ECLI:NL:RBROT:2024:1133

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10789753 CV EXPL 23-29895
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Achterstand eigen risico zorgverzekering

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024, staat de eis van CZ Zorgverzekeringen N.V. centraal. CZ heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens een achterstand in het betalen van het eigen risico voor zorgkosten in 2022. CZ stelt dat [gedaagde01] een bedrag van € 337,25 aan eigen risico heeft gebruikt, maar dit niet heeft terugbetaald. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2024 was CZ vertegenwoordigd door mevrouw [naam01], terwijl [gedaagde01] niet is verschenen.

De kantonrechter heeft de eis van CZ volledig toegewezen. De rechter oordeelt dat [gedaagde01] het bedrag van € 337,25 aan eigen risico moet betalen, aangezien CZ de zorgkosten heeft vergoed aan de zorgverleners en het eigen risico wettelijk verplicht is. [gedaagde01] heeft geen overtuigende argumenten aangedragen over vermeende fouten van CZ of over een eventueel tegoed bij het CAK. De kantonrechter benadrukt dat eventuele claims tegen het CAK door [gedaagde01] zelf moeten worden afgehandeld.

Daarnaast heeft de kantonrechter rente toegewezen over het verschuldigde bedrag, omdat CZ voldoende bewijs heeft geleverd dat rente verschuldigd is en [gedaagde01] dit niet heeft betwist. De rente is berekend op € 3,17 tot 6 september 2023. Ook zijn de incassokosten van € 50,59 toegewezen, omdat aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Tot slot moet [gedaagde01] de proceskosten van in totaal € 463,64 betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat CZ het vonnis kan laten uitvoeren voordat het eventueel in hoger beroep wordt aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10789753 CV EXPL 23-29895
datum uitspraak: 16 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
CZ Zorgverzekeringen N.V.en
Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep U.A.,
vestigingsplaats: Tilburg,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde partij,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘CZ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 september 2023, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
  • de akte van CZ van 8 januari 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 18 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens CZ mevrouw [naam01] (debiteurenbeheer) aanwezig. Ondanks dat [gedaagde01] is opgeroepen voor deze zitting, is zij niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Deze zaak gaat over het eigen risico bij ziektekosten van [gedaagde01] in 2022. CZ stelt dat [gedaagde01] een deel van het eigen risico heeft gebruikt en dat niet heeft (terug)betaald aan de zorgverzekeraar. CZ eist € 337,25 met rente en kosten. [gedaagde01] stelt dat CZ fouten heeft gemaakt, dat ze onterecht is aangemeld bij het CAK en dat het CAK haar nog een deel moet terugbetalen.
De kantonrechter wijst de eis van CZ volledig toe. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
Eigen risico in 2022
2.2.
[gedaagde01] moet € 337,25 aan eigen risico betalen. Zij heeft in 2022 ziektekosten gemaakt. Haar zorgverzekeraar CZ heeft de ziektekosten vergoed aan de zorgverleners. Een deel van de ziektekosten valt onder het (wettelijk verplicht) eigen risico, dat [gedaagde01] zelf moet betalen. Het gaat om € 337,25 in totaal.
Of en welke fouten er zouden zijn gemaakt door CZ is niet duidelijk. CZ betwist dat ook. Het is ook niet duidelijk wat voor gevolgen die fouten dan zouden hebben voor het bedrag aan eigen risico dat [gedaagde01] moet betalen aan CZ. [gedaagde01] heeft daar niets over gezegd. Als [gedaagde01] nog een bedrag tegoed heeft van CAK, moet zij dat met CAK regelen. CZ staat daar buiten.
Rente
2.3.
De rente wordt toegewezen, omdat CZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat rente moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist. Door CZ is de rente tot 6 september 2023 berekend op (€ 1,36 + € 1,81 =) € 3,17.
Incassokosten
2.4.
De incassokosten van € 50,59 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Proceskosten
2.5.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van CZ op € 130,64 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht, € 164,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,00) en € 41,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 463,64. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan CZ te betalen € 391,01 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 337,25 vanaf 6 september 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van CZ worden begroot op € 463,64;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
34286