In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2024 een wrakingsverzoek van verzoeker behandeld. Verzoeker heeft op 20 juni 2024 tijdens een terechtzitting in zijn strafzaak, met parketnummer 10/048483-24, een verzoek tot wraking ingediend. Hij stelde dat zijn recht op privacy was geschonden door het voorlezen van zijn adresgegevens door de politierechter en dat hij twijfels had over de onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft verzoeker de gelegenheid gegeven om vóór 15 juli 2024 aanvullende feiten of omstandigheden te verstrekken die zijn claim van partijdigheid zouden onderbouwen. Verzoeker heeft echter niet gereageerd op deze oproep, waardoor zijn verzoek niet gemotiveerd was. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard, zonder mondelinge behandeling, op basis van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van de Rechtbank Rotterdam. Daarnaast werd opgemerkt dat het verzoek ongegrond was, omdat de rechter verplicht was om de adresgegevens van verzoeker te controleren volgens de wet.