ECLI:NL:RBROT:2024:11231

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
10/133105-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsrecht van een journalist in strafzaak tegen ambtenaar

In de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die wordt vervolgd voor het schenden van zijn ambtsgeheim, heeft de rechter-commissaris op 7 november 2024 een beslissing genomen over het verzoek om een journalist als getuige te horen. De verdachte, lid van de PvdA-fractie, had vertrouwelijke informatie gedeeld met een journalist van een publieke omroep tijdens een gemeenteraadsvergadering op 30 mei 2023. De verdediging verzocht om de journalist, aangeduid als [persoon A], te horen, omdat deze informatie had gedeeld die mogelijk van belang was voor de zaak. De officier van justitie maakte geen bezwaar tegen het horen van de journalist.

De rechter-commissaris had eerder op 17 juni 2024 het verzoek om [persoon A] als getuige te horen toegewezen. Echter, op 19 augustus 2024 maakte de journalist bezwaar tegen de oproeping, beroepend op het journalistiek verschoningsrecht. De raadsman van [persoon A] stelde dat het horen van de journalist een inbreuk zou maken op zijn bronbescherming, wat van groot belang is voor de onafhankelijkheid van de journalistiek en het vertrouwen van toekomstige bronnen.

De rechter-commissaris overwoog dat de oproeping op zich geen rechterlijk bevel tot openbaarmaking van een bron inhield en dat het niet aan de rechter-commissaris was om vooraf te beoordelen of de journalist zich zou beroepen op zijn verschoningsrecht. De rechter-commissaris concludeerde dat het recht op bronbescherming niet alleen betrekking heeft op de identiteit van de bron, maar ook op de context en de informatie die door de bron is verstrekt. Aangezien de vragen die aan [persoon A] gesteld zouden worden betrekking hadden op brongerelateerde informatie, was het aannemelijk dat de journalist zich op zijn verschoningsrecht zou beroepen. Gezien het belang van bronbescherming en het gebrek aan zwaarwegende belangen voor waarheidsvinding, besloot de rechter-commissaris af te zien van het horen van de journalist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Kabinet rechter-commissaris
PROCES-VERBAAL VAN BEVINDINGEN
Parketnummer : 10/133105-24
Proces-verbaal van bevindingen op 7 november 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Ondergetekende, als rechter-commissaris in strafzaken onder meer belast met de
behandeling van het onderzoek in de zaken met bovenvermeld parketnummer tegen
bovenstaande verdachte, verklaart het volgende.
Op 30 mei 2023 werden tijdens een commissievergadering van de gemeente Dordrecht de leden van de gemeenteraad en de commissie vertrouwelijk geïnformeerd over de juridische verwikkelingen tussen de gemeente Dordrecht c.s. en Chemours.
Verdachte was als commissielid van de PvdA-fractie op de hoogte van die informatie en heeft (delen van) die informatie gedeeld met [persoon A] van het [naam publieke omroepvereniging] onderzoeksprogramma [naam programma] .
Verdachte wordt vervolgd voor het schenden van zijn ambtsgeheim.
De verdediging heeft op 20 april 2024 verzocht om onder meer [persoon A] als getuige te horen. Verdachte heeft informatie uit de vergadering van 30 mei 2023 gedeeld met [persoon A] . [persoon A] , aldus de verdediging, leek er eveneens van uit te gaan dat het college in het geheim door Chemours toegebrachte schade zou willen “wegschikken” met dit chemiebedrijf. Daarnaast zou [persoon A] verdachte niet op de hoogte hebben gesteld dat de door verdachte gelekte informatie gepubliceerd zou worden en in welke vorm dat zou gebeuren.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het toewijzen van [persoon A] als getuige.
De rechter-commissaris heeft op 17 juni 2024 het verzoek tot het horen van [persoon A] als getuige toegewezen.
[persoon A] is op 19 augustus 2024 opgeroepen als getuige een verklaring af te leggen in de strafzaak tegen verdachte.
Namens [persoon A] heeft zich op 19 augustus 2024 een raadsman gesteld. Deze heeft aangegeven dat [persoon A] bezwaar maakt tegen de oproeping. Hij verzoekt die oproeping in te trekken. Ter motivering van dat verzoek stelt de raadsman dat [persoon A] wordt gehoord over Chemours in zijn hoedanigheid van journalist van [naam programma] en dat hem in dat verband het journalistiek verschoningsrecht toekomt. Vanwege het belang dat toekomstige bronnen [persoon A] blijven vertrouwen als vanwege het maatschappelijk belang van bronbescherming en een onafhankelijke journalistiek zal [persoon A] , aldus de raadsman, geen informatie van en over zijn bronnen prijsgeven of zal hij anderszins fungeren als verlengstuk van justitie of van partijen in het strafrechtelijk onderzoek.
De verdediging en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Daarvan is geen gebruik gemaakt.
De rechter-commissaris overweegt als volgt.
[persoon A] stelt zich op het standpunt dat reeds de oproeping een inbreuk maakt op het aan hem toekomend journalistiek verschoningsrecht en dat, nu er geen sprake is van zwaarwegende belangen waardoor het brongeheim moet wijken, die oproeping moet worden ingetrokken. Dat recht is echter niet zodanig verstrekkend, dat reeds de enkele oproeping daaronder valt. Die oproeping houdt in casu immers geenszins een rechterlijk bevel in (expliciet noch impliciet) tot openbaarmaking van een bron of daaraan gerelateerde informatie en onvoldoende concreet is gemaakt dat de oproeping in het onderhavige geval er al toe leidt dat de journalist als verlengstuk van justitie wordt gezien teneinde de identificatie van een bron mogelijk te maken. Het is daarbij, gelet op het wettelijk stelsel dat ziet op het horen van (verschoningsgerechtigde) getuigen niet aan de rechter-commissaris om voorafgaand aan de oproeping ambtshalve te beoordelen of en zo ja de getuige zich gaat beroepen op een verschoningsrecht en in welke mate hij dat zal doen. Daarbij zij nog opgemerkt dat het recht op bronbescherming een recht betreft van de journalist en niet een verplichting aan de journalist.
[persoon A] beroept zich in de kern op artikel 218a Sv dat regelt dat een journalist/publicist die in het kader van nieuwsgaring beschikt over informatie van personen die de informatie hebben verstrekt ter openbaarmaking ervan, zich kan verschonen van beantwoording van vragen over de herkomst van die informatie.
Niet ter discussie staat dat [persoon A] journalist/publicist is en uit de processtukken kan voldoende worden afgeleid dat de gelekte informatie door [persoon A] werd verzameld met het oog op berichtgeving ten behoeve van het publiek debat, ook als publicatie nog niet direct in zicht was.
[persoon A] heeft via zijn advocaat te kennen gegeven als getuige noch informatie prijs te willen geven van en over zijn bron, noch over de context waarin die informatie is verkregen.
De rechter-commissaris overweegt dat bronbescherming niet alleen ziet op de personalia van de bron, maar zich ook uitstrekt tot de door die bron verstrekte informatie en de context waarin die informatie is verstrekt (brongerelateerde informatie). Om toekomstige bronnen niet af te stoten geldt daarnaast dat het verschoningsrecht ook ziet op de situatie, zoals in de onderhavige strafzaak het geval is, dat de bron (inmiddels) bekend is.
Nu uit het verzoek van de verdediging volgt dat de aan [persoon A] te stellen vragen zien op brongerelateerde informatie, is het meer dan aannemelijk dat [persoon A] zich in het voorgenomen getuigenverhoor op vrijwel al de te stellen vragen met recht op zijn journalistiek verschoningsrecht kan en gaat beroepen.
Daarbij overweegt de rechter-commissaris nog dat de waarheidsvinding en het verdedigingsbelang in casu niet van een zodanig zwaarwegend (maatschappelijk) belang zijn dat daardoor een inbreuk op dat recht op bronbescherming is gerechtvaardigd.
Gelet op deze stand van zaken kan een verhoor van [persoon A] naar het oordeel van de rechter-commissaris achterwege blijven en ziet de rechter-commissaris af van het horen van de getuige.
Aldus gedaan te Rotterdam op 7 november 2024.
mr. A.J.L. Woerdeman,
rechter-commissaris