In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en een gedaagde over een huurachterstand van 12 maanden. De eisers, die gezamenlijk optreden, hebben de gedaagde aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 6.664,46. De gedaagde heeft niet inhoudelijk gereageerd op de vorderingen van de eisers, waardoor de kantonrechter de stellingen van de eisers als juist heeft aangenomen. De eisers hebben naast betaling van de huurachterstand ook de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een huurachterstand heeft van € 6.558,36, na correctie van de huurprijs voor de maand waarin de gebreken in de woning zijn hersteld. De rechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden, maar heeft de gedaagde een laatste kans gegeven om de ontbinding te voorkomen door binnen een maand aan de betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde geen incassokosten en rente hoeft te betalen, omdat de bepalingen in de algemene voorwaarden van de eisers als oneerlijk zijn aangemerkt.
De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de kosten begroot op € 858,72. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eisers het vonnis onmiddellijk kunnen uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat. De gedaagde moet de woning binnen 14 dagen na ontbinding van de huurovereenkomst ontruimen, tenzij hij tijdig aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.