wel kan de rechtbank de man volgen in zijn voorstel om een bijzondere curator (orthopedagoog generalist) op grond van artikel 1:250 BW te benoemen voor [minderjarige] .
2.3.1.Artikel 1:250 BW bepaalt – voor zover hier van belang – het volgende. Wanneer in aangelegenheden over de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen als de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen.
2.3.2.Gebleken is dat zich een belangenstrijd in de zin van voornoemd artikel voordoet, namelijk de strijd over het contact tussen [minderjarige] en haar vader. De rechtbank acht het in belang van [minderjarige] dat zij via een bijzondere curator haar eigen stem kan laten horen. Tot nu toe ontbreekt een duidelijke mening van [minderjarige] waarom zij geen contact met haar vader wil. De raad gaf aan dat [minderjarige] onzichtbaar is omdat zij aan het overleven is. [minderjarige] wijst volgens de raad een deel van zichzelf af en vraagt zich af waarom het moeder niet lukt voor [minderjarige] dat zij een eigen beeld van haar vader kan vormen.
De bijzondere curator kan de intrinsieke wens van [minderjarige] zichtbaar maken. Als haar wens is om geen contact met haar vader te hebben, dan is dat zo. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling ook aangegeven dat als het niet lukt om contact te hebben, het niet anders is. Deze stap is voor de man de laatste strohalm. Als [minderjarige] wel iets zou willen, bijvoorbeeld een e-mail sturen, dan kan de bijzondere curator daarbij helpen. De rechtbank merkt hierbij op dat de vrouw eerder geen bezwaar had tegen benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige] en tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat het fijn voor [minderjarige] zou zijn als zij met een psycholoog kan praten als zij daar behoefte aan heeft. Op de lijst van bijzondere curatoren staat geen orthopedagoog. De rechtbank zal, als laatste poging en in aanvulling op het deskundigenonderzoek, [naam 8] , psycholoog en systeemtherapeut, als bijzondere curator benoemen. Zij is ook bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden.
2.3.3.De rechtbank zal de bijzondere curator ambtshalve benoemen met als opdracht de belangen van [minderjarige] ter zake te behartigen en
:
- te onderzoeken wat de intrinsieke wens van [minderjarige] is ten aanzien van de rol van haar vader in haar leven;
-te onderzoeken waarin de weerstand, die [minderjarige] heeft ten opzichte van (het contact met) haar vader, is gelegen;
- te onderzoeken wat de mogelijkheden voor contact tussen [minderjarige] en haar vader zijn voor de toekomst. Als dit mogelijk is, zou de bijzondere curator [minderjarige] wellicht kunnen ondersteunen bij het hervatten van dit contact, zoals beschreven in het rapport van de deskundige;
- als de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, dan staat het haar vrij ook een advies uit te brengen over benodigde hulpverlening ten behoeve [minderjarige] .
2.3.4.De bijzondere curator wordt daarbij in overweging gegeven alleen gesprekken te voeren met anderen dan [minderjarige] als daarvoor aanleiding is en [minderjarige] daarmee instemt. Verder verzoekt de rechtbank de bijzondere curator de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen.
2.3.5.De bijzondere curator richt het onderzoek in op de manier die zij passend en nodig vindt. Voor het uitvoeren van de opdracht is het noodzakelijk dat ouders meewerken aan het onderzoek van de bijzondere curator. De bijzondere curator heeft aangegeven pas aan het eind van 2024/het begin van 2025 de gesprekken te kunnen gaan voeren. De rechtbank ziet hierin geen bezwaar, ook omdat deze bijzondere curator het meest geschikt wordt geacht. Om die reden zal onder de beslissing geen termijn worden opgenomen voor het indienen van het verslag maar wel een pro forma datum, als in eerste instantie uiterste datum. Het is aan partijen om na elk bericht van de bijzondere curator aan de rechtbank, zich binnen een week uit te laten over de processuele wensen.
2.3.6.Mede omdat [minderjarige] op 29 september 2024 nog een mail aan de rechter heeft gestuurd, vindt de rechtbank het belangrijk [minderjarige] uit te leggen waarom deze beslissing genomen is. De rechtbank zal de volgende tekst per e-mail aan [minderjarige] sturen.
2.3.7.Omdat nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten. Wel zal de rechtbank een beslissing nemen over de kosten van de deskundige, omdat de werkzaamheden van de deskundige zijn afgerond. De deskundige heeft haar eindfactuur ingediend ten bedrage van € 10.303,-. Partijen hebben, ieder voor de helft, al een voorschot en een aanvullend voorschot betaald van in totaal € 10.302,50 (€ 6.365,- + € 3.937,50). De rechtbank gaat er van uit dat het verschil tussen het voorschot en de eindfactuur berust op een afronding. De rechtbank is van oordeel dat partijen deze kosten gezamenlijk moeten betalen, ieder voor de helft.