ECLI:NL:RBROT:2024:11265

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
FT RK 24-1035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling met gedeeltelijke toewijzing van de ingangsdatum

Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van [naam 1], die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. [naam 1] heeft verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) en om de ingangsdatum van deze regeling vast te stellen op 29 februari 2024. De rechtbank heeft het verzoek tot toelating tot de WSNP toegewezen, omdat [naam 1] aan de eisen voldoet en blijk heeft gegeven van een serieuze houding ten aanzien van zijn schulden. De rechtbank heeft echter het verzoek om de ingangsdatum op 29 februari 2024 vast te stellen gedeeltelijk toegewezen en deze vastgesteld op 30 juli 2024. Dit is drie maanden eerder dan de datum van de uitspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat [naam 1] in de afgelopen maanden aan zijn afdrachtverplichting en inspanningsverplichting heeft voldaan. De rechtbank benoemt mr. M.C. Snel-van den Hout als rechter-commissaris en J.M. Hoogland als bewindvoerder. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
30 oktober 2024
op het verzoek van:
[naam 1],
wonende te [adres],
[plaatsnaam].
Waar deze zaak over gaat
[naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [naam 1] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast verzoekt [naam 1] om de ingangsdatum van de WSNP vast te stellen op 29 februari 2024. Dit verzoek wordt gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[naam 1] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 22 oktober 2024. Op de zitting zijn verschenen:
- [naam 1],
- (telefonisch) mevrouw P. Schollaart, schuldhulpverlener bij de kredietbank Rotterdam.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
[naam 1] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [naam 1] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
[naam 1] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede trouw
2.3.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat [naam 1] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
2.4.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan [naam 1] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het [naam 1] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van [naam 1] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke. Gebleken is dat [naam 1] een aantal schulden heeft die zijn ontstaan binnen de driejaarstermijn. [naam 1] heeft een schuld laten ontstaan bij Service Organisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA) op 5 april 2023 van € 211,21. Ook heeft [naam 1] in de jaren 2022 en 2023 meerdere schulden laten ontstaan bij Dienst verkeersboetes België. Daarnaast heeft [naam 1] schulden laten ontstaan bij het CJIB. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan en staan in beginsel aan toelating tot de WSNP in de weg.
Hardheidsclausule
2.5.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat [naam 1] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. [naam 1] heeft zijn onderneming, waarmee hij pakketten bezorgde in België, op 20 april 2023 uitgeschreven. Ook is [naam 1] niet meer in het bezit van een auto, waardoor het ontstaan van nieuwe boetes bij het CJIB en de Dienst verkeersboetes België niet meer te verwachten is. Daarnaast staat [naam 1] sinds januari 2024 onder budgetbeheer. [naam 1] heeft ter zitting verklaard dat hij een oplossing wenst voor zijn schulden. Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [naam 1] blijk heeft gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Bij de rechtbank is dan ook het vertrouwen ontstaan dat [naam 1] de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
Verplichtingen
2.6.
De verplichtingen waaraan [naam 1] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.7.
Als [naam 1] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [naam 1] kunnen verhalen.
2.8.
De eerste dertien maanden van het traject geldt een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [naam 1]. Als de schuldsaneringsregeling eerder eindigt, stopt ook de postblokkade.
2.9.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [naam 1] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.10.
Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP ingaat op de dag van dit vonnis.
2.11.
[naam 1] verzoekt de looptijd van de WSNP te verkorten met acht maanden. Dit wordt gezien als een verzoek om de ingangsdatum te bepalen op
29 februari 2024. Dat is dus acht maanden voorafgaand aan de datum van dit vonnis.
2.12.
Het verzoek om een eerdere ingangsdatum te bepalen wordt toegewezen als vanaf die eerdere datum de WSNP-verplichtingen (zie hiervoor onder 2.3.) zijn nagekomen. Een van die WSNP-verplichtingen is de afdrachtplicht, die onder meer inhoudt dat maandelijks het verschil tussen de netto inkomsten van een schuldenaar en het vrij te laten bedrag (hierna: vtlb) aan de boedel moet worden betaald. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus aansluitend maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.13.
De rechtbank stelt een eerdere ingangsdatum vast, maar wijkt daarbij af van de door [naam 1] verzochte ingangsdatum. De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 30 juli 2024 en licht dit als volgt toe.
2.14.
De rechtbank stelt vast dat het door [naam 1] in het voorafgaande schuldhulpverleningstraject gespaarde bedrag van € 484,96 meer is dan het bedrag dat over dezelfde periode in de WSNP zou worden gespaard. [naam 1] heeft hiermee in de acht maanden voorafgaande aan de datum van de uitspraak voldaan aan zijn afdrachtverplichting.
2.15.
De rechtbank stelt vast dat [naam 1] vanaf 23 juli 2024 heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting. [naam 1] heeft een ontheffing van de sollicitatieverplichting van de gemeente Rotterdam overgelegd, waarin hij is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting van 23 juli 2024 tot en met 23 oktober 2024. In de periode voor 23 juli 2024 was geen sprake van een ontheffing van de sollicitatieverplichting, een enkele mondelinge afspraak daarover met de werkconsulent geldt niet als zodanig. Over deze periode zijn geen sollicitatiebewijzen overgelegd.
2.16.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het verzoek om een eerdere ingangsdatum gedeeltelijk moet worden toegewezen. [naam 1] heeft de afgelopen drie maanden voldaan aan zijn afdrachtverplichting en inspanningsverplichting. De ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling wordt vastgesteld op 30 juli 2024. Dat is drie maanden eerder dan de datum van de uitspraak.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres];
voorheen handelend onder de naam [naam 2];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en tot bewindvoerder J.M. Hoogland,
gevestigd te [postadres]
;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 30 juli 2024 en de einddatum op 30 januari 2026;
- draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van [naam 1] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, in samenwerking met
S.R.L.T. Peek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.