In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, gevestigd in Amersfoort, en een gedaagde, gevestigd in Rotterdam. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Hofman, vorderde betaling van drie bedragen in verband met de beëindiging van leaseovereenkomsten voor een Volkswagen Transporter, een Porsche Cayenne en een Iveco. De gedaagde had de leasetermijnen niet betaald, ondanks aanmaningen, wat de eiseres ertoe heeft gebracht de overeenkomsten te beëindigen en de voertuigen terug te vorderen.
De rechter heeft vastgesteld dat de eiseres de voertuigen heeft verkocht, maar dat de opbrengst niet voldoende was om de openstaande bedragen te dekken. De eiseres heeft de openstaande bedragen, inclusief rente en kosten, gespecificeerd en onderbouwd. De gedaagde heeft de hoogte van de vorderingen niet voldoende betwist, waardoor de rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 26.879,18, met 18% contractuele rente, en heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die zijn begroot op € 2.737,42.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De rechter heeft al het andere afgewezen, wat betekent dat de vorderingen van de eiseres in hun geheel zijn toegewezen.