Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een dwangakkoord heeft aangevraagd in het kader van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die een fulltime baan heeft met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, heeft op 17 november 2023 een verzoek ingediend om een aantal schuldeisers te dwingen in te stemmen met een schuldregeling. Deze regeling houdt in dat verzoeker 1,16% aan de preferente schuldeisers en 0,57% aan de concurrente schuldeisers zal betalen, wat resulteert in een totale vordering van € 154.246,94. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, namelijk 21 van de 24, akkoord is gegaan met de regeling, terwijl drie schuldeisers, [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3], hebben geweigerd in te stemmen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de belangen van de schuldeisers die hebben geweigerd en de belangen van verzoeker. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden en dat er voldoende waarborgen zijn dat verzoeker zijn verplichtingen zal nakomen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldeisers die hebben geweigerd, een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, maar dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek van verzoeker toe te wijzen en de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling.
Daarnaast heeft de rechtbank de ingangsdatum van de minnelijke regeling vastgesteld op 1 januari 2024 en de kosten van de procedure op nihil begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoeker niet in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.J. Tideman en is uitvoerbaar bij voorraad.