ECLI:NL:RBROT:2024:11287

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
83/088294-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en gewoontewitwassen van grote geldbedragen met valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. De verdachte heeft gedurende een periode van drie jaar deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van gewoontewitwassen van minimaal € 4.500.000,-, valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. De organisatie maakte gebruik van valse facturen om een grote girale geldstroom te creëren met een contante oorsprong. De verdachte stelde zijn bankrekeningen en inloggegevens ter beschikking aan de organisatie, die deze gebruikte om geld naar het buitenland over te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk betrokken was bij het verhullen van de herkomst van de gelden en dat er geen verifieerbare verklaring was voor de geldstromen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is de verdachte ontzet van het recht om als bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap op te treden voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft ook twee overbruggingshypotheken en een lening ter waarde van in totaal € 672.000,- verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/088294-22
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. T. Yilmaz, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15 oktober en 29 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. I. Hoek, stelt zich op het standpunt dat het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen kan worden en vordert – conform de tussen partijen gemaakte procesafspraken – een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijkomende straf de oplegging van een beroeps- en bestuursverbod, eveneens voor de duur van 3 jaar. Als bijkomende straf wordt voorts de verbeurdverklaring gevorderd van 2 overbruggingshypotheken en van een lening voor een bedrag van in totaal € 672.000,=.

4.Bewijswaardering

De rechtbank stelt op basis van het dossier en het daarbij verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
[medeverdachte rechtspersoon] .
[medeverdachte rechtspersoon] . (hierna: [medeverdachte rechtspersoon] [1] ) is opgericht op 9 januari 2020 en is gevestigd op het woonadres aan de [adres 2] in Den Haag. De verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ) is via [naam bedrijf 1] V. de bestuurder en enig aandeelhouder van [medeverdachte rechtspersoon] . Bij de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) worden als bedrijfsactiviteiten van [medeverdachte rechtspersoon] genoemd: handelsbemiddelingen in voedings- en genotmiddelen, meubels, huishoudelijke artikelen, ijzerwaren, hout, vlakglas, sanitair, bouwmaterialen, grondverzet en samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg en overige gezondheidszorg ondersteunende diensten. Er zijn geen personen werkzaam bij [medeverdachte rechtspersoon] , zo blijkt uit de inschrijving bij de KvK en bij de Belastingdienst is er geen fiscale activiteit voor loonheffing geregistreerd.
Administratie [medeverdachte rechtspersoon]
Bij het opsporingsonderzoek bleken op het woonadres van [verdachte] en het bedrijfsadres van [medeverdachte rechtspersoon] geen bedrijfsactiviteiten plaats te vinden; ook is er bij doorzoeking op geen van deze adressen fysieke administratie van [medeverdachte rechtspersoon] aangetroffen. De bewoners van het adres waar [medeverdachte rechtspersoon] staat ingeschreven hebben verklaard dat ze de enige bewoners zijn en dat zij de onderneming [medeverdachte rechtspersoon] en diens bestuurder [verdachte] niet kennen. De enige bedrijfsadministratie van [medeverdachte rechtspersoon] is aangetroffen op een usb-stick in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Op deze usb-stick stonden 628 (concepten van) verkoopfacturen op naam van [medeverdachte rechtspersoon] . of [naam bedrijf 2] . uit de jaren 2020, 2021 en 2022. Van deze facturen zijn er 563 door [medeverdachte 1] opgesteld. Ook zijn er op verzoek van [medeverdachte 1] facturen opgesteld door medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en incidenteel door [persoon A] en [persoon B] , andere medewerkers van [naam bedrijf 3] . (hierna: [naam bedrijf 3] ), waar [medeverdachte 1] eigenaar van is. De omschrijving op de facturen van de geleverde diensten betreft veelal arbeidsintensieve werkzaamheden waar personeel voor nodig is.
Bankrekeningen [medeverdachte rechtspersoon]
In de periode van 9 januari 2020 tot en met 12 januari 2023 wordt er op de bankrekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] ten minste een bedrag van ruim € 4.500.000 bijgeschreven. Deze betalingen zijn voornamelijk afkomstig van bedrijven die actief zijn in de bouwbranche, grondverzet of tuinbouw, dan wel in de dienstensector/payrolling. Ook dit betreft arbeidsintensieve activiteiten waar personeel voor nodig is. Uit onderzoek op de bankrekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] blijkt dat er geen betalingen hebben plaatsgevonden aan salaris of personeel. Er vinden vrijwel geen contante opnamen van de bankrekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] plaats waarmee personeel betaald zou kunnen zijn, en er worden geen kosten gemaakt of betaald die in relatie staan tot de gestelde handelsactiviteiten van [medeverdachte rechtspersoon] .
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hadden de beschikking over de bij [medeverdachte rechtspersoon] behorende bankrekeningen. Bij [medeverdachte 1] zijn bankpassen van [verdachte] (BUNQ- en RABO-bankrekening) aangetroffen. Ook is bij [medeverdachte 1] een telefoon aangetroffen waarop zich onder meer een Hotmail- en een Gmail-account op naam van [verdachte] bevonden. Dit toestel is gebruikt om digitaal te bankieren op de rekeningen bij ING-bank van [verdachte] en [medeverdachte rechtspersoon] . Via de IP-adressen van [medeverdachte 2] en vanaf het IP-adres van [naam bedrijf 3] is (veelvuldig) ingelogd op de bankrekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] en [verdachte] . Daarnaast is er vanaf het IP-adres van [medeverdachte 1] via het Knaken-account op naam van [verdachte] een bitcoin opgenomen.
Uit gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] komt naar voren dat [verdachte] inlog -en pincodes naar [medeverdachte 2] heeft verstuurd. Ook verstuurde [verdachte] aan [medeverdachte 2] een kopie van zijn paspoort, een foto van zijn bankpas, facturen gericht aan [medeverdachte rechtspersoon] , het saldo van de rekening van [medeverdachte rechtspersoon] en SMS-codes om in te loggen op Mijn-ING. Daarbij kreeg [verdachte] van [medeverdachte 2] de instructie om geld te pinnen en om op een locatie personen te ontmoeten.
Inkomende contante geldstroom
Uit chat en OVC-gesprekken blijkt dat de inkomende geldstroom van [medeverdachte rechtspersoon] afkomstig is uit contante gelden. In de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn verschillende chatconversaties aangetroffen waarin wordt gesproken over het inleggen van contant geld en het weer giraal beschikbaar stellen dan wel uitbetalen van dit geld via bankrekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] . Uit deze chats blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] betrokken waren bij deze geldoverdrachten. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] spraken met derden af waarbij tijdstippen, ontmoetingsplaatsen en andere gegevens werden uitgewisseld. Daarbij werden zogeheten tokens gebruikt als wederzijdse identificatie. De chats bevatten afbeeldingen van tokens en afbeeldingen van grote pakken geld. Deze werkwijze omtrent het innemen van contante gelden wordt eveneens bevestigd door de OVC-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en tussen [medeverdachte 1] en [persoon B] . Zij spreken hierin onder andere over het innemen van cash door [medeverdachte 2] , het brengen van geld naar het kantoor en over het cash dat op de rekening zou staan.
Uitgaande girale geldstroom
De uitgaande betalingen vanaf de bankrekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] zijn voornamelijk gedaan aan personen en bedrijven gevestigd in het buitenland, in het bijzonder Hong Kong, China, Turkije en Spanje. Bedragen worden afgeschreven met omschrijvingen die onder meer verwijzen naar betalingen voor een hypotheek, investeringen en aankoop van een villa, waarbij ook factuurnummers worden vermeld.
Aan de hand van de onderzochte uitgaande betalingen kan geen relatie worden gelegd met geleverde diensten zoals die staan vermeld op de facturen die de inkomende geldstromen zouden moeten verklaren. De afschrijvingen zijn daarnaast bedrijfsvreemd en passen dus niet binnen de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de KvK-registratie. Niet is gebleken dat er door [medeverdachte rechtspersoon] daadwerkelijk diensten en/of goederen zijn geleverd of dat [medeverdachte rechtspersoon] diensten en/of goederen heeft afgenomen.
Gelet op voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verkoopfacturen die op de usb-stick in de woning van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen vals zijn. Op de facturen werd immers vermeld dat [medeverdachte rechtspersoon] werkzaamheden zou hebben verricht, terwijl niets erop duidt dat deze werkzaamheden in werkelijkheid ook hebben plaatsgevonden. De valse facturen hebben er dus kennelijk toe gediend om de herkomst van de geldstromen binnen [medeverdachte rechtspersoon] en de contante oorsprong daarvan te verhullen.
Ten aanzien van de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten oordeelt de rechtbank, mede op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden als volgt.
Gewoontewitwassen
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. Er is sprake van een grote girale geldstroom die wordt afgedekt door middel van valse facturen en die een contante oorsprong heeft. Bij deze stand van zaken mag van de verdachte een verklaring worden verlangd voor de herkomst van de gelden die op de bankrekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] zijn bij- en afgeschreven. Door geen van de verdachten is een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd waaruit zou blijken dat de geldstroom over de bankrekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] niet uit misdrijf afkomstig is. Op grond hiervan is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf en dat [verdachte] dat wist. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat sprake was van een duidelijke werkwijze en rolverdeling en dus van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee kan worden bewezen [verdachte] dit feit in vereniging met anderen heeft gepleegd.
Het witwassen heeft drie jaar geduurd en heeft in die periode een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat [verdachte] tezamen met anderen van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Criminele organisatie
Er is gedurende een langere periode sprake geweest van gewoontewitwassen, het plegen van valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] , [persoon A] en [persoon B] vormden samen met de rechtspersonen [medeverdachte rechtspersoon] en [naam bedrijf 3] een organisatie die zeer grote contante geldbedragen afkomstig uit misdrijf ontving, en vervolgens een girale geldstroom op gang bracht die werd afgedekt middels valse facturen. Binnen de organisatie was sprake van een zekere duurzaamheid en structuur en de samenwerking was gericht op het gewoontewitwassen, het plegen van valsheid in geschrift om dit witwassen te verhullen en (na de aanhouding van [medeverdachte 1] ) het beïnvloeden van getuigen. Gedurende een periode van drie jaar is er een groot geldbedrag op de hiervoor beschreven wijze via de rekeningen van [medeverdachte rechtspersoon] gelopen. [medeverdachte rechtspersoon] was hierbij niets meer dan een witwasvehikel; binnen het bedrijf vonden sinds de oprichting geen bedrijfseconomische activiteiten plaats. Uit de verschillende chat- en OVC-gesprekken blijkt dat de gespreksdeelnemers elkaar (goed) kennen, elkaar uitzonderlijk grote sommen geld toevertrouwen en van elkaar weten wie welke taak heeft. De gesprekken geven blijk van een zekere routine, waarbij men vaak aan een half woord genoeg heeft; instructies worden kort en zakelijk gegeven en worden ook opgevolgd. [naam bedrijf 3] hield administratie bij van de bedrijven die giraal geld overboekten naar [medeverdachte rechtspersoon] en naast [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben ook medewerkers van [naam bedrijf 3] valse facturen opgemaakt. Het na de aanhouding van [medeverdachte 1] beïnvloeden van getuigen was van belang voor het in stand houden van de criminele organisatie en maakt hier daarom deel uit van het oogmerk van de organisatie.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode deel uitmaakte van een criminele organisatie met [voornaam medeverdachte 1] , [voornaam medeverdachte 2] , [persoon A] , [persoon B] en de rechtspersonen [medeverdachte rechtspersoon] en [naam bedrijf 3] . [verdachte] heeft binnen de criminele organisatie een onmisbare, faciliterende rol vervuld. Hij heeft [medeverdachte rechtspersoon] opgericht en dit bedrijf, evenals de bijbehorende bankrekeningen, bankpassen en inlogcodes ter beschikking gesteld aan de organisatie. Daarnaast is [verdachte] tenminste één keer door [medeverdachte 2] op pad gestuurd om contant geld op te halen.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 primair
Hij, in de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en Nieuwersluis en elders in Nederland en Turkije en Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
van één of meer voorwerpen, te weten:
geldbedragen en/of een hoeveelheid bitcoins,
de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die geldbedragen zijn,
en
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, en daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen
- onmiddellijk of middellijk
- afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en
zijnmededaders, van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
2
Hij,
inde periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023 te 's-Gravenhage en Nieuwersluis, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte rechtspersoon] . en [naam bedrijf 3] en [persoon A] en [persoon B] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten de misdrijven omschreven in:
- artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht ((gewoonte)witwassen);
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
- artikel 285a Wetboek van Strafrecht (beïnvloeden getuigen).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.het medeplegen van gewoontewitwassen;

2. deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden.
7.2.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich gedurende een periode van drie jaar bezig heeft gehouden met het plegen van gewoontewitwassen van minimaal € 4.500.000,-, valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. Dit vond plaats door het op gang brengen van een grote girale geldstroom met een contante oorsprong, die werd afgedekt door middel van valse facturen. De giraal gemaakte geldbedragen werden vervolgens via een bedrijf van de verdachte, dat enkel werd gebruikt als witwasvehikel, doorgestort naar met name bankrekeningen in het buitenland. De verdachte stelde in dit kader op zijn naam staande bankrekeningen, accounts en daarvoor benodigde (inlog)gegevens ter beschikking. Ook heeft hij geld vervoerd en derden ontmoet in verband met de geldtransacties. Aldus trachtte hij op de geschetste wijze namens de organisatie en buiten het zicht van de overheid zaken te doen en criminele transacties uit te voeren.
Witwassen op deze schaal vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Witwassen leidt er namelijk toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk en ogenschijnlijk legaal over het geld kan beschikken. Dit alles gaat ten koste van de samenleving.
De rechtbank rekent de verdachte al deze feiten zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 20 augustus 2024 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend meeweegt.
7.4.
Waardering procesafspraken
Ter zitting heeft de verdachte op vragen van de rechtbank herhaaldelijk geantwoord dat hij de gemaakte procesafspraken begrijpt, dat hij het inhoudelijk eens is met die afspraken en dat hij graag op deze wijze de strafzaak achter zich wil laten.
Mede op grond van de bespreking van de procesafspraken met de verdachte ter zitting, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen van de gemaakte afspraken, gekomen is tot de ondubbelzinnige beslissing om akkoord te gaan met het afdoeningsvoorstel. Ook overigens is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een eerlijk proces en wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de gemaakte procesafspraken. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat het gaat om een zeer groot witwasbedrag (ruim € 4.500.000,-) waarbij de witwashandelingen stelselmatig zijn gepleegd gedurende een periode van drie jaar. De rechtbank stelt verder vast dat de rol van de verdachte beperkter is dan die van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en acht in dat licht de in de procesafspraken overeengekomen strafeis passend. Hoewel de rechtbank komt tot de bewezenverklaring van een lager witwasbedrag dan de officier van justitie, acht de rechtbank ook het gevorderde bestuursverbod passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

Conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging zal de rechtbank de volgende lening en vorderingen verbeurd verklaren:
  • de overbruggingshypotheek, [kenmerknummer 1] , van € 299.000,- aan [persoon C] en/of [persoon D] ;
  • de overbruggingshypotheek, [kenmerknummer 2] , van € 333.000,- aan [persoon E] en/of [persoon F] ;
  • de lening, [kenmerknummer 3] , van € 40.000,- aan [persoon G] .
De bewezen feiten zijn met betrekking tot en behulp van deze lening en vorderingen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 33, 33a, 47, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
15 (vijftien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt als bijkomende straf op aan de verdachte:
ontzetting van het recht tot het uitoefenen van enig beroep als bestuurder van een vennootschap voor de duur van 3 jaar;
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
  • de overbruggingshypotheek, [kenmerknummer 1] , van € 299.000,- aan [persoon C] en/of [persoon D] ;
  • de overbruggingshypotheek, [kenmerknummer 2] , van € 333.000,- aan [persoon E] en/of [persoon F] ;
  • de lening, [kenmerknummer 3] , van € 40.000,- aan [persoon G] .
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 november 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. primair
Hij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Spanje, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten:
een geldbedrag van (ongeveer) EUR 6.500.000,-, althans (een) of meer (ander) (contant gestort(e)) geldbedrag(en) en/of een hoeveelheid bitcoins, en/of andere cryptovaluta,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die geldbedrag(en) is/zijn, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den),
en/of
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en haar mededader(s), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
1. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte rechtspersoon] . en/of een of meer (onbekend gebleven) ander(en) op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Spanje, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten:
een geldbedrag van (ongeveer) EUR 6.500.000,-, althans (een) of meer (ander) (contant gestort(e)) geldbedrag(en) en/of een hoeveelheid bitcoins, en/of andere cryptovaluta,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die geldbedrag(en) is/zijn, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den),
en/of
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte rechtspersoon] . en/of een of meer (onbekend gebleven) ander(en) wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte rechtspersoon] . en/of een of meer (onbekend gebleven) ander(en), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk zijn bankpas (met pincode) en/of de bankpas (met pincode) van [medeverdachte rechtspersoon] . en/of de bankpas (met pincode) van [naam bedrijf 4] / [naam bedrijf 5] . en/of (bijbehorende) bank(inlog)gegevens aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of ander(en) verstrekt of doen toekomen, althans ter beschikking gesteld, en/of toegestaan dat die bankpas(sen) en/of bijbehorende rekeningnummer(s) en/of bank(inlog)gegevens werd(en) gebruikt door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of ander(en), en/of de vennootschap(pen) [medeverdachte rechtspersoon] . en/of [naam bedrijf 4] / [naam bedrijf 5] . op zijn naam gezet en/of zich als bestuurder en/of aandeelhouder (laten) ingeschreven/inschrijven en vervolgens deze vennootschap(pen) ter beschikking gesteld aan genoemde personen;
2
Hij, op of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023 te 's-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten onder meer verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte rechtspersoon] . en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 6] en/of [naam bedrijf 4] [naam bedrijf 5] . en/of [persoon A] en/of [persoon B] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten de misdrijven omschreven in:
- artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht ((gewoonte)witwassen);
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
- artikel 285a Wetboek van Strafrecht (beïnvloeden getuigen).

Voetnoten

1.Omwille van de leesbaarheid zullen in dit vonnis de (mede)verdachten (rechtspersonen) bij hun naam worden genoemd, dus zonder steeds de aanduiding ‘de verdachte’ of ‘de medeverdachte’.