ECLI:NL:RBROT:2024:11223
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beklag ex. art. 552a Sv inzake beslag bankrekeningen wegens verdenking van valsheid in geschrifte, witwassen en verzekeringsfraude
Op 13 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. P.M. Iwema, een beklag had ingediend tegen het beslag op haar bankrekeningen. Dit beslag was gelegd op grond van verdenkingen van valsheid in geschrifte, witwassen en verzekeringsfraude. De rechtbank heeft het klaagschrift behandeld in een openbare raadkamer, waar zowel de klaagster als de officier van justitie, mr. W. van den Berg, aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 2 november 2023 werd beslag gelegd op de bankrekening van klaagster bij de SNS-bank, gevolgd door beslag op andere rekeningen bij de Rabobank. De officier van justitie heeft aangegeven dat klaagster mogelijk betrokken is bij strafbare feiten, waaronder het ontvangen van grote bedragen die niet in verhouding staan tot haar legale inkomsten. Klaagster heeft aangevoerd dat de saldi op haar rekeningen legaal zijn en dat het beslag niet proportioneel is, aangezien zij deze middelen nodig heeft voor haar bedrijf.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende verdenking bestaat dat de saldi op de bankrekeningen van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag niet buitenproportioneel is, gezien de hoogte van de verdenkingen en de mogelijke gevolgen voor klaagster. Daarom heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard, wat betekent dat het beslag op de bankrekeningen gehandhaafd blijft. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer, met mr. J. de Lange als voorzitter.