ECLI:NL:RBROT:2024:11288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
83/088283-22 en 83/071938-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en gewoontewitwassen met valsheid in geschrift

Op 12 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die betrokken was bij een criminele organisatie. De verdachte heeft gedurende drie jaar deelgenomen aan gewoontewitwassen van minimaal € 4.500.000,-, valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon een witwasvehikel was, dat werd gebruikt om grote girale geldstromen te creëren met een contante oorsprong, die werden afgedekt door middel van valse facturen. De rechtbank heeft geen hoofdstraf opgelegd, maar heeft wel drie vorderingen en een geldbedrag van in totaal € 389.686,- verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het witwassen op deze schaal een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie. De verdachte rechtspersoon heeft geen eerdere veroordelingen en er zijn procesafspraken gemaakt met het openbaar ministerie, wat heeft geleid tot de beslissing om geen hoofdstraf op te leggen. De rechtbank heeft de gedragingen van de medeverdachten en de rolverdeling binnen de organisatie in overweging genomen, en concludeert dat de verdachte rechtspersoon een faciliterende rol heeft vervuld binnen de criminele organisatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 83/088283-22 en 83/071938-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte rechtspersoon (hierna: de verdachte):
[verdachte rechtspersoon] ,
gevestigd aan de [vestigingsadres] , [postcode 1] te [vestigingsplaats] ,
raadsman mr. T. Yilmaz, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober en 29 oktober 2024.
De verdachte is ter terechtzitting vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] en wonende aan de [adres] , [postcode 2] te ' [woonplaats] , zijnde de (indirect) bestuurder en enig aandeelhouder van de verdachte rechtspersoon.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. Deze strafzaken zijn ter terechtzitting gevoegd. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. I. Hoek, stelt zich op het standpunt dat de onder parketnummer 83/088283-22 ten laste gelegde feiten 2 en 3 en het onder parketnummer 83/071938-24 ten laste gelegde bewezen kan worden. Hij vordert – conform de tussen partijen gemaakte procesafspraken – om geen hoofdstraf op te leggen en vordert als bijkomende straf de verbeurverklaring van een geldbedrag van in totaal € 389.686,=, bestaande uit een drietal vorderingen en het saldo op de Bunq-rekening van [verdachte rechtspersoon] .

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank stelt op basis van het dossier en het daarbij verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
[verdachte rechtspersoon]
(hierna: [verdachte rechtspersoon] [1] ) is opgericht op 9 januari 2020 en is gevestigd op het woonadres aan de [vestigingsadres] in [vestigingsplaats] . Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) is via [naam bedrijf 1] . de bestuurder en enig aandeelhouder van [verdachte rechtspersoon] . Bij de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) worden als bedrijfsactiviteiten van [verdachte rechtspersoon] genoemd: handelsbemiddelingen in voedings- en genotmiddelen, meubels, huishoudelijke artikelen, ijzerwaren, hout, vlakglas, sanitair, bouwmaterialen, grondverzet en samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg en overige gezondheidszorg ondersteunende diensten. Er zijn geen personen werkzaam bij [verdachte rechtspersoon] , zo blijkt uit de inschrijving bij de KvK en bij de Belastingdienst is er geen fiscale activiteit voor loonheffing geregistreerd.
Administratie [verdachte rechtspersoon]
Bij het opsporingsonderzoek bleken op het woonadres van [medeverdachte 1] en het bedrijfsadres van [verdachte rechtspersoon] geen bedrijfsactiviteiten plaats te vinden; ook is er bij doorzoeking op geen van deze adressen fysieke administratie van [verdachte rechtspersoon] aangetroffen. De bewoners van het adres waar [verdachte rechtspersoon] staat ingeschreven hebben verklaard dat ze de enige bewoners zijn en dat zij de onderneming [verdachte rechtspersoon] en diens bestuurder [medeverdachte 1] niet kennen. De enige bedrijfsadministratie van [verdachte rechtspersoon] is aangetroffen op een usb-stick in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Op deze usb-stick stonden 628 (concepten van) verkoopfacturen op naam van [verdachte rechtspersoon] of [naam bedrijf 2] . uit de jaren 2020, 2021 en 2022. Van deze facturen zijn er 563 door [medeverdachte 2] opgesteld. Ook zijn er op verzoek van [medeverdachte 2] facturen opgesteld door medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en incidenteel door [persoon A] en [persoon B] , andere medewerkers van [naam bedrijf 3] . (hierna: [naam bedrijf 3] ), waar [medeverdachte 2] eigenaar van is. De omschrijving op de facturen van de geleverde diensten betreft veelal arbeidsintensieve werkzaamheden waar personeel voor nodig is.
Bankrekeningen [verdachte rechtspersoon]
In de periode van 9 januari 2020 tot en met 12 januari 2023 wordt er op de bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] ten minste een bedrag van ruim € 4.500.000 bijgeschreven. Deze betalingen zijn voornamelijk afkomstig van bedrijven die actief zijn in de bouwbranche, grondverzet of tuinbouw, dan wel in de dienstensector/payrolling. Ook dit betreft arbeidsintensieve activiteiten waar personeel voor nodig is. Uit onderzoek op de bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] blijkt dat er geen betalingen hebben plaatsgevonden aan salaris of personeel. Er vinden vrijwel geen contante opnamen van de bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] plaats waarmee personeel betaald zou kunnen zijn, en er worden geen kosten gemaakt of betaald die in relatie staan tot de gestelde handelsactiviteiten van [verdachte rechtspersoon] .
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hadden de beschikking over de bij [verdachte rechtspersoon] behorende bankrekeningen. Bij [medeverdachte 2] zijn bankpassen van [medeverdachte 1] (BUNQ- en RABO-bankrekening) aangetroffen. Ook is bij [medeverdachte 2] een telefoon aangetroffen waarop zich onder meer een Hotmail- en een Gmail-account op naam van [medeverdachte 1] bevonden. Dit toestel is gebruikt om digitaal te bankieren op de rekeningen bij ING-bank van [medeverdachte 1] en [verdachte rechtspersoon] . Via de IP-adressen van [medeverdachte 3] en vanaf het IP-adres van [naam bedrijf 3] is (veelvuldig) ingelogd op de bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] en [medeverdachte 1] . Daarnaast is er vanaf het IP-adres van [medeverdachte 2] via het Knaken-account op naam van [medeverdachte 1] een bitcoin opgenomen.
Uit gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] komt naar voren dat [medeverdachte 1] inlog -en pincodes naar [medeverdachte 3] heeft verstuurd. Ook verstuurde [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] een kopie van zijn paspoort, een foto van zijn bankpas, facturen gericht aan [verdachte rechtspersoon] , het saldo van de rekening van [verdachte rechtspersoon] en SMS-codes om in te loggen op Mijn-ING. Daarbij kreeg [medeverdachte 1] van [medeverdachte 3] de instructie om geld te pinnen en om op een locatie personen te ontmoeten.
Inkomende contante geldstroom
Uit chat en OVC-gesprekken blijkt dat de inkomende geldstroom van [verdachte rechtspersoon] afkomstig is uit contante gelden. In de telefoons van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn verschillende chatconversaties aangetroffen waarin wordt gesproken over het inleggen van contant geld en het weer giraal beschikbaar stellen dan wel uitbetalen van dit geld via bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] . Uit deze chats blijkt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] betrokken waren bij deze geldoverdrachten. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] spraken met derden af waarbij tijdstippen, ontmoetingsplaatsen en andere gegevens werden uitgewisseld. Daarbij werden zogeheten tokens gebruikt als wederzijdse identificatie. De chats bevatten afbeeldingen van tokens en afbeeldingen van grote pakken geld. Deze werkwijze omtrent het innemen van contante gelden wordt eveneens bevestigd door de OVC-gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , en tussen [medeverdachte 2] en [persoon B] . Zij spreken hierin onder andere over het innemen van cash door [medeverdachte 3] , het brengen van geld naar het kantoor en over het cash dat op de rekening zou staan.
Uitgaande girale geldstroom
De uitgaande betalingen vanaf de bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] zijn voornamelijk gedaan aan personen en bedrijven gevestigd in het buitenland, in het bijzonder Hong Kong, China, Turkije en Spanje. Bedragen worden afgeschreven met omschrijvingen die onder meer verwijzen naar betalingen voor een hypotheek, investeringen en aankoop van een villa, waarbij ook factuurnummers worden vermeld.
Aan de hand van de onderzochte uitgaande betalingen kan geen relatie worden gelegd met geleverde diensten zoals die staan vermeld op de facturen die de inkomende geldstromen zouden moeten verklaren. De afschrijvingen zijn daarnaast bedrijfsvreemd en passen dus niet binnen de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de KvK-registratie. Niet is gebleken dat er door [verdachte rechtspersoon] daadwerkelijk diensten en/of goederen zijn geleverd of dat [verdachte rechtspersoon] diensten en/of goederen heeft afgenomen.
Valsheid in geschrift
Gelet op voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verkoopfacturen die op de usb-stick in de woning van [medeverdachte 2] zijn aangetroffen vals zijn. Op de facturen werd immers vermeld dat [verdachte rechtspersoon] werkzaamheden zou hebben verricht, terwijl niets erop duidt dat deze werkzaamheden in werkelijkheid ook hebben plaatsgevonden. De valse facturen hebben er dus kennelijk toe gediend om de herkomst van de geldstromen binnen [verdachte rechtspersoon] en de contante oorsprong daarvan te verhullen.
Gewoontewitwassen
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. Er is sprake van een grote girale geldstroom die wordt afgedekt door middel van valse facturen en die een contante oorsprong heeft. Bij deze stand van zaken mag van de verdachte een verklaring worden verlangd voor de herkomst van de gelden die op de bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] zijn bij- en afgeschreven. Door geen van de verdachten is een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd waaruit zou blijken dat de geldstroom over de bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] niet uit misdrijf afkomstig is. Op grond hiervan is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf en dat [verdachte rechtspersoon] dat wist. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat sprake was van een duidelijke werkwijze en rolverdeling en dus van een nauwe en bewuste samenwerking.
Het witwassen heeft drie jaar geduurd en heeft in die periode een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat [verdachte rechtspersoon] tezamen met anderen van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Toerekening aan de rechtspersoon
Het opstellen van de valse facturen en het ontvangen en overboeken van betalingen is grotendeels verricht door [medeverdachte 2] , die feitelijk de touwtjes in handen had bij [verdachte rechtspersoon] . Daarnaast zijn enkele facturen opgemaakt door medewerkers van [naam bedrijf 3] . De gedragingen van [medeverdachte 2] zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en kunnen daarom aan [verdachte rechtspersoon] worden toegerekend.
Criminele organisatie
Er is gedurende een langere periode sprake geweest van gewoontewitwassen, het plegen van valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. [verdachte rechtspersoon] vormde samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [persoon A] en [persoon B] en de rechtspersoon [naam bedrijf 3] een organisatie die zeer grote contante geldbedragen afkomstig uit misdrijf ontving, en vervolgens een girale geldstroom op gang bracht die werd afgedekt middels valse facturen. Binnen de organisatie was sprake van een zekere duurzaamheid en structuur en de samenwerking was gericht op het gewoontewitwassen, het plegen van valsheid in geschrift om dit witwassen te verhullen en (na de aanhouding van [medeverdachte 2] ) het beïnvloeden van getuigen. Gedurende een periode van drie jaar is er een groot geldbedrag op de hiervoor beschreven wijze via de rekeningen van [verdachte rechtspersoon] gelopen. [verdachte rechtspersoon] was hierbij niets meer dan een witwasvehikel; binnen het bedrijf vonden sinds de oprichting geen bedrijfseconomische activiteiten plaats. Uit de verschillende chat- en OVC-gesprekken blijkt dat de gespreksdeelnemers elkaar (goed) kennen, elkaar uitzonderlijk grote sommen geld toevertrouwen en van elkaar weten wie welke taak heeft. De gesprekken geven blijk van een zekere routine, waarbij men vaak aan een half woord genoeg heeft; instructies worden kort en zakelijk gegeven en worden ook opgevolgd. [naam bedrijf 3] hield administratie bij van de bedrijven die giraal geld overboekten naar [verdachte rechtspersoon] en naast [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben ook medewerkers van [naam bedrijf 3] valse facturen opgemaakt. Het na de aanhouding van [medeverdachte 2] beïnvloeden van getuigen was van belang voor het in stand houden van de criminele organisatie en maakt hier daarom deel uit van het oogmerk van de organisatie.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verdachte rechtspersoon] in de ten laste gelegde periode deel uitmaakte van een criminele organisatie met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [persoon A] , [persoon B] en de rechtspersoon [naam bedrijf 3] . [verdachte rechtspersoon] heeft binnen de criminele organisatie een onmisbare, faciliterende rol vervuld. Het bedrijf heeft enkel als witwasvehikel gefungeerd en is als zodanig door zijn bestuurder [medeverdachte 1] ter beschikking gesteld aan de criminele organisatie. De bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon] waren noodzakelijk om de contante gelden te kunnen witwassen.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
In de zaak met parketnummer 83/088283-22
2.
Zij,
inde periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023 te
's-Gravenhage en Nieuwersluis, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten verdachte, en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [naam bedrijf 3] en [medeverdachte 1] , en [persoon A] en [persoon B] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten de misdrijven omschreven in:
- artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht ((gewoonte)witwassen);
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
- artikel 285a Wetboek van Strafrecht (beïnvloeden getuigen).
3.
Zij, in de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
geschriften (bedrijfsadministratie) telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt, hebbende genoemde rechtspersoon en haar mededaders toen en daar opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [verdachte rechtspersoon] , zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, valse facturen ten name van [verdachte rechtspersoon] en/of [naam bedrijf 2] . gericht aan:
- [naam bedrijf 4] d.d. 14 augustus 2020 ; en
- [naam bedrijf 5] d.d 14 november 2020 ; en
- [naam bedrijf 6] d.d. 30 september 2021 ; en
- [naam bedrijf 7] d.d. 16 juni 2021 ; en
- [naam bedrijf 8] . d.d. 27 september 2022 ; en
- [naam bedrijf 9] d.d. 26 september 2022 ; en
- [naam bedrijf 10] . d.d. 27 februari 2022 ; en
- [naam bedrijf 11] d.d. 30 april 2020 t/m 19 juni 2020 ,
elk zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen, bestaande die valsheden telkens hierin - zakelijk weergegeven - dat op die facturen werd voorgedaan dat [verdachte rechtspersoon] of [naam bedrijf 2] . werkzaamheden heeft verricht terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
In de zaak met parketnummer 83/071938-24
1.
Zij, in de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en Nieuwersluis en elders in Nederland en Turkije en Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
van één of meer voorwerpen, te weten:
geldbedragen en een hoeveelheid bitcoins, de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die geldbedragen zijn, en
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, en daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en haar mededaders wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en haar mededaders, van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 83-088283-22

2. deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon;

3. medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon.

In de zaak met parketnummer 83-071938-24

1.het medeplegen van gewoontewitwassen, begaan door een rechtspersoon.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit. De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte rechtspersoon wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de (financiële) omstandigheden van de verdachte rechtspersoon.
7.2.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich gedurende een periode van drie jaar bezig heeft gehouden met het plegen van gewoontewitwassen van minimaal € 4.500.000,-, valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. Dit vond plaats door het op gang brengen van een grote girale geldstroom met een contante oorsprong. De giraal gemaakte geldbedragen werden vervolgens via de bankrekeningen van de verdachte rechtspersoon, die enkel werd gebruikt als witwasvehikel, doorgestort naar met name bankrekeningen in het buitenland. De contante oorsprong van deze geldstroom werd afgedekt door middel van valse facturen op naam van de verdachte rechtspersoon. De verdachte rechtspersoon trachtte op de geschetste wijze als onderdeel van de criminele organisatie en buiten het zicht van de overheid zaken te doen en criminele transacties uit te voeren.
Witwassen op deze schaal vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Witwassen leidt er namelijk toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk en ogenschijnlijk legaal over het geld kan beschikken. Dit alles gaat ten koste van de samenleving.
De rechtbank rekent de verdachte rechtspersoon deze feiten zwaar aan.
7.3.
Omstandigheden van de verdachte rechtspersoon
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte rechtspersoon van 4 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon niet eerder is veroordeeld. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend werkt.
7.4.
Waardering procesafspraken
Ter zitting heeft de bestuurder van de verdachte rechtspersoon op vragen van de rechtbank herhaaldelijk geantwoord dat hij de gemaakte procesafspraken begrijpt, dat hij het inhoudelijk eens is met die afspraken en dat hij graag op deze wijze de strafzaak achter zich wil laten.
Mede op grond van de bespreking van de procesafspraken met de bestuurder van de verdachte rechtspersoon ter zitting, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen van de gemaakte afspraken, gekomen is tot de ondubbelzinnige beslissing om akkoord te gaan met het afdoeningsvoorstel. Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten, de lange periode waarin de feiten zijn begaan en het stelselmatige karakter ervan, is ten aanzien van de verdachte rechtspersoon in beginsel een forse geldboete op zijn plaats. De verdachte rechtspersoon heeft echter geen bezittingen en verricht geen bedrijfsactiviteiten. Daarnaast worden ook de bestuurder en degene die de feitelijke leiding had binnen de verdachte rechtspersoon, met andere leden van de criminele organisatie strafrechtelijk vervolgd voor hun aandeel bij de bewezenverklaarde feiten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank, conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het opleggen van een geldboete geen redelijk doel meer dient. De rechtbank zal daarom bepalen, conform de procesafspraken, dat aan de verdachte geen hoofdstraf wordt opgelegd en dat als bijkomende straf de door de officier van justitie gevorderde geldbedragen verbeurd worden verklaard.

8.In beslag genomen voorwerpen

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de volgende vorderingen verbeurd zullen worden verklaard:
  • de vordering van € 175.000,- als gevolg van de verstrekte lening aan [persoon C] , [kenmerknummer] ;
  • de vordering van € 190.000,- lening aan [persoon D] in Duitsland.
  • De vordering van € 20.000,- op [persoon E]
  • € 4.686,- op de rekening BUNQ Bank.
De bewezen feiten zijn met betrekking tot en behulp van deze voorwerpen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 33, 33a, 47, 51, 57, 140, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon de onder parketnummers 83-088283-22 en 83-071938-24 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
  • de vordering van € 175.000,- als gevolg van de verstrekte lening aan [persoon C] , [kenmerknummer] ;
  • de vordering van € 190.000,- lening aan [persoon D] in Duitsland.
  • de vordering van € 20.000,- op [persoon E]
  • € 4.686,- op de rekening BUNQ Bank.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 november 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 83-088283-22
2
Zij, op of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023 te
's-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten onder meer verdachte, en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 12] en/of [naam bedrijf 13] . en/of [medeverdachte 1] , en/of [persoon A] en/of [persoon B] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten de misdrijven omschreven in:
- artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht ((gewoonte)witwassen);
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
- artikel 285a Wetboek van Strafrecht (beïnvloeden getuigen);
3
Zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen (telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [verdachte rechtspersoon] , zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, (een) valse en/of vervalste fact(u)ur(en) ten name van [verdachte rechtspersoon] en/of [naam bedrijf 2] . gericht aan:
- [naam bedrijf 4] d.d. 14 augustus 2020 (DOC-033); en/of
- [naam bedrijf 5] d.d 14 november 2020 (DOC-034); en/of
- [naam bedrijf 6] d.d. 30 september 2021 (DOC-035); en/of
- [naam bedrijf 7] d.d. 16 juni 2021 (DOC-036); en/of
- [naam bedrijf 8] . d.d. 27 september 2022 (DOC-037); en/of
- [naam bedrijf 9] d.d. 26 september 2022 (DOC-038) en/of
- [naam bedrijf 10] . d.d. 27 februari 2022 (DOC-039); en/of
- [naam bedrijf 11] d.d. 30 april 2020 t/m 19 juni 2020 (EOB-DE-001-02, bijlage 25 t/m 34),
elk zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken, bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk weergegeven - dat op die facturen werd voorgedaan dat [verdachte rechtspersoon] en/of [naam bedrijf 2] . werkzaamheden heeft/hebben verricht terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Parketnummer 83-071938-24
Zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Spanje, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten:
een geldbedrag van (ongeveer) EUR 6.500.000,-, althans (een) of meer (ander) (contant gestort(e)) geldbedrag(en) en/of een hoeveelheid bitcoins, en/of andere cryptovaluta, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die geldbedrag(en) is/zijn, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den),
en/of
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader(s), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;

Voetnoten

1.Omwille van de leesbaarheid zullen in dit vonnis de (mede)verdachten (rechtspersonen) bij hun naam worden genoemd, dus zonder steeds de aanduiding ‘de verdachte’ of ‘de medeverdachte’.