ECLI:NL:RBROT:2024:1129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10814865
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst tijdens proeftijd en toewijzing transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker01] en Bunq B.V. [verzoeker01] was in dienst bij Bunq voor een periode van negen maanden, met een proeftijdbeding van één maand. Bunq heeft de arbeidsovereenkomst op 27 september 2023 opgezegd, met ingang van 4 oktober 2023, één dag na het verstrijken van de proeftijd. [verzoeker01] verzocht de vernietiging van deze opzegging, wedertewerkstelling en doorbetaling van loon, en in het geval van afwijzing, aanspraak op een transitievergoeding van € 86,33 bruto.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegging niet vernietigbaar is. De rechter oordeelde dat het voor [verzoeker01] duidelijk moest zijn dat Bunq de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd wilde beëindigen, ondanks dat de opzegging één dag na het verstrijken van de proeftijd inging. De kantonrechter heeft de transitievergoeding toegewezen, maar het verzoek om wedertewerkstelling en loondoorbetaling afgewezen. De rechter heeft bepaald dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen worden, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

De uitspraak benadrukt dat tijdens de proeftijd een werkgever geen opzegtermijn in acht hoeft te nemen, en dat een fout in de berekening van de opzegtermijn niet automatisch leidt tot vernietiging van de opzegging. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de vakantietoeslag al door Bunq was betaald, waardoor dit verzoek van [verzoeker01] werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10814865 VZ VERZ 23-9975
datum uitspraak: 14 februari 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M. ter Haar-Bas,
tegen
Bunq B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.L.R. Kenens.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘Bunq’ genoemd

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met verzoek tot een voorlopige voorziening, met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de brief van 17 januari 2024 van [verzoeker01] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Ter Haar-Bas, met bijlage;
  • de spreekaantekeningen van mr. Kenens.
1.2.
Op 24 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoeker01] ;
  • mr. Ter Haar-Bas;
  • de heer [naam01] namens Bunq;
  • mr. Kenens.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[verzoeker01] is op 4 september 2023 in dienst getreden van Bunq voor de duur van negen maanden. In de arbeidsovereenkomst (artikel 1.2) staat een proeftijdbeding van één maand. Bunq heeft de arbeidsovereenkomst op 27 september 2023 opgezegd met de volgende e-mail:
“Dear [voornaam verzoeker01] , with this e-mail we want to formally confirm the decision to terminate the employment at bunq during your probation period, effective as of 20231004 , as stated in section 1.1 of your contract.”
2.2.
In deze procedure verzoekt [verzoeker01] de vernietiging van deze opzegging, wedertewerkstelling en doorbetaling van loon. Als dat verzoek niet toegewezen wordt, maakt [verzoeker01] aanspraak op de transitievergoeding van € 86,33 bruto.
2.3.
De kantonrechter vernietigt de opzegging niet. Alleen de verzochte transitievergoeding wordt toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De kantonrechter geeft een eindoordeel
2.4.
In deze beschikking geeft de kantonrechter een eindoordeel. Daarom heeft [verzoeker01] geen belang meer bij een oordeel over de voorlopige voorziening (wedertewerkstelling en loondoorbetaling) die hij heeft verzocht. De kantonrechter wijst dat verzoek dus af. [verzoeker01] wordt daarbij veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van Bunq worden vastgesteld op nul.
De opzegging is niet vernietigbaar
2.5.
[verzoeker01] voert een aantal gronden aan waarom de opzegging volgens hem vernietigbaar is. De eerste grond die [verzoeker01] aanvoert, houdt in dat Bunq de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd zonder rekening te houden met de opzegtermijn van één maand. Deze grond slaagt niet. Weliswaar verwijst Bunq in de e-mail van 27 september 2023 naar artikel 1.1 van de arbeidsovereenkomst (waarin de opzegtermijn tussen partijen is bepaald) en niet naar artikel 1.2 (het proeftijdbeding), maar het moet voor [verzoeker01] duidelijk zijn geweest dat Bunq de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd wilde beëindigen. Dat blijkt ook uit diezelfde e-mail van 27 september 2023 waarin Bunq schrijft dat zij de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd (“
during your probation period”) wilde beëindigen. Tijdens de proeftijd hoeft een werkgever geen opzegtermijn in acht te nemen (artikel 7:676 BW). Bovendien leidt het niet in acht nemen van de (juiste) opzegtermijn niet tot een vernietigbare opzegging, maar tot schadeplichtigheid (artikel 7:672 lid 11 BW).
2.6.
[verzoeker01] voert in de tweede plaats aan dat Bunq de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd tegen 4 oktober 2023. Dat is één dag na het verstrijken van de proeftijd. Hoewel het uitgangspunt is dat beëindiging tijdens de proeftijd uiterlijk tegen de laatste dag van de proeftijd moet plaatsvinden (in dit geval dus 3 oktober 2023), is het beroep van [verzoeker01] op een strike toepassing van de proeftijdtermijn in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. [1] Het enkele feit dat Bunq het ontslag één dag na het verstrijken van de proeftijd heeft laten ingaan (volgens Bunq door een fout in de berekening van de termijn), is onvoldoende om de opzegging te vernietigen. Het moet voor [verzoeker01] namelijk volkomen duidelijk zijn geweest dat Bunq zijn arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd wilde beëindigen. Dat blijkt onder meer uit de reactie van [verzoeker01] op de e-mail van 27 september 2023 waarin hij schrijft “
first of all thank you for having me here for this sort period”. Daarbij heeft [verzoeker01] gevraagd of hij naar een andere functie binnen Bunq kan solliciteren, waarop Bunq diezelfde middag antwoordde dat solliciteren naar een andere functie geen optie is gelet op de redenen voor het proeftijdontslag. [verzoeker01] heeft vervolgens gevraagd naar de redenen voor het proeftijdontslag, waarna Bunq [verzoeker01] heeft verwezen naar de feedback op zijn “onboarding tracker”.
2.7.
Tot slot voert [verzoeker01] aan dat Bunq de opzegging heeft ingetrokken en dat zijn arbeidsovereenkomst stilzwijgend is voortgezet, omdat [verzoeker01] op 4 oktober 2023 heeft gewerkt. De kantonrechter volgt [verzoeker01] daarin niet. Bunq heeft consequent gehandeld en zij heeft er geen onduidelijkheid over laten bestaan dat 4 oktober 2023 de laatste werkdag van [verzoeker01] was. [verzoeker01] heeft er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat zijn arbeidsovereenkomst na 4 oktober 2023 doorliep. Naast de omstandigheden genoemd in r.o. 2.6, volgt dat uit de eigen verklaring van [verzoeker01] tijdens de mondelinge behandeling dat hij wist dat 4 oktober 2023 zijn laatste werkdag was, hij aan het einde van de werkdag zijn laptop heeft ingeleverd en uit een chatgesprek tussen [verzoeker01] en een medewerkster van Bunq ( [naam02] ) op 3 oktober 2023 waarin zij bevestigt dat morgen (dus 4 oktober 2023) de laatste dag van [verzoeker01] zal zijn.
Bunq moet de transitievergoeding betalen
2.8.
Partijen zijn het erover eens dat Bunq een transitievergoeding van € 86,33 bruto aan [verzoeker01] moet betalen. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat Bunq de transitievergoeding nog niet aan [verzoeker01] heeft betaald. Daarom wordt Bunq daartoe veroordeeld. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 4 november 2023 (artikel 7:686a lid 1 BW).
De vakantietoeslag heeft Bunq al betaald
2.9.
[verzoeker01] verzoekt onder punt 13 van het petitum vergoeding van de vakantietoeslag met rente en de wettelijke verhoging. In het verzoekschrift zelf stelt [verzoeker01] hier niets over. Ook Bunq heeft hierover niets opgemerkt in het verweerschrift. De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat uit de salarisspecificatie van oktober 2023 (de laatste pagina bij de aanvulling op productie 2 van [verzoeker01] ) blijkt dat de vakantietoeslag al is betaald door Bunq.
Proceskosten
2.10.
Weliswaar krijgt [verzoeker01] grotendeels ongelijk, maar de procedure had voorkomen kunnen worden als Bunq geen fout had gemaakt met de proeftijdtermijn. De kantonrechter bepaalt daarom dat partijen de eigen proceskosten dragen in de hoofdzaak. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij voor deze rechtszaak heeft gemaakt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst het verzochte af;
3.2.
veroordeelt [verzoeker01] in de proceskosten, die aan de kant van Bunq tot vandaag worden vastgesteld op nul;
in de hoofdzaak
3.3.
veroordeelt Bunq om aan [verzoeker01] de transitievergoeding van € 86,33 bruto te betalen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 4 november 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
49039

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 oktober 1995,