ECLI:NL:RBROT:2024:11257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/10/683752 / JE RK 24-1721
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe zorgbehoeften

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 augustus 2024, wordt een verzoek behandeld van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, als belanghebbende aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling, die op dezelfde datum plaatsvond, waren de moeder, haar advocaat mr. R. Feiner, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig.

De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige ontwikkelingsproblemen vertoont, waaronder LVB, ADHD en kenmerken van PTSS, en dat de thuissituatie bij de moeder problematisch is door frequente conflicten en fysieke agressie. De moeder heeft aangegeven dat zij niet langer in staat is om de zorg voor de minderjarige te dragen en heeft ingestemd met het verzoek van de Raad.

De kinderrechter oordeelt dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld en dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, beide met ingang van 22 augustus 2024 tot 22 augustus 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/683752 / JE RK 24-1721
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam] ,
advocaat mr. R. Feiner te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 2 augustus 2024;
- het e-mailbericht van mr. Feiner namens de moeder van 15 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 2] ;
- twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI, [naam 3] en [naam 4] .
1.3.
Tevens is verschenen [naam 5] , de vader van [minderjarige] . De rechtbank heeft de vader abusievelijk opgeroepen als informant. De vader heeft bij aanvang van de mondelinge behandeling als eerste zijn standpunt kenbaar gemaakt. Daarna heeft hij op verzoek van de kinderrechter, nadat de moeder en haar advocaat bezwaar maakten tegen zijn aanwezigheid, de zittingszaal verlaten.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.
2.
De feiten
2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een crisisgroep.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn veel zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] kampt met LVB en ADHD en er zijn kenmerken van PTSS. Hij behoeft speciale zorg en opvoeding. In de afgelopen jaren heeft [minderjarige] veel meegemaakt. In de thuissituatie bij de moeder hebben er regelmatig conflicten plaatsgevonden, die zich hebben geuit in fysieke agressie. [minderjarige] is meerdere in het vrijwillig kader uit huis geplaatst, waardoor hij verschillende verblijfplekken en opvoeders heeft gekend. De moeder is zeer betrokken bij [minderjarige] , maar niet langer in staat om [minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft. Zij wil graag een passende plek voor hem. Verschillende uithuisplaatsingen zijn niet goed verlopen, vanwege visie verschil tussen moeder en de hulpverlening. [minderjarige] verblijft op dit moment op een crisisplek waar hij tot 28 augustus 2024 kan blijven. Het is van belang dat er een perspectiefbiedende plek voor hem wordt gevonden, waar hij voor langere tijd kan blijven. Hij heeft behoefte aan stabiliteit en continuïteit.
4.2.
De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het is van belang om samen met de moeder te kijken wat een passende plek is voor [minderjarige] .
4.3.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek van de Raad. De moeder is zwaar overspannen geraakt vanwege de grote zorg behoefte van [minderjarige] en de moeizame samenwerking met de hulpverlening. De moeder heeft geprobeerd om samen met de hulpverlening een passende plek voor [minderjarige] te vinden, maar dat is niet gelukt. De moeder kan het op dit moment niet meer aan en voelt zich niet gehoord door de hulpverlening. Vanuit de emotie geeft de moeder aan dat zij uit het gezag gezet wil worden. Het is van belang dat de GI de regie gaat voeren en dat een perspectiefbiedende plek voor [minderjarige] wordt gevonden.
4.4.
De vader heeft als informant bij aanvang van de mondelinge behandeling aangegeven graag een band met [minderjarige] te willen opbouwen, maar wel op een manier die voor zowel [minderjarige] als hem prettig is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
[minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] kampt met kindeigenproblematiek en heeft een grote zorgbehoefte. In de thuissituatie bij de moeder vinden er regelmatig escalaties plaats, waarbij [minderjarige] verbaal en fysiek agressief reageert op de moeder. [minderjarige] heeft meerdere keren tijdelijk op een crisisgroep verbleven. Hij heeft hierdoor veel wisselingen in verblijfplaats en opvoeders meegemaakt. Mede hierdoor is ook de schoolgang van [minderjarige] lange tijd gestagneerd geweest. De moeder heeft uiteindelijk een school voor [minderjarige] gevonden, waarna hij zijn schoolgang inmiddels heeft hervat. Door een verschil in visie tussen de moeder en het wijkteam lukt het niet om te komen tot een perspectiefbiedende plek voor [minderjarige] . De moeder is door de grote zorgbehoefte van [minderjarige] en de moeizame samenwerking met de hulpverlening overspannen geraakt. Zij is op dit moment niet langer in staat om de zorg over [minderjarige] te dragen.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de regie te voeren en een perspectiefbiedende plek voor [minderjarige] te zoeken. Het is van belang dat hierbij door de GI bijzondere aandacht wordt gegeven aan een goede samenwerking met de moeder, zoals ook in het raadsrapport staat omschreven en dat rekening wordt gehouden met de belastbaarheid van de moeder. Ook is van belang dat aandacht blijft voor de schoolgang van [minderjarige] en dat [minderjarige] bij de kinderrechter heeft aangegeven graag op een plek in deze regio te verblijven. De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 22 augustus 2024 tot 22 augustus 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 22 augustus 2024 tot 22 augustus 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024 door mr. J.S. van den Berge, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. W.A. Graven als griffier, en op schrift gesteld op 5 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.