5.2.In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
6. Niet in geschil is dat eiser niet meer in staat is het eigen werk te verrichten. De datum in geding (de datum waarop de ZW-uitkering met inachtneming van een maand uitlooptermijn eindigt) is 3 november 2023. De rechtbank moet beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiser, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is vanaf die datum met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
7. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, anamnese, psychisch onderzoek door de verzekeringsarts, het gestelde in bezwaar en ter hoorzitting in bezwaar en het aansluitend aan de hoorzitting uitgevoerde medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de in het dossier aanwezige medische informatie afkomstig van eisers behandelaars. Gelet hierop is het onderzoek voldoende zorgvuldig geweest.
8. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd geeft geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. De rechtbank stelt hierbij voorop dat niet de door de betrokkene ervaren klachten doorslaggevend zijn, maar de medisch objectief vastgestelde beperkingen voor het verrichten van arbeid als gevolg van ziekte of gebrek. Wat eiser heeft aangevoerd legt – zonder af te doen aan de door hem ervaren medische klachten – tegenover het gemotiveerde en inzichtelijke medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan verdergaande beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport 28 februari 2024 inzichtelijk gemotiveerd heeft toegelicht dat er geen reden is om volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden aan te nemen omdat op eiser geen van de uitzonderingssituaties aan de orde is zoals genoemd in het Schattingsbesluit. Eiser is namelijk niet bedlegerig en niet afhankelijk van anderen bij zijn dagelijkse verzorging. Ook is hij niet langdurig opgenomen voor behandeling, is er geen sprake van persoonlijk en sociaal disfunctioneren op drie niveaus door een ernstige psychische stoornis en er is geen sprake van een situatie van wisselende mogelijkheden of binnen afzienbare termijn te verwachten verlies van mogelijkheden. Daarbij overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het revalidatietraject ook geen reden is om volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen op medische gronden. Hij betrekt daarbij dat het revalidatietraject op de datum in geding nog niet gestart was en dat het gaat om een weinig intensief traject omdat de afspraken plaatsvinden in een lage frequentie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt vervolgens vast dat de primaire verzekeringsarts rekening gehouden heeft met een scoliose en facetartrose in eisers rug door beperkingen aan te nemen die erop neerkomen dat de rug van eiser niet te zwaar belast dient te worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen gesteld met betrekking tot ‘staan tijdens het werk’ en ‘zitten tijdens het werk’. Verder ziet hij aanleiding om aan te geven dat eiser tijdens het werk de mogelijkheid moet hebben om te zitten, zodat hij niet de hele dag op zijn benen hoeft te staan. Hij merkt daarbij op dat een zittende functie waarbij overwegend wordt gezeten en waarbij eiser de mogelijkheid heeft om te vertreden voor eiser passend is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat er geen grond is voor een beperking van de duurbelastbaarheid omdat eiser niet aan de criteria voldoet zoals verwoord in de Standaard verminderde duurbelastbaarheid.
In zijn aanvullend rapport van 3 juli 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naar aanleiding van het gestelde in beroep en de overgelegde medische informatie, inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom hij daarin geen aanleiding ziet het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
In zijn aanvullend rapport van 21 oktober 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naar aanleiding van het gestelde in het aanvullend beroepschrift van 13 oktober 2024 en de overgelegde medische informatie, inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom hij daarin geen aanleiding ziet het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. De rechtbank stelt daarbij vast dat er op de datum in geding bij eiser niet was vastgesteld dat sprake is van een licht verstandelijke beperking. Verder stelt de rechtbank vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende onderbouwd heeft dat er geen medische aanleiding is om eiser als gevolg van hypoglycemische problematiek meer beperkt te achten.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Naar aanleiding van eisers ter zitting geponeerde stelling dat hij beperkt is voor ‘duwen en trekken’, stelt de rechtbank vast dat uit de FML niet blijkt dat eiser op dit item beperkt is. Ook zijn er geen medische gegevens naar voren gebracht om te twijfelen aan dit item van de FML.
Hetgeen eiser naar voren heeft gebracht over onjuistheden in een rapport van [naam] kan niet tot een andere beoordeling leiden, nu er geen grond is om te twijfelen aan de verklaring van verweerder dat [naam] was betrokken bij de re-integratie van eiser, maar niet bij de beoordeling van zijn aanspraken op een ZW-uitkering.
9. Uitgaande van de juistheid van de voor eiser vastgestelde medische mogelijkheden en beperkingen in de FML, kan in beginsel worden aangenomen dat de door de arbeidsdeskundigen geselecteerde functies geschikt zijn.
Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hij dyslectisch is, dat hij ‘beroeps begeleidende leerweg’ (bbl) opleidingen heeft gevolg en dat theorie voor hem heel lastig is. Om die reden is eiser van mening dat het door de arbeidsdeskundigen vastgestelde opleidingsniveau 3 te hoog is. Dit kan niet slagen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 15 maart 2024 voldoende onderbouwd dat eiser opleidingsniveau 3 heeft. Hij heeft daarbij overwogen dat eiser vijf jaren praktijkonderwijs doorlopen heeft en in het laatste jaar een MBO-1 (entree) diploma behaald heeft, waarna eiser twee MBO-2 opleidingen (autotechniek en dierenverzorging) met een duur van twee jaren met goed gevolg doorlopen heeft en met diploma’s heeft afgerond, zodat bij eiser VMBO-niveau, in praktijkgerichte richting, aanwezig is.
Hiervan uitgaande moet worden vastgesteld dat er onvoldoende gegevens zijn waaruit zou kunnen worden afgeleid dat eiser de in de functie Medewerker DIV (SBC-code 315133) gevraagde opleiding niet zou kunnen volgen. Het feit dat eiser speciaal onderwijs heeft gevolgd brengt in het licht van de door eiser gevolgde MBO-2 opleidingen niet met zich dat de opleiding voor hem niet haalbaar zou kunnen zijn. Dit geldt evenzeer voor het vermoeden van eisers huisarts dat sprake zou kunnen zijn van een licht verstandelijke beperking. Zou er niettemin vanuit worden gegaan dat eiser de opleiding niet kan volgen waardoor de functie komt te vervallen, dan kan eiser geschikt worden geacht voor de functie van Inpakker koekjes (SBC-code 11119). De in die functie verlangde opleiding is van korte duur, vindt onder begeleiding plaats, terwijl het een functie betreft waarvoor opleidingsniveau 1 volstaat. Er is geen reden om aan te nemen dat eiser die opleiding niet kan volgen. Bij zo’n gewijzigde functieduiding blijft eisers verdiencapaciteit (ruim) boven de 65% van zijn maatmaninkomen. Ook ten aanzien van de bij de functie van Monteur 3 (SBC-code 267041) genoemde interne opleiding kan niet worden gezegd dat deze voor eiser niet haalbaar is, nu het een korte interne praktijkgerichte opleiding is, terwijl de functie uitgaat van opleidingsniveau 2.
Wat betreft de in beroep naar voren gebrachte gronden dat de belasting in de geduide functies de fysieke belastbaarheid van eiser overschrijdt (zoals ten aanzien van tillen, duwen, trekken, reiken en boven schouderhoogte actief zijn) moet worden vastgesteld dat de stukken geen aanleiding geven voor twijfel aan de geschiktheid van de functies; uit de functiebeoordelingen kan ook niet worden afgeleid dat de in de FML vermelde mogelijkheden worden overschreden.
10. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de geselecteerde functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat eiser verdiende voordat hij ziek werd, geeft een verdiencapaciteit van meer dan 65%. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiser met ingang van 3 november 2023 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
11. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.