ECLI:NL:RBROT:2024:11254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/10/675184 / JE RK 24-524
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe gezinsdynamiek met betrokkenheid van ouders en bijzondere curator

Op 17 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft de minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen is ernstig verstoord, wat leidt tot een onveilige situatie voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder al maatregelen genomen, waaronder het ontzeggen van het recht op omgang met de moeder, omdat dit in strijd werd geacht met de belangen van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2024 zijn de ouders en hun advocaten aanwezig geweest, evenals een vertegenwoordiger van de GI en de bijzondere curator. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat zij nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn niet in staat om constructief met elkaar te communiceren, wat de situatie voor [minderjarige] verergert. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van elf maanden, tot 28 april 2025, en heeft de bijzondere curator herbenoemd om [minderjarige] te blijven ondersteunen. Tevens is een verzoek om deskundigenonderzoek afgewezen, omdat dit niet in het belang van [minderjarige] zou zijn. De kinderrechter heeft benadrukt dat deze verlenging de laatste kans is voor de ouders om hun gedrag te veranderen en het belang van [minderjarige] voorop te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/675184 / JE RK 24-524
Datum uitspraak: 17 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam 1] ,
advocaat mr. C.C. Sneper, kantoorhoudende te Baarn,
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende in [plaatsnaam 2] ,
advocaat mr. P.A. den Hollander, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam 3],
hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaatsnaam 3] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 26 maart 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
Op 17 mei 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 4] ;
  • de bijzondere curator
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover voorafgaan aan de mondelinge behandeling een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in het bijzijn van de bijzondere curator. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 april 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 mei 2024 en het verzoek voor het overige aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Op dit moment moet er nog beslist worden op de resterende termijn van elf maanden, te weten tot 28 april 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Sinds eind december 2023 zijn de gesprekken van [minderjarige] bij Coachpoint gestart. [minderjarige] lijkt een klik te hebben met de behandelaar en is gemotiveerd. Op dit moment staat traumabehandeling op de voorgrond. In de toekomst kan systeemtherapie daaraan worden toegevoegd. Om de week op vrijdag vindt er een belmoment plaats. Deze belmomenten verlopen niet altijd even goed. [minderjarige] ervaart verwijten en beschuldigingen en blijft mede daarom aangeven dat zij geen uitbreiding van het contact met haar moeder wil. In de komende periode is het van belang om de behandeling bij Coachpoint en de contacten tussen [minderjarige] en de moeder te monitoren.
4.2.
Door en namens de vader is gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. De vader is teleurgesteld in het kader van de ondertoezichtstelling en ziet al langer het nut ervan niet meer in. De vader is op eigen initiatief naar de huisarts gegaan, omdat hij iets merkte aan het gedrag van [minderjarige] . Via de huisarts is Coachpoint ingezet en heeft er EMDR-therapie plaatsgevonden. Ook vinden er extra gesprekken plaats rondom deze zitting. De zittingen zijn erg belastend voor [minderjarige] . Verder ziet de vader dat er geen positieve verandering plaatsvindt in het contact tussen [minderjarige] en de moeder. De telefoongesprekken verlopen onprettig. Ook hebben er rondom de laatste twee zittingen vervelende incidenten plaatsgevonden in het contact tussen [minderjarige] en de moeder. Het is een opeenstapeling van negatieve gebeurtenissen en incidenten. Hoewel hij liever geen verlenging van de ondertoezichtstelling wil, snapt de vader het wel als er een verlenging komt. De vader wil zich richten op de behandeling van [minderjarige] bij Coachpoint en zich bezighouden met haar toekomst.
4.3.
Door en namens de moeder is primair verzocht het verzoek van de GI af te wijzen. De moeder wil niets liever dan contact met haar dochter. Zij wil voor [minderjarige] zorgen, het hoofdverblijfplaats en alles aan [minderjarige] geven. Hoewel de moeder haar pogingen tot contactherstel niet altijd even handig aanpakt, doet zij dit met de beste bedoelingen en omdat zij van [minderjarige] houdt. De moeder laat zich begeleiden en accepteert alle hulp. Hoe meer zij aan [minderjarige] trekt, hoe meer [minderjarige] haar op afstand houdt. Er is sprake van een loyaliteitsconflict. Hierin speelt de vader een rol. Toen er nog stiekem appcontact was tussen [minderjarige] en de moeder, verliep het contact heel goed. De moeder probeert op alle mogelijke manieren een ingang te vinden bij de vader. De vader wil wel meewerken aan een ouderschapsplan, maar op de voorwaarde dat het hoofdverblijf bij hem blijft en er alleen omgang plaatsvindt wanneer [minderjarige] dat wil. Op die manier blijft de keuze alsnog bij [minderjarige] en kan de moeder niets.
Subsidiair is namens de moeder op grond van artikel 810a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) verzocht een onderzoek door het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: KSCD) te gelasten. Het is van belang om bij beide ouders de achterliggende persoonlijke problematiek te onderzoeken.
4.4.
De bijzondere curator heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] heeft baat bij het traject van Coachpoint. Mogelijk dat hierdoor in de toekomst ruimte ontstaat voor contact met de moeder. Dit is de enige reden waarom een verlenging van de ondertoezichtstelling nog zinvol kan zijn. Over een jaar is [minderjarige] 15 jaar. De bijzonder curator meent dat de mogelijkheden binnen de ondertoezichtstelling een keer ophouden. Onbelast contact met beide ouders is het uitgangspunt, maar in de afgelopen jaren is het niet gelukt dat voor elkaar te krijgen. Op een gegeven moment is het noodzakelijk om er een streep onder te zetten, hoe moeilijk dat ook is.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Gebleken is dat [minderjarige] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn nog steeds onvoldoende in staat om in het belang van [minderjarige] op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Als gevolg hiervan kan [minderjarige] geen onbelast contact hebben met haar ouders. Het probleem spitst zich nu al geruime tijd toe op de verstoorde verhouding tussen [minderjarige] en haar moeder. Sinds 31 maart 2022 is de moeder het recht op omgang met [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling ontzegt, omdat de omgang in strijd werd geacht met zwaarwegende belangen van [minderjarige] . Er is op dit moment enkel sprake van een belmoment om de week. Deze belmomenten verlopen niet goed en worden door [minderjarige] als belastend ervaren. [minderjarige] blijft volhouden dat zij haar moeder niet wil zien. Ondertussen blijven de ouders wijzen naar de andere ouder of de instanties als oorzaak van het probleem, maar het ontbreekt hen het benodigde inzicht in hun eigen handelen. In voorgaande beschikkingen heeft de kinderrechter meerdere keren duidelijk naar voren gebracht welke invloed de rol van de ouders op [minderjarige] heeft en wat zij dienen te veranderen:
5.3.
Beschikking van 21 juni 2018:
“Er is sprake van een langdurige strijd tussen de ouders en een gebrek aan vertrouwen tussen de ouders. [minderjarige] is daardoor klem geraakt tussen haar ouders. (…) De ouders tonen onvermogen om constructief met elkaar te communiceren en zijn niet in staat het belang van [minderjarige] voorop te stellen zodat zij onbelast contact kan hebben met beide ouders en zich ongestoord kan ontwikkelen”.
5.4.
Beschikking van 28 oktober 2021:
“ [minderjarige] zit klem in de strijd tussen haar ouders In die strijd wordt [minderjarige] gedwongen door haar ouders om een keus te maken tussen haar ouders en haar ouders zijn onvoldoende emotioneel beschikbaar voor [minderjarige] . (…) De komende periode is het van belang dat de relatie tussen de ouders zodanig verbetert dat [minderjarige] hiervan geen last meer ervaart. De ouders dienen in te zien dat zij hiertoe de sleutel in handen hebben en te reflecteren op hun eigen rol in de strijd.”
5.5.
Beschikking van 31 maart 2022:
“ [minderjarige] zit al jaren enorm klem in de strijd tussen de ouders. Zij wordt belast met volwassenproblematiek en ervaart loyaliteitsproblematiek. Als gevolg hiervan heeft zij al langere tijd last van psychische en lichamelijke klachten. Tot op heden is de ingezette hulpverlening gestagneerd door toedoen van de ouders. De ouders blijven elkaar verwijten maken, wantrouwen elkaar en zijn ambivalent ten aanzien van de geboden hulpverlening. Bij beide ouders is er sprake van een groot gebrek aan inzicht in het eigen handelen (…) De vader moet inzien dat [minderjarige] het heel moeilijk heeft door de strijd van de ouders en dat hij alles op alles moet zetten om de strijd met de moeder te stoppen, ook als dat betekent dat hij zijn eigen tijd of eigen gelijk daarin moet opofferen. Het belang van [minderjarige] moet op de eerste plek staan en de vader moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Moeders houding is evenzeer gericht op haar eigen belangen, emoties en gelijk. (…) Bovendien luistert de moeder op geen enkele manier naar wat op dit moment het gevoel van [minderjarige] is, ook al heeft zij – heel voorstelbaar – daar veel verdriet over. (…)De moeder moet gaan inzien dat zij zelf voor veranderingen moet zorgen en dat zij niet alleen naar anderen moet wijzen.”
5.6.
Beschikking van 14 april 2023:
“Het lukt de ouders niet om het handelen van de andere ouder niet als negatief te ervaren en om waardevrij te zijn. Ook mist het inzicht bij de ouders dat het belang van [minderjarige] voorop staat. Het gaat niet om de waarheid van de ouders, maar om het gevoel dat bij [minderjarige] speelt. Zolang de ouders het gedrag van elkaar negatief interpreteren, zal [minderjarige] hetzelfde doen en krijgt zij niet de ruimte om op een positieve contact te hebben met haar moeder”.
5.7.
Desondanks blijft de situatie onveranderd met als gevolg dat [minderjarige] nog steeds klem zit tussen haar ouders. Hulpverlening heeft in de afgelopen jaren, vanwege gebrek aan motivatie en leerbaarheid van de ouders, weinig tot niets op dat gebied opgeleverd. Moeder probeert telkens weer op manieren die precies het tegenovergestelde bewerkstellingen de liefde van [minderjarige] voor haar af te dwingen. Dat zij hier telkens in faalt, verwijt zij anderen, met name de vader. [minderjarige] keert zich hierdoor steeds meer van de moeder af. Vader krijgt het niet voor elkaar om de moeder haar fouten te vergeven en [minderjarige] de zo hard nodige steun te geven door de relatie tussen [minderjarige] en haar moeder positiever te benaderen. In de afgelopen jaren heeft de ingezette hulpverlening hier eigenlijk amper verbetering in weten te brengen.
5.8.
Positief is dat sinds eind december 2023 [minderjarige] zelf hulpverlening heeft vanuit Coachpoint. [minderjarige] lijkt een klik te hebben met de behandelaar en lijkt hiervoor gemotiveerd. Op dit moment is de hulpverlening alleen gericht op traumabehandeling, maar mogelijk opent dit in de toekomst mogelijkheden om het systeem – vader en moeder – hierbij te betrekken. Enkel hierin ziet de kinderrechter nog een rol voor de GI weggelegd binnen de ondertoezichtstelling. Het is van belang dat hier zicht op wordt gehouden.
5.9.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de resterende duur van elf maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.10.
De kinderrechter merkt op dat [minderjarige] in de gesprekken met de kinderrechter in de afgelopen jaren telkens hetzelfde geluid laat horen. Telkens heeft de kinderrechter met haar besproken dat kinderen in zijn algemeenheid in hun latere leven zeer kunnen lijden onder het gebrek aan omgang met een ouder. Maar ondertussen wordt zij ouder en boekt zij op andere vlakken in haar leven vooruitgang. De kinderrechter ziet ook dat de rol van de ouders en wat zij dienen te veranderen in elke beschikking – zoals hiervoor is weergegeven – terugkomt, maar dat zij niet in staat lijken te zijn hier gehoor aan geven. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat deze verlenging wat hem betreft de laatste keer is.
Herbenoeming bijzondere curator
5.11.
Gelet op de aanhoudende strijd tussen de ouders en het contact tussen de moeder en [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling beperkt is, acht de kinderrechter het voortzetten van de betrokkenheid van de bijzondere curator voor nu nog noodzakelijk. Het is van belang dat er iemand in en buiten rechte is die [minderjarige] kan vertegenwoordigen. Ook
de komende periode is het van belang dat de bijzondere curator de contactbeperking volgt
en [minderjarige] hierin ondersteunt.
5.12.
De kinderrechter bedankt de bijzondere curator voor wat zij tot op heden heeft gedaan en zal haar opnieuw benoemen tot bijzondere curator voor [minderjarige] .
5.13.
Om die reden zal de kinderrechter [naam 3] op grond van artikel l :250 BW als bijzondere curator (her)benoemen voor de periode tot 28 april 2025. De bijzondere curator wordt verzocht vier weken voor afloop van die termijn te rapporteren over hoe [minderjarige] de beperkte omgang met de moeder heeft ervaren en over al het overige ter zake dienende.
Deskundigenonderzoek
5.14.
Ten aanzien van het verzochte deskundigenonderzoek op grond van artikel 810a Rv geldt dat beoordeeld moet worden of het gaat om een voldoende concreet en ter zake dienend verzoek en of het belang van [minderjarige] zich tegen dit verzoek niet verzet. Nog daargelaten dat het verzoek onvoldoende concreet en ter zake dienend is, is de kinderrechter van oordeel dat de toewijzing van het verzoek in het onderhavige geval niet in het belang van [minderjarige] is. Het is bekend dat voor een dergelijk deskundigenonderzoek een wachtlijst bestaat en ook het onderzoek zelf zal geruime tijd in beslag nemen. Dit zal zorgen voor extra onrust en onduidelijkheid en dat is, gelet op [minderjarige] ’s kwetsbaarheid niet in haar belang. Verder zal een dergelijk onderzoek door [minderjarige] als belastend worden ervaren, gelet op het loyaliteitsconflict waarin zij zich reeds bevindt ten opzichte van de moeder. Een onderzoek enkel naar alleen het IQ en de leerbaarheid van de ouders maakt dat niet anders. De kinderrechter zal dit verzoek van de moeder dan ook afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 28 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. W.A. Graven als griffier, en op schrift gesteld op 28 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.