ECLI:NL:RBROT:2024:11354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
10/961518-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak inzake medeplichtigheid gewoontewitwassen en beslissing op beslag in de zaak tegen verdachte betrokken bij handel in Encrochat-telefoons

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1968 en vertegenwoordigd door raadsman mr. P.D. Popescu, heeft de rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan gewoontewitwassen in het kader van de handel in Encrochat-telefoons. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de kopers van de telefoons met misdaadgeld hebben betaald. Wel is bewezen dat de medeverdachte een groot deel van het in de tenlastelegging genoemde geld heeft witgewassen door geen aangifte te doen van en belasting af te dragen over de omzet en verdiensten met de Encrochat-telefoons. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar heeft geholpen bij de handel, maar dat deze handel op zichzelf niet strafbaar is. Er was geen bewijs dat de verdachte medeplichtig was aan belastingmisdrijven of het voorhanden hebben van misdaadgeld. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen goederen, waaronder contant geld en cryptocurrency, aan de verdachte moeten worden geretourneerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/961518-19
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1968,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 10 oktober 2024, 28 oktober 2024 en 29 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.M. Egberts heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van het primair ten laste gelegde (medeplegen gewoontewitwassen)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid gewoontewitwassen)
Volgens de officier van justitie is de verdachte medeplichtig geweest bij of tot het gewoontewitwassen door de medeverdachte [medeverdachte 1] , die het in de tenlastelegging genoemde geld zou hebben verdiend met handel in zogenoemde Encrochat-telefoons. Encrochat is een communicatiedienst met als belangrijkste doel om de geheimhouding van de communicatie en de gebruikers te garanderen.
De Encrochat-telefoons worden wereldwijd aangeboden en geleverd door zogenoemde resellers. De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de medeverdachte (die optrad als reseller) behulpzaam is geweest door zijn belwinkel ter beschikking te stellen. Bewezen kan worden dat het geld waarmee de telefoons zijn gekocht misdaadgeld is en dat de medeverdachte dit heeft witgewassen door dat geld als betaling voor de telefoons te accepteren, dit te herinvesteren en voor privé-uitgaven te gebruiken.
Dat bewijs is volgens de officier van justitie
enerzijdsgebaseerd op het feit van algemene bekendheid dat de klanten van de verdachte criminelen zijn die hun geld met misdaad verdienen. Voor zover er telefoons zijn gekocht met geld dat niet uit misdaad afkomstig is, gaat dit om zulke kleine hoeveelheden dat dit door vermenging met misdaadgeld ook wordt witgewassen.
Anderzijdsof misschien in het verlengde daarvan kan witwassen volgens de officier van justitie worden bewezen omdat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Daarvan is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sprake als de feiten en omstandigheden waaronder de telefoons werden verkocht een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is, terwijl de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het geld niet van misdrijf afkomstig is. Die feiten en omstandigheden zijn hier aanwezig. En de verdachte heeft ook geen concrete, verifieerbare en min of meer aannemelijke verklaring over een legale herkomst gegeven, waardoor de politie daar ook geen onderzoek naar heeft kunnen doen. De rechtbanken Den Haag en Rotterdam hebben eerder in min of meer vergelijkbare zaken op grond van overeenkomstige redeneringen witwassen bewezen verklaard, waarbij de officier van justitie in het bijzonder heeft gewezen op de Ennetcomzaak (rechtbank Rotterdam, 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9085), die ging over Ennetcom, een vergelijkbare aanbieder als Encrochat.
De behulpzaamheid van de verdachte zou hebben bestaan uit het voor de medeverdachte ontvangen van pakketten met Encrochat-telefoons en SIM-kaarten, uit het voor de medeverdachte overmaken van geld aan het bedrijf achter Encrochat, uit het meegeven van Encrochat-telefoons aan klanten van de medeverdachte en uit het verkopen van Encrochat-telefoons namens de medeverdachte.
Beoordeling
In het zaaksdossier Witwassen wordt een berekening gemaakt van het geld dat is omgegaan in de handel in Encrochat-telefoons. Uit de verschillende processen-verbaal blijkt dat het alleen gaat om de handel van de medeverdachte. Zo wordt “bandbreedte omzet & brutowinst” van diens handel (pagina 21 en 22 van het zaaksdossier Witwassen) berekend op een totale minimumomzet van 1.910.300 euro met een totale minimum inkoop van 1.596.060 euro. Deze bedragen worden in de tenlastelegging genoemd als het geld dat de medeverdachte in vereniging zou hebben witgewassen (primair) en aan het witwassen waarvan de verdachte medeplichtig zou zijn geweest (subsidiair).
Bij vonnis van heden in de zaak tegen de medeverdachte heeft de rechtbank geoordeeld dat, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, niet wettig en overtuigend is bewezen dat de kopers van de telefoons van de medeverdachte hebben betaald met geld dat van misdaad afkomstig is. Wel heeft de rechtbank bewezen geacht dat de medeverdachte een groot deel van het in de tenlastelegging genoemde geld heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt door structureel geen aangifte te doen van en belasting af te dragen over de omzet van en de verdiensten met de Encrochat-telefoons. Er is bewijs dat de verdachte heeft geholpen bij de handel in Encrochat-telefoons, maar die handel is op zichzelf beschouwd niet strafbaar. Er is echter geen bewijs dat de verdachte medeplichtig is geweest bij of tot de belastingmisdrijven die als verwervingsdelict ten grondslag liggen aan het gewoontewitwassen. Er is ook geen bewijs dat de verdachte medeplichtig is geweest bij of tot het voorhanden hebben, overgedragen, omzetten of gebruiken van het geld dat de medeverdachte heeft verworven door geen belasting af te dragen. Dat bewijs ligt ook niet besloten in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3.
Niet-ontvankelijkheidsverweer/ Ne bis in idem
Zoals hiervoor is overwogen zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Gelet hierop heeft de verdachte geen belang bij de bespreking van het niet-ontvankelijkheidsverweer (ne bis in idem), nog daargelaten dat het verweer niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag van 130 euro en cryptocurrency NEO en GAS (met totale waarde van 32.332,58 euro) aan de verdachte dienen te worden geretourneerd. De in beslaggenomen BQ Aquaris telefoons dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
5.2.
Standpunt officier van justitie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen goederen gelet op de bepleite vrijspraak dienen te worden geretourneerd aan de verdachte.
5.3.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde, zal ten aanzien van de in beslag genomen goederen een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1. EUR 130
(Omschrijving: - 11-02-2019 18009_517665 130 contant)
2. 1.00 STK GSM zaktelefoon
(Omschrijving: BQ AQUARIS X5 Plus 517344, BQ AQUARIS)
3. 1.00 STK GSM zaktelefoon
(Omschrijving: BQ AQUARIS X2 32gb 517345, BQ AQUARIS)
4. 1.00 STK GSM zaktelefoon
(Omschrijving: BQ AQUARIS X2 32gb 517346, BQ AQUARIS)
5. 32332,58 EUR 32332.58
(Omschrijving: BQ AQUARIS X2 32 gb 517347, BQ AQUARIS)
6. 1.00 STK Rechten aan toonder 32332.58
(Omschrijving: NEO EN GAS 4050 NEO+119,6336001 GAS
= 32332,58 euro, NEO EN GAS).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 mei 2016 tot
en met 11 februari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland
(telkens)
tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,
op één of meer tijdstippen in totaal minimaal 1.910. 300 euro, althans
1.596.060 euro, althans een groot geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen en/ of heeft omgezet en/of van dat/die
geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest (en) vermoeden dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader (s) van bovengenoemd(e) feit(en)
een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of zijn [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en)
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot
en met 11 februari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland
(telkens)
tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,
op één of meer tijdstippen in totaal minimaal 1.910.300 euro, althans
1.596.060 euro, althans een groot geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van dat/die
geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl [medeverdachte 1] en/of zijn [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer
ander(en) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
terwijl [medeverdachte 1] en/of zijn [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer
ander(en) van bovengenoemd(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 3
mei 2016 tot en met 11 februari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland
(telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte;
- zijn belwinkel ter beschikking gesteld voor de verkoop van
(Encrochat)telefoons, en/of
- ( Encrochat)telefoons verkocht aan klanten van [medeverdachte 1] en/of zijn [medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3] , en/of
- contact onderhouden met [medeverdachte 1] en/of zijn [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] over
het activeren van de te telefoons, en/of
- pakketten met daarin (Encrochat)telefoons en/of simkaarten bestemd voor [medeverdachte 1]
en/of zijn [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in ontvangst genomen, en/of
- geld in ontvangst genomen en/of afgegeven aan [medeverdachte 1] en/of zijn [medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3] , en/of
- geld overgemaakt op verzoek van [medeverdachte 1] en/of zijn [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
naar Myntex
artikel 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht