ECLI:NL:RBROT:2024:11347

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
10753675 CV EXPL 23-28163
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een eis tot betaling in verband met beëindiging van leaseovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, gevestigd in Amersfoort, en een gedaagde, gevestigd in Rotterdam. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Hofman, vorderde betaling van drie bedragen in verband met de beëindiging van leaseovereenkomsten voor een Volkswagen Transporter, een Porsche Cayenne en een Iveco. De gedaagde had de leasetermijnen niet betaald, ondanks aanmaningen, wat de eiseres ertoe heeft gebracht de overeenkomsten te beëindigen en de voertuigen terug te vorderen.

De rechter heeft vastgesteld dat de eiseres de voertuigen heeft verkocht, maar dat de opbrengst niet voldoende was om de openstaande bedragen te dekken. De eiseres heeft de openstaande bedragen, inclusief rente en kosten, gespecificeerd en onderbouwd. De gedaagde heeft de hoogte van de vorderingen niet voldoende betwist, waardoor de rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 26.879,18, met 18% contractuele rente, en heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die zijn begroot op € 2.737,42.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De rechter heeft al het andere afgewezen, wat betekent dat de vorderingen van de eiseres in hun geheel zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10753675 CV EXPL 23-28163
datum uitspraak: 4 oktober 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.J.M. Hofman,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door N. Isikli.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 oktober 2023, met bijlagen 1 tot en met 15;
  • het antwoord;
  • de brief van de gemachtigde van [eiseres] , met bijlagen 16 tot en met 18.
1.2.
Op 25 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken met mr. Hofman voor [eiseres] .

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiseres] eist [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van drie bedragen. Tezamen gaat het om € 26.879,18, met 18% contractuele rente. Dit wordt toegewezen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiseres] heeft met [gedaagde] een drietal financial lease contracten gesloten. Het betreffen overeenkomsten van huurkoop van een Volkswagen Transporter, een Porsche Cayenne en een Iveco. Omdat [gedaagde] leasetermijnen niet betaald heeft, ook niet na aanmaning, heeft [eiseres] de overeenkomsten beëindigd. Zij heeft de auto’s teruggekregen en verkocht. De opbrengst is in mindering gebracht op de bedragen die [gedaagde] nog verschuldigd was en verschuldigd is geworden in verband met de voortijdige beëindiging van de overeenkomsten. Omdat de opbrengst niet genoeg was zijn bedragen blijven open staan. Over de openstaande bedragen is rente gaan lopen. Ook heeft [eiseres] kosten gemaakt bij haar pogingen om de bedragen te incasseren. Dat is niet geheel gelukt. De geëiste bedragen zijn open blijven staan.
Toewijzing geëiste bedragen
2.3.
Omdat de geëiste bedragen niet althans onvoldoende zijn betwist, worden ze toegewezen. Het gaat om
- € 1.936,42 € 1.936,42 met 18% per jaar aan rente daarover vanaf 7 oktober 2023 wat betreft de
Volkswagen Transporter;
  • € 16.835,69 met 18% per jaar aan rente daarover vanaf 7 oktober 2023 wat betreft de Porsche Cayenne;
  • € 8.107,07 met 18% per jaar aan rente daarover vanaf 7 oktober 2023 wat betreft
de Iveco.
2.4.
Niet is in geschil dat [gedaagde] leasetermijnen niet betaald heeft en dat [eiseres] om deze reden bevoegd is geweest om de openstaande termijnen in één keer op te eisen en ook de auto’s op te eisen. Ook is niet in geschil dat [eiseres] als eigenaar van de auto’s vervolgens bevoegd is geweest om deze te verkopen, ter voldoening van de vorderingen op [gedaagde] .
2.5.
Geen grond wordt gezien voor het oordeel dat [eiseres] de auto’s niet heeft mogen verkopen voor de prijs die de veiling heeft opgebracht. Wat dit betreft is van belang dat [eiseres] onderbouwd gesteld heeft dat de Volkswagen Transporter en de Porsche Cayenne voor hogere bedragen zijn verkocht dan de taxatiewaardes en dat uit het aangevoerde door [gedaagde] niet blijkt dat dit onjuist is, ook niet wat betreft de Iveco. Op de door [eiseres] overgelegde taxatierapporten heeft [gedaagde] niet gereageerd.
Misschien had [gedaagde] de Porsche Cayenne zelf voor meer geld kunnen verkopen, maar dat op zichzelf genomen kan niet tot het oordeel leiden dat [eiseres] naar redelijkheid niet tot de veilingverkoop is kunnen overgaan.
2.6.
Onderbouwd met stukken heeft [eiseres] voor iedere auto gespecificeerd uiteengezet hoe de hiervoor vermelde bedragen zijn berekend. Daarbij is rekening gehouden met de leasetermijnen die zijn betaald. Uitgegaan is van het restant van de betreffende huurkoopsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en rente, waarop de opbrengst uit de verkoop van de auto steeds in mindering is gebracht. Het aangevoerde van de zijde van [gedaagde] geeft geen reden om aan de hoogte van de geëiste bedragen te twijfelen, ook niet wat betreft de in rekening gebrachte bedragen aan buitengerechtelijke kosten. Die bedragen lijken gebaseerd op het tarief voor een schuldenaar niet handelend in de uitoefening van een beroep op bedrijf, terwijl tussen partijen sprake is van een handelsovereenkomst.
Proceskosten
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 132,42 aan dagvaardingskosten, € 1.384,- aan griffierecht, € 1.086,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 543,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal
€ 2.737,42. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 26.879,18, met 18% contractuele rente over dat bedrag vanaf 7 oktober 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 2.737,42;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
465